57
Ik buig me over de armleuning van mijn comfortabele stoel en kijk door het raampje naar de wereld beneden me. Hoewel ik al heel veel heb gevlogen, verbaas ik me nog steeds over het wonder ervan, en merk ik dat het me helpt mijn gedachten in perspectief te plaatsen.
Het is bijna donker en de vliegroute op mijn schermpje geeft aan dat we Delhi passeren. Het is een massa twinkelende lichtjes, die symbool staan voor de ontelbare mensen die daar beneden dicht op elkaar gepakt zitten. Ieder met zijn eigen verhaal, zijn eigen wandtapijt in een bepaald stadium van voltooiing. De kracht van elk van die afzonderlijke stipjes leven maakt me nederig en verbijstert me.
De laatste lichten van Delhi verdwijnen als het vliegtuig zijn weg over de uitgestrekte leegtes van de Himalaya vervolgt en de wereld beneden me wordt zwart.
Op dit moment, bedenk ik triest, ben ik zelf het vliegtuig, vrij om de wereld te doorkruisen en te landen waar ik maar wil. Ik wou alleen dat iemand mijn vliegroute voor me kon uitstippelen. Nog maar enkele weken geleden was ik er zo zeker van dat mijn leven eindelijk de juiste route volgde, maar nu is het opnieuw op gewelddadige wijze uit de koers geslagen. Ik heb momenteel het gevoel dat er alleen nog wrakstukken over zijn.
Dit keer weet ik in elk geval wel dat ik de kracht heb om ermee om te gaan. Er zal nu geen sprake zijn van zelfmedelijden om wat had kunnen zijn. Ik heb definitief afscheid genomen van de fysieke herinnering aan mijn zoon, wetend dat ik Gabriel en de pijn om zijn dood de rest van mijn leven in mijn hart zal meedragen.
En wat Xavier betreft… het voetstuk waarop ik hem altijd had staan is met geweld ingestort. Achteraf gezien weet ik dat het onherstelbaar gebarsten is toen hij terugkeerde en me zijn verhaal vertelde. De ontknoping van een paar dagen geleden bevestigde alleen maar wat ik al wist: Xavier is een zwakke, zelfzuchtige man, die om niemand – zelfs niet zijn geliefde kind – zo veel geeft als om zichzelf.
Ik walg van hem.
Ik heb geen spijt dat ik ons leven de rug heb toegekeerd en bij hem weg ben gegaan. Ik besef dat ik onmogelijk had kunnen blijven.
En nu keer ik opnieuw terug naar het verleden om te proberen mijn toekomst te vinden.
Na het avondeten doe ik mijn ogen dicht en val ik in slaap, terwijl het vliegtuig me veilig naar het oosten brengt.
Toen Julia de aankomsthal in stapte, zag ze een netjes geklede man die een bordje met haar naam erop omhooghield. Ze duwde haar trolley door de menigte heen naar hem toe.
‘Welkom in Bangkok, juffrouw Forrester. Ik breng u nu naar auto, alstublieft.’ De man nam haar trolley van haar over en ze stapte achter hem aan de adembenemend hete en vochtige lucht van de stad in.
Even later zat ze behaaglijk in een comfortabele limousine. Haar in livrei gestoken chauffeur probeerde in zijn gekunstelde Engels een gesprek te voeren, maar Julia had geen belangstelling en keek uit het raampje terwijl de auto over de moderne snelweg reed. Ze werd geïntrigeerd door de mengeling van torenflats met daartussen het glanzende gouden dak van een Thaise tempel en armoedige houten hutjes met volle waslijnen op het dak. Ze vond het vreemd dat, hoewel ze ver had gereisd en zowel in China als Japan had opgetreden, Bangkok nooit op haar lijstje had gestaan.
De auto kwam vloeiend tot stilstand voor de met bladeren omkranste ingang van het Oriental Hotel. Terwijl een portier Julia uit de auto hielp, ademde ze de karakteristieke geur van de stad in – het zoete aroma van exotische bloemen, met een ondertoon van rottende groenten – en de geur kwam haar op de een of andere manier bekend voor.
Toen ze de lobby betrad, gaf een knap Thais meisje haar een bloemenkrans van jasmijn. ‘Welkom in het Oriental Hotel, juffrouw Forrester. Ik zal u naar uw kamer brengen.’
