8

De volgende dag voorspelden de weerberichten sneeuