6
Julia merkte dat haar gezicht nat was van de tranen. Ze wist dat er nog vele zouden volgen wanneer ze zichzelf bleef dwingen de herinneringen toe te laten.
‘Xavier.’ Ze sprak zijn naam voor het eerst hardop uit. ‘Xavier, Xavier…’ Ze herhaalde het woord telkens weer, wetend dat als ze haar huishoudster en impresario sprak, die het woord ook zouden gebruiken, en ze wilde zeker weten dat ze haar emoties kon beheersen als dat gebeurde.
Ze ging naar boven, nam een douche en kleedde zich aan, ging toen weer op de rand van het bad zitten en vermande zich om de nummers in te toetsen waarmee ze haar leven weer zou oppakken.
Agnes, haar huishoudster, nam haar mobiel niet op en Julia was blij met het uitstel van executie. Ze sprak een bericht in en vroeg Agnes haar terug te bellen.
Vervolgens haar impresario Olav. Ze controleerde de tijd op haar mobiel – het was halfelf. Olav kon overal zijn; hij had kantoren in New York, Londen en Parijs. Terwijl ze zijn nummer intoetste, hoopte ze dat ze ook de voicemail zou krijgen, maar het kwam zelden voor dat hij niet opnam als zij belde, zelfs al was het voor hem midden in de nacht.
De telefoon ging over en ze wachtte met ingehouden adem. Hij nam na drie keer op.
‘Julia, schat! Wat geweldig om van je te horen. Eindelijk,’ voegde hij er wat vinnig aan toe.
‘Waar zit je?’ vroeg ze.
‘In New York,’ antwoordde hij. ‘Een cliënt van me speelde vanavond met het New York Symphony Orchestra in Carnegie Hall. Jezus, wat ongeïnspireerd. Maar goed, schat, laten we het over jou hebben. Ik heb hier wel honderd onbeantwoorde e-mails op mijn bureau; verzoeken om je aanwezigheid uit de gebruikelijke hoeken in Milaan, Parijs, Londen et al. Ik heb ze gezegd dat je een sabbatical houdt, maar, Julia, schat, ze zullen het niet blijven vragen.’
‘Ik weet het, Olav,’ antwoordde ze verontschuldigend.
‘Die kerels werken anderhalf tot twee jaar vooruit. Als we niet snel een boeking accepteren kan het wel eens drie jaar duren voor je weer op het podium zit. Enig idee wanneer je zover bent dat je “ja” kunt zeggen?’
Hoewel Julia blij was dat Olav het niet over de medelevende boeg had gegooid, maar meteen over zijn grote liefde – zaken – was begonnen, had ze toch geen idee hoe ze moest reageren.
‘Nee. Eerlijk gezegd heb ik daar nog niet echt over nagedacht.’
‘Heb je daar e-mail, schat? Dan kan ik de verzoeken aan je doorsturen, kun jij ze bekijken en beoordelen of er iets bij zit dat je aanspreekt.’
‘Nee, dat heb ik niet. Mijn laptop staat nog in mijn huis in Frankrijk.’
Het bleef even stil. ‘Zit je nog in Norfolk?’ vroeg hij.
‘Ja.’
‘Nou, schat, dan heb ik een beter idee. Ik ben volgende week in Londen. We kunnen bij Claridges afspreken voor de lunch, dan geef ik je de map zelf.’
Julia hoorde dat er aan de andere kant van de lijn bladzijden werden omgeslagen. Uiteindelijk vroeg hij: ‘Komt donderdag je uit? Dan kan ik je ook de stapel cheques overhandigen die hier de afgelopen zeven maanden zijn binnengekomen. Zoals ik heb ingesproken is het een aanzienlijk bedrag. Ik heb ze niet zoals gewoonlijk aan je overgemaakt, omdat ik niet wist wat je met jullie oude gezamenlijke rekening van plan was.’
‘Nee.’ Julia slikte. ‘Donderdag is prima.’
‘Geweldig! Het zal fijn zijn je weer te zien, schat. Nou, aangezien het hier halfvijf in de ochtend is en ik morgen naar Tokio vlieg, kan ik maar beter nog wat slapen. Tot dan, schat. Ik kan nauwelijks wachten.’
Hij verbrak de verbinding.
Julia zuchtte van opluchting omdat het eerste contact was gelegd. Ze wist dat ze de afspraak altijd nog kon afzeggen, maar haar pas ontloken en nog kwetsbare flintertje optimisme had haar niet toegestaan hem meteen botweg af te wijzen. Bovendien moest ze praktisch zijn. Ze leefde nu van het geld dat op haar Engelse rekening stond, van de huurinkomsten van haar huisje die ze daar de afgelopen acht jaar op had gestort. De laatste keer dat ze had gekeken, meer dan een maand geleden, stond er nog maar een paar honderd pond op. Ze had het niet kunnen opbrengen de bank in Frankrijk te bellen waar Xavier en zij een rekening hadden gehad en waar het merendeel van haar inkomsten op werd gestort. Ze zou formulieren moeten invullen om de rekening alleen op haar naam te zetten. En tot dusver had ze nog niet kunnen accepteren dat Xavier er niet meer was.
Ze wist dat ze terug moest naar Frankrijk om orde op zaken te stellen, maar een telefoontje was nog heel wat anders dan een fysieke confrontatie met de feiten.
Omdat ze niet wilde dat de vorderingen die ze die ochtend had geboekt door die gedachten werden overschaduwd – ze zou het stap voor stap doen – besloot Julia te gaan wandelen. Ze trok net haar jas aan toen er op de deur werd geklopt.
‘Hallo, lieverd, ik ben het, je vader,’ klonk een stem door het hout heen.
Verrast deed Julia open.
‘Sorry als ik je overval,’ zei George terwijl hij naar binnen stapte. ‘Alicia zei dat je meestal hier was. Ik kan een andere keer terugkomen als het nu niet uitkomt.’
Julia bedacht hoezeer haar vader uit de toon viel in de kleine kamer; als Gulliver in het land van de Lilliputters. ‘Nee, het is prima,’ zei ze, en ze trok haar jas uit terwijl hij ging zitten. ‘Wil je koffie?’
‘Nee, dank je, ik heb net op. Ik ben naar de moerassen van Salthouse geweest om een stekje te nemen van een bijzondere plant die een van mijn onderzoeksstudenten daar heeft gevonden. Dus ik bedacht dat ik op de terugweg wel even bij je langs kon gaan.’ George keek haar aan. ‘Ik zal niet vragen hoe het met je gaat, want ik weet uit ervaring hoe irritant dat is. Maar ik wil wel zeggen dat ik vind dat je er beter uitziet dan ik je in lange tijd heb meegemaakt. Niet meer zo afgetobd. Alicia zegt steeds dat ze bang is dat je niet eet. Eet je wel?’
Julia grinnikte. ‘Pap, je mag mijn koelkast controleren als je wilt. Ik ben gisteren nog boodschappen wezen doen.’
‘Uitstekend. Weet je, ik… ik begrijp het echt. Ik heb het zelf meegemaakt, al hoefde ik in elk geval niet ook nog eens de pijn te ervaren van het verlies van een van mijn kinderen. En Gabriel was zo’n schatje. Het moet ondraaglijk voor je zijn, lieverd.’
‘Dat was het inderdaad, ja.’ Julia’s stem stokte in haar keel.
‘Het enige wat ik kan zeggen zonder bevoogdend te klinken is dat het echt beter wordt, maar dat het tijd kost – niet om “eroverheen te komen”, want dat gebeurt natuurlijk nooit, maar om je…’ George zocht naar het juiste woord, ‘eraan aan te passen.’
Julia keek hem zwijgend aan. Ze wist dat hij nog meer te zeggen had.
‘En op een gegeven moment heb je het ergste achter de rug,’ vervolgde hij, ‘als je op een ochtend wakker wordt en het duister niet meer zo duister is als het was, als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Ja,’ zei Julia. ‘Ik geloof dat er… zoiets is gebeurd, gisteren en vandaag… of in elk geval vanochtend…’ Ze spande zich in om onder woorden te brengen wat ze voelde. ‘Je hebt gelijk. Het ‘duister’ is niet meer zo duister als eerst.’
Ze bleven een poosje zwijgend en in wederzijds begrip zitten. Ten slotte zei Julia: ‘Kwam je eigenlijk voor iets bijzonders?’
‘Ja, eigenlijk wel,’ antwoordde George. ‘Wat zeg je ervan als we even uit dit godverlaten huisje weggaan en naar de White Horse wandelen voor een glas wijn en een moot verse vis?’
Julia onderdrukte haar impuls tot een negatieve reactie. ‘Dat lijkt me een goed idee, pap.’
Tien minuten later zaten ze aan een gezellig tafeltje bij het vuur. George bestelde twee borden vis met frietjes en bracht zelf de glazen wijn mee van de bar.
‘Geweldige pub is dit,’ merkte hij op, ‘echt een stamkroeg, vooral in de winter, als het niet vol zit met toeristen.’ Hij stak in een impuls zijn hand over de tafel heen en gaf een kneepje in haar arm. ‘Julia, ik ben heel trots op je. Ik weet dat je het zult redden. Ga zo door, lieverd. Besef dat je goede en slechte dagen zult hebben, maar ga gewoon door.’
‘Ik zal het proberen, pap, echt waar,’ antwoordde ze met een brok in haar keel.
‘Maar goed.’ George schraapte zijn keel. ‘Waar ik met je over wilde praten waren de orchideeënschilderijtjes die je me hebt gegeven. Ik heb ze vergeleken met een stel van je moeders aquarellen en er is volstrekt geen twijfel dat ze door haar zijn gemaakt. Waarschijnlijk toen ze een stuk jonger was.’
‘Ik ben heel blij dat ik ze heb gevonden, pap,’ zei Julia. ‘Het was kennelijk zo voorbestemd.’
‘Ja, maar er is nog iets interessants aan die schilderijtjes, of althans een ervan.’ George nam een slok wijn. ‘Ik weet dat je moeder als kind uren met je grootvader in de kassen zat, net als jij later. Om de tijd te verdrijven ging ze de bloemen zitten schilderen. Nu heb ik drie van de orchideeën geïdentificeerd. Die worden in Engeland gecultiveerd en zouden door je grootvader kunnen zijn gekweekt; alle drie zijn ze van het geslacht Cattleya. William Cattley, een man die je de ‘vader’ van de Britse orchideeën zou kunnen noemen, was de eerste tuinbouwer die er begin negentiende eeuw in slaagde epifytische orchideeën te kweken. De meeste orchideeën die we hier zien stammen daarvan af. Maar de vierde orchidee die je moeder heeft geschilderd, dat is een heel ander verhaal.’
‘Is dat zo?’ vroeg Julia toen hun lunch werd gebracht.
‘Ja. Als haar schilderwerk accuraat is – en nadat ik vijftien jaar met haar heb samengewerkt moet ik dat wel aannemen – dan is de orchidee een Dendrobium nigum’ George sneed door het dikke beslag om de vis op zijn bord heen. ‘Dus ofwel heeft je moeder de afbeelding gekopieerd uit een boek, wat natuurlijk een mogelijkheid en het meest voor de hand liggende scenario is… of,’ voegde hij er tussen twee happen aan toe, ‘de plant stond destijds in haar vaders kas.’
Julia begon ook te eten. ‘En als hij in de kas stond…?’
‘Nou, laat ik het zo stellen, het laatste exemplaar van de Dendrobium nigum dat op een veiling werd verkocht, bracht bijna vijftigduizend pond op. Ze heeft een prachtige bloeiwijze. Er zijn er maar een paar van gevonden in de heuvels van Chiang Mai in Thailand. Het is de beste benadering van een zwarte orchidee, ook al is de kleur in werkelijkheid donker magenta. Botanisten zijn er nooit in geslaagd de plant buiten haar natuurlijke habitat te reproduceren, en dat maakt haar erg waardevol. Het zou me verbazen als deze plant in de jaren vijftig een weg had gevonden naar de kassen van Wharton Park.’
‘Liet grootvader Bill mam niet al zijn aantekeningen uittypen en zijn die niet naar jou gegaan toen hij stierf?’ vroeg Julia. ‘Misschien staat daar iets in?’
‘Dat dacht ik ook,’ beaamde George. ‘Ik ben sinds zondag bijna voortdurend bezig geweest ze door te kijken, maar voor zover ik het kan zien wordt de orchidee niet genoemd.’ Hij legde zijn mes en vork naast elkaar op zijn lege bord. ‘Je grootvader had meer dan tweehonderd soorten orchideeën in zijn kassen. Ik heb nog niets over deze gevonden, maar ik blijf zoeken.’
‘Even een ander onderwerp,’ zei Julia, ‘heeft Alicia het over het dagboek gehad dat Kit Crawford onder de vloerplanken in hun oude huisje heeft gevonden?’
‘Ja, eventjes. Het gaat kennelijk over de krijgsgevangenschap in Changi. Als je me wilt vragen of Bill in de oorlog in de Changi-gevangenis heeft gezeten, moet ik je zeggen dat ik geen idee heb,’ zei George. ‘De enige persoon die het zou kunnen weten is Elsie, je grootmoeder. Ik heb een kerstkaart van haar gehad en ze is nog behoorlijk kwiek op haar zevenentachtigste. Waarom ga je niet bij haar langs?’
‘Dat ga ik ook doen, pap,’ zei Julia. ‘Alicia heeft me haar nummer gegeven en ik ben van plan haar te bellen.’
‘Mooi. Is er verder nog nieuws? Afgezien van de vraag of je echt nog veel langer in dat deprimerende huisje wilt blijven.’
‘Ik weet het,’ zei Julia. ‘Maar eigenlijk realiseer ik me pas sinds een paar dagen echt hoe vreselijk het is.’
‘En er is geen plaats voor een piano…’ voegde George er zacht aan toe.
‘Ik wil geen piano,’ zei Julia fel, ‘maar als ik er nog een poosje blijf, kan ik Agnes wel vragen wat van mijn spullen uit Frankrijk hierheen te verschepen.’
‘Zo mag ik het horen, lieverd. Nou,’ zei George, en hij sloeg met zijn hand op de tafel, ‘ik moet ervandoor. Ik moet nog een stapel e-mails beantwoorden en voor morgenochtend nog een lezing schrijven.’
Julia wachtte op hem bij de deur van het restaurant terwijl hij betaalde en daarna liepen ze samen terug naar haar huisje.
‘Lieverd, dit was een onverwacht genoegen.’ George nam Julia in zijn armen en omhelsde haar. ‘Hou je taai, en hou alsjeblieft contact.’
‘Dat zal ik doen, ik beloof het.’
Haar vader knikte en liep toen naar zijn auto.