‘Dank u,’ zei Julia, en ze bewonderde de elegante lobby met zijn verbijsterende hoeveelheid orchideeën die uit een grote pot omlaag hingen en de reusachtige lantaarns in Chinese stijl aan het hoge plafond.
In haar kamer deed ze de deur naar het balkon open en keek ze verbluft naar de majestueuze rivier, die zich aan weerszijden van het hotel uitstrekte zover het oog reikte. Hij was bezaaid met boten in allerlei vormen en maten en er kwam geen einde aan de kakofonie van lawaai.
Julia bestelde koffie via de roomservice en ging op het balkon zitten om te genieten van de sfeer. Ze had altijd van warmte gehouden en ze kon de vochtigste omstandigheden verdragen. De temperatuur hier voelde precies goed.
Ze boog naar links en zag dat het Oriental een kleine maar volmaakt gevormde oase van rust was tussen de pompeuze hotelburen. Het oudste deel van het gebouw, het deel dat haar grootvader had gekend, werd nu The Author’s Lounge genoemd, volgens het boekje dat ze door zat te bladeren. Het stond aan de rivierkant, honderd meter bij haar vandaan, aan de andere kant van de prachtige, goed onderhouden tropische tuinen en het zwembad. De mooie, koloniale façade leek klein tussen de hoge omringende gebouwen, maar Julia kon zich die als houten hutten op palen in de rivier voorstellen, zoals Harry ze had gezien.
Toen ze haar koffie op had, begon Julia te geeuwen. Ze zocht in haar handtas naar het adres dat Elsie haar had gegeven en tuurde ernaar. Ze moest eerst wat slapen, zodat ze helder was voordat ze aan het laatste deel van haar reis naar het verleden begon.
Ze sliep veel langer dan ze van plan was geweest en werd om kwart voor vijf duf wakker. Ze ging met een glas koude witte wijn op haar balkon zitten en keek toe terwijl het avond werd in Bangkok. Beneden haar hingen brandende lampjes in de bomen op het terras aan de rivier. Er zaten al veel gasten op het terras te dineren en Julia besefte dat zij ook iets moest eten. Ze nam de lift naar de lobby, glimlachte verbaasd omdat de liftbediende haar naam al kende en liep naar de ontvangstbalie.
‘Ja, mevrouw, kan ik u helpen?’ vroeg een ander knap Thais meisje haar glimlachend.
‘Ja.’ Julia gaf haar het velletje papier. ‘Ik vroeg me af of u een auto zou kunnen regelen om me naar dit adres te brengen.’
‘Natuurlijk. Het is niet ver. Wilt u nu een auto?’ vroeg het meisje.
‘Nee, morgenochtend, alstublieft. Om elf uur.’
‘Ik zal het voor u regelen, mevrouw. Kan ik u verder nog ergens mee helpen?’
‘Nee, dank u,’ zei Julia. Ze liep de lobby door en bleef even staan luisteren naar het strijkkwartet dat in een hoek Schubert speelde.
Ze werd naar een met kaarsen verlicht tafeltje aan de rand van het terras pal aan de rivier gebracht en bestelde nog een glas wijn en een groene curry. Ze keek naar de elegant geklede gasten, luisterde naar het zachte gepuf van bootjes op de rivier en voelde zich plotseling heel kalm.
Ook als ze er niet in slaagde haar grootmoeder te vinden of tot de ontdekking kwam dat ze dood was, zoals Elsie vermoedde, was Julia blij dat ze hierheen was gekomen. Dit was een bijzondere plek en in elk geval de perfecte locatie om de balans op te maken en rationeel over haar toekomst na te denken. Ze voelde zich in de watten gelegd door het vriendelijke personeel en de rustige sfeer van de plek waar haar eigen verhaal was begonnen.
Tot haar verbazing sliep Julia de hele nacht door en had ze voor één keer niet de pillen tegen de jetlag nodig die ze altijd bij zich had. Ze ontbeet met mango, papaja en rozenappel, weggespoeld met sterke koffie. Om vijf voor elf werd ze vanuit de lobby naar haar auto begeleid.
Haar chauffeur draaide zich om en glimlachte naar haar. ‘Dit is privéadres, ja?’ Hij wees naar het papiertje.
‘Ik denk het wel.’
‘Oké, mevrouw, wij gaan.’
Ze zat achter in de auto en wenste dat ze Lidia had kunnen bellen om de oude dame te waarschuwen dat haar kleindochter straks bij haar voor de deur zou staan. Zonder achternaam was dat echter niet mogelijk geweest. Elsie had de foto’s altijd gewoon aan ‘Lidia’ geadresseerd.
‘Weet je zeker dat dit een goed idee is?’ had Elsie haar gevraagd toen Julia haar vanuit Parijs belde om te zeggen dat ze naar Thailand zou gaan om haar echte grootmoeder te zoeken. ‘Nog meer van het verleden oprakelen, terwijl je naar de toekomst zou moeten kijken?’
Wellicht had Elsie gelijk, dacht Julia, of misschien moest ze terug naar haar wortels voor ze verder kon.
De auto reed door de straten van Bangkok en Julia zag dat de chauffeur verbaasd een wenkbrauw optrok toen ze haar raampje opende om de lucht en de sfeer op te snuiven. De overvolle trottoirs vol bewoners die hun huizen verlieten, de steegjes vol eettentjes die talloze klanten bedienden en de straten zelf, overvol met auto’s, oude bussen en gemotoriseerde tuktuks, vormden een kakofonie van bedrijvigheid. Een krioelende ontmoeting tussen Oost en West en toch zo echt, zo opwindend en levendig.
‘Wij bijna daar, mevrouw. Huis is aan rivier, ja?’ vroeg de chauffeur.
‘Ik heb geen idee, vrees ik. Ik ben hier nog nooit geweest.’
‘Geen zorgen, mevrouw. Wij vinden het, oké?’
Julia knikte. ‘Oké.’
Een paar minuten later verlieten ze de drukke straat en draaiden ze een mooie straat met woonhuizen in. Aan het eind van de doodlopende straat wees de chauffeur naar een poortje.
‘Dit is juiste soi en dat is huis u zoekt,’ zei hij.
‘Dank u.’ Julia wilde haar portier openen, maar de chauffeur stond al klaar en tikte tegen zijn met goud versierde witte pet toen ze uitstapte.
‘U wilt ik wacht?’ vroeg hij glimlachend.
‘Ja, alstublieft. Ik weet niet hoelang het zal duren.’
‘Geen zorgen, mevrouw, u blijf zo lang als nodig. Ik ben hier,’ antwoordde hij glimlachend.
‘Dank u.’
Julia ademde diep in en liep het pad op. Het huis was erg mooi, gebouwd in Thaise stijl, de wanden waren met hout betimmerd, er was een veranda helemaal rondom de benedenverdieping en het dak was in een V-vorm en krulde omhoog aan de randen.
Ze liep het trapje naar de veranda op. Ze zag geen bel, dus klopte ze op de voordeur, wachtte een paar minuten, klopte nog eens en toen nog eens. Net toen ze zich teleurgesteld wilde omdraaien, ging de deur open.
In de smalle kier verscheen een stel oude ogen waar een doordringende blik in lag.
‘Kan ik u helpen?’ vroeg de man met een zwaar Thais accent.
‘Ja, ik ben op zoek naar Lidia.’
De ogen bestudeerden haar even en stonden plotseling vol angst.
‘Wie bent u? Wat wilt u van haar?’ vroeg hij op beschuldigende toon.
Julia verbaasde zich over die vragen, maar wilde haar ware identiteit niet verklappen voor ze had bepaald wie de man was.
‘Ik kom uit Engeland… een vriendin van Lidia vroeg me haar een boodschap over te brengen. Is ze thuis?’ vroeg Julia.
De man schudde zijn hoofd. ‘Nee, zij weg. Dááág.’
Hij wilde de deur dichtdoen, maar Julia hield hem open.
‘Zij komt terug?’ vroeg Julia, onwillekeurig het pidginengels van de man overnemend.
De man haalde zijn schouders op. ‘Misschien.’
‘Is ze… maakt ze het goed?’ Julia had willen vragen of ze nog in leven was, maar dat leek haar niet gepast.
‘Zij maakt goed,’ zei de man, en hij knikte. ‘Nu u gaat weg, oké?’
‘Als ze terugkomt, wilt u haar dan vertellen dat een vriendin van Harry haar wil spreken? Ik logeer in het Oriental Hotel en zal daar op haar wachten.’ Julia sprak de woorden langzaam en duidelijk uit.
‘Harry.’ De man liet de naam over zijn tong rollen en knikte toen. ‘Oké, ik vertel.’
De deur werd voor haar neus dichtgegooid en Julia liep terug naar de auto.
Ze bracht de middag door bij het zwembad, zich gespannen afvragend of de oude man haar wel had begrepen en de boodschap zou doorgeven. Maar ze wist in elk geval dat Lidia nog leefde. En voorlopig kon ze nu weinig meer doen dan afwachten en de tijd benutten om over haar leven na te denken.
En haar gevoelens voor Kit onder ogen te zien.
Julia wist dat het twijfelachtig was of haar huwelijk met Xavier te redden was geweest na wat ze over het ongeluk had gehoord, maar hier in de warmte van de tropische zon dwong ze zichzelf toe te geven dat haar gevoelens voor Kit ook een rol hadden gespeeld. En Kits liefde voor haar, zijn rustige kracht en volstrekte gebrek aan onzekerheid, behoeftigheid of jaloezie, hadden haar een veel helderder kijk gegeven op Xavier – en haar relatie met hem.
Kit was zonder twijfel op een ongelukkig moment in haar leven gekomen, toen al haar emoties gedempt waren. Maar juist het feit dat ze zo veel geluk bij hem had gevonden – terwijl ze nog zo intens verdrietig was om haar zoontje en zich schaamde omdat ze zo snel na het verlies van haar echtgenoot verderging – getuigde van de kracht van wat ze hadden gedeeld.
Ze wist dat het liefde was. Liefde in haar zuiverste en eenvoudigste vorm.
De afgelopen maanden had ze ook een van de meest cruciale lessen des levens geleerd: alles was afhankelijk van timing. Als ze Kit onder andere omstandigheden, op een ander moment had ontmoet waren ze nu misschien nog samen geweest.
Er was geen weg terug. Ze had zijn vertrouwen beschaamd. Kit voelde zich waarschijnlijk een afgedankt stuk speelgoed, weggegooid zodra er een betere, mooiere versie beschikbaar kwam. Ze wist dat zij dat gevoel zou hebben gehad als de rollen omgedraaid waren geweest. Ze had zelfs niet de moed of het fatsoen gehad om persoonlijk met hem te praten.
Nee… de schade was aangericht en zij moest verder. Mannen waren niet alles, en ze moest ophouden erop te vertrouwen dat ze haar gelukkig zouden maken.
Toen ze later die avond met een glas wijn op haar balkon zat, besloot Julia dat ze Olav zou bellen en zeggen dat hij zo veel optredens voor haar moest boeken als hij kon.
Ze keek naar het prachtige beeld van twinkelende lichtjes op het water en kon het niet laten te denken dat ze dit graag met Kit zou delen. Dat ze hem kon vertellen hoe prettig ze zich in dit verre land, in deze rustige en toch stimulerende omgeving voelde… hoezeer ze zich hier thuis voelde. Zoals haar grootvader voor haar.
God, wat miste ze Kit: het was alsof slechts een helft van haar hier was. Of ze nu wel of niet vrij was om van hem te houden, het deed ondraaglijk pijn, want het was weer iets heel moois dat ze het afgelopen jaar had weten kwijt te raken.
Ze dronk die avond iets te veel wijn en stond zich toe, voor het eerst sinds ze gedwongen was geweest hem op te geven, echt om Kit te huilen.
De daaropvolgende paar dagen vulde Julia de tijd waarin ze op een reactie van Lidia wachtte met het volgen van Harry’s voetspoor, door boottochtjes over de rivier te maken om het koninklijk paleis en de smaragden boeddha te bezichtigen en van hun schoonheid te genieten. Ze dronk ’s middags thee in The Author’s Lounge en bestudeerde sepiakleurige foto’s aan de muren van het hotel zoals het geweest moest zijn toen Harry en Lidia hier hun gedoemde verhouding hadden.
Ze informeerde geregeld bij de receptioniste of er berichten voor haar waren achtergelaten, maar dat was steeds niet het geval. Ze belde Olav om hem te zeggen dat ze klaar was om alles aan te nemen wat hij te bieden had en ze zat uren bij het zwembad om erover na te denken waar ze zou willen wonen.
Ze was nu natuurlijk dakloos, tenzij je het kleine huisje in Norfolk meetelde, maar dat deed ze niet. Behalve dat het volstrekt niet aan haar behoeften voldeed was het een te pijnlijke herinnering aan Kit.
Misschien was een nieuwe start in een anonieme hoofdstad de oplossing? Een steriel appartement dat niets voor haar zou betekenen, maar in elk geval een basis zou zijn om tussen de recitals naar terug te keren.
Londen… Parijs… New York?
Triest genoeg lag de wereld opnieuw aan haar voeten.
Toen ze op het terras de avondmaaltijd nuttigde, besloot Julia de volgende dag terug te gaan naar Lidia’s huis om nog één keer te proberen met haar in contact te komen. Daarna zou ze Bangkok verlaten en haar leven opnieuw beginnen.
‘Mevrouw Forrester.’ De stem van de chef van het terras verraste haar.
‘Ja?’
‘Ik heb hier iemand die u graag zou willen spreken.’
Er verscheen een kleine gestalte. Ze was elegant gekleed in Thaise zijde en haar pikzwarte haren waren opgestoken in een wrong met aan de ene kant twee orchideeën er ingestoken.
Toen ze dichterbij kwam, had Julia het gevoel dat ze haar herkende, al duurde het even voor ze zich realiseerde dat het kwam doordat ze haar eigen gelaatstrekken bij de vrouw terugzag. Ze wist dat de vrouw ongeveer tachtig moest zijn, maar ze had nauwelijks rimpels in haar honingkleurige huid. Ze had reusachtige, amandelvormige, amberkleurige ogen en Julia kon zich gemakkelijk voorstellen hoe hartverscheurend mooi ze op haar zeventiende geweest moest zijn.
De vrouw drukte haar kleine handen tegen elkaar in de traditionele Thaise begroeting en boog haar hoofd. Toen keek ze glimlachend op.
‘Ik ben Lidia.’
‘Dank u dat u naar me toe bent gekomen.’ Julia kon niets beters bedenken; ze keek als aan de grond genageld naar de vrouw die zo veel op haar leek. ‘Gaat u alstublieft zitten,’ voegde ze eraan toe, naar de lege stoel tegenover haar wijzend.
Lidia deed dat en keek Julia toen vol verwachting aan. ‘U moet mij vertellen waarom u naar mijn huis kwam en mijn huisknecht de stuipen op het lijf joeg.’
Julia glimlachte inwendig om die beschrijving van de oude man die haar bij Lidia’s deur had begroet. ‘Neem me niet kwalijk. Het was niet mijn bedoeling hem bang te maken.’
Lidia’s ogen twinkelden. ‘Hij zei dat hij dacht dat hij een geest had gezien.’
Julia trok een wenkbrauw op. ‘Echt waar? Waarom?’
‘Hij dacht dat ik op straat was doodgegaan en als jong meisje bij hem kwam spoken. Ik begrijp nu waarom. U lijkt heel erg op mij. Ik denk dat hij in de war was – hoe kunt u een vriendin van Harry zijn, maar eruitzien zoals ik toen ik jong was?’ zei ze. ‘Ik wist niet of ik een jonge of een oude dame moest verwachten.’
‘Ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Lidia, weet u wie ik ben?’ Julia voelde plotseling een vreemde golf van emotie toen ze de vraag stelde.
Lidia keek haar aan. ‘Je bent te jong om mijn dochter Jasmine te zijn. Dus ik denk dat je misschien… mijn kleindochter bent?’
‘Ja,’ bevestigde Julia met tranen in haar ogen. ‘Jasmine was mijn moeder.’
Het duurde een paar seconden voor Lidia weer kalm was en begon te praten. ‘Het spijt me dat het zo lang duurde voor ik hierheen kwam, maar je zult wel begrijpen dat ik geschokt was toen ik Harry’s naam hoorde. Er is al die jaren geen dag geweest dat ik niet aan hem heb gedacht. Leeft hij nog?’ vroeg ze met hoop en angst in haar ogen.
‘Nee, Lidia, hij is vele jaren geleden gestorven. Het spijt me.’
Lidia knikte en drukte haar handen tegen haar hart. ‘Ik wist het hier,’ zei ze, ‘maar toch bleef ik hopen. Hoe is hij gestorven?’
Julia schudde haar hoofd. ‘Ik weet het niet. Het gebeurde voor ik geboren werd. Maar Elsie, mijn grootmoeder – of beter gezegd, de vrouw van wie ik tot een paar maanden geleden dacht dat ze mijn grootmoeder was – zei dat hij aan een gebroken hart is overleden.’
Lidia stak haar hand in haar mandje, haalde er een zakdoek uit en snoot haar neus. ‘Je moet me vergeven, een oude dame hoort niet te huilen in het openbaar. Al die jaren heb ik niets gehoord…’
‘Maar Elsie stuurde u toch foto’s van mijn moeder, nietwaar? Om u te laten zien dat ze gelukkig was en goed werd verzorgd in Engeland?’
Lidia knikte. ‘Ja, dat was heel vriendelijk van haar. Maar, Julia,’ – Lidia keek haar verbaasd aan – ‘de foto’s werden gestuurd door Jasmines kindermeisje, Elsie. Waarom noem je Elsie je grootmoeder?’
Julia realiseerde zich tot haar afgrijzen dat Lidia nooit had geweten dat haar dochter niet op Wharton Park was grootgebracht door Lord Harry Crawford, maar in het huisje van de tuinman en zijn vrouw.
‘Lidia, het is een lang verhaal,’ zei Julia, ‘en een verhaal dat ik zelf nog maar pas heb gehoord.’
‘Ik begrijp dat het tijd zal kosten om het uit te leggen,’ suste Lidia haar. ‘Vertel me nu over je moeder. Is ze net zo knap als jij? Is ze hier?’ vroeg ze, haar ogen zo vol verwachting dat Julia haar tranen niet langer kon bedwingen.
‘Nee…’ Julia schudde haar hoofd, en realiseerde zich dat haar reis naar het verleden veel complexer en pijnlijker zou worden dan ze zichzelf had willen bekennen. ‘O, hemeltje. Het spijt me zo, mijn moeder is twintig jaar geleden gestorven, toen ik elf was,’ zei ze, en ze pakte instinctief Lidia’s kleine hand.
Lidia hield Julia’s hand stevig vast. Haar kleine lijf schokte van verdriet. Ze fluisterde iets in het Thais, zuchtte toen diep en herstelde zich.
‘Ik denk,’ fluisterde ze, ‘dat dit niet het moment is om de vele dingen te horen die je me te vertellen hebt. We moeten er onder vier ogen over praten, want ik wil niet dat anderen getuige zijn van mijn pijn.’
‘Ja,’ stemde Julia met haar in. ‘Het spijt me zo verschrikkelijk dat ik u slecht nieuws moest brengen. Misschien had ik beter niet kunnen komen.’
‘O nee, Julia, dat mag je niet denken, en je moet je ook niet schuldig voelen omdat je me vertelt wat het lot ons beiden heeft aangedaan. Ik heb een dochter verloren, jij hebt een moeder verloren. Zo is het leven en de dood.’ Lidia glimlachte naar haar. ‘En je moet onthouden, Julia, dat de brenger van slecht nieuws ook het goede nieuws brengt. Want jíj bent hier. En jij maakt deel uit van mij, zoals ik van jou. En we zitten hier samen, eindelijk herenigd, op dezelfde plaats waar ik je grootvader heb ontmoet en verliefd op hem werd. Daar schuilt schoonheid in, vind je niet?’
‘Ja, dat klopt,’ zei Julia zacht.
De chef van het terras kwam terug met een drankje voor Lidia.
‘Kop khun ka, Thanadol. Mag ik je voorstellen aan mijn kleindochter Julia? Ze is de halve wereld over gevlogen om mij te zoeken.’
Thanadols wenkbrauwen bewogen nauwelijks. ‘Het is een genoegen dat te weten,’ zei hij glimlachend. ‘Het verbaast me nauwelijks: u lijkt erg op elkaar. Roept u mij alstublieft als u verder nog iets nodig hebt.’
Toen hij weg was vroeg Julia: ‘Waar kent u hem van?’
‘O, ik heb hier jaren geleden samen met Thanadols vader gewerkt,’ legde Lidia uit. ‘Veel van de personeelsleden hebben familieleden die hier ooit hebben gewerkt. Dit hotel is bijna familie voor mij en de mensen hier waren er voor me toen ik ze nodig had.’
‘Hoelang hebt u hier gewerkt?’ vroeg Julia.
‘Tien jaar, tot ik mijn man ontmoette,’ antwoordde Lidia.
‘Bent u getrouwd?’ Om de een of andere reden was Julia verbaasd.
‘Ja, en ook hem heb ik hier in het hotel ontmoet. We zijn veertig jaar samen geweest. Ik was bij hem toen hij twaalf jaar geleden zijn laatste adem uitblies.’
‘Ik ben blij dat u opnieuw het geluk hebt gevonden, Lidia,’ antwoordde Julia.
‘Julia, het was geen liefde. Die was alleen voor Harry. Maar ik heb een goed leven met hem gehad. Mijn echtgenoot was een heel succesvol man met een groot bedrijf, dat ik hem heb helpen opbouwen. En ik hield van hem omdat hij van mij hield.’
‘Hebt u kinderen?’
‘Nee.’ Lidia schudde triest haar hoofd. ‘Ik ben bijna gestorven na de geboorte van je moeder. Daarna, geen baby’s meer.’
‘Het spijt me,’ zei Julia.
‘Misschien,’ mijmerde Lidia, ‘als ik niet zo ziek was geweest toen Khun Bill me kwam zoeken, had ik mijn Jasmine wel hier bij me gehouden. Maar,’ verzuchtte ze, ‘als je eenmaal een beslissing hebt genomen en er geen weg terug is, biedt alleen aanvaarding enige troost. Ik heb vele jaren geleden geleerd dat je het lot… of andere mensen, niet kunt veranderen.’
‘Nee,’ beaamde Julia met veel gevoel, ‘ik begrijp het volkomen.’
Lidia keek over de rivier uit, even in haar eigen gedachten verzonken.
‘Nu, beste Julia,’ zei ze ten slotte, ‘ik ben vanavond moe en ik geloof dat ik naar huis moet gaan. Hoelang blijf je in Bangkok?’
‘Ik was van plan binnenkort te vertrekken, maar ik kan langer blijven nu u hier bent.’
‘Kom dan alsjeblieft morgen bij mij lunchen. Nog één vraag: heb ik nog meer kleinkinderen?’
Het lag op het puntje van Julia’s tong om te zeggen dat ze inderdaad nog een kleindochter had, maar zoals zoveel in Julia’s leven was ook dat niet meer waar.
‘Alleen ik,’ antwoordde ze eenvoudig.
‘En dat is genoeg,’ antwoordde Lidia hartelijk, ‘een waar godsgeschenk. Vertel me, mijn kleindochter, ben je zelf ook moeder, of werk je?’
Julia negeerde het eerste deel van de vraag en beantwoordde alleen het tweede: ‘Ik ben pianiste.’
Lidia’s ogen vulden zich meteen met tranen en toen glimlachte ze. ‘O, Julia! Weet je dat ik je grootvader voor het eerst zag toen hij piano zat te spelen, daarbinnen in de oude Bamboo Bar?’ Lidia wees naar The Author’s Lounge. ‘En ik geloof dat ik toen verliefd op hem werd. Hij kwam tot leven wanneer hij zat te spelen. Het is een bijzondere gave die je hebt geërfd. En nu,’ zei ze terwijl ze opstond, ‘moet ik naar huis.’
Julia stond ook op van haar stoel, niet zeker op welke manier ze afscheid moest nemen. Lidia maakte het haar gemakkelijk door haar hand vast te pakken en haar op beide wangen te kussen.
‘Dankjewel dat je me bent komen zoeken,’ mompelde ze. ‘Tot ziens, mijn kleindochter. We praten morgen verder.’
Toen Lidia weg was bleef Julia nog een poosje naar de rivier zitten kijken. Wat later stond ze op en keek ze naar de hemel, en hoopte van ganser harte dat Harry daar ergens was en met vreugde had gekeken naar wat hier zojuist had plaatsgevonden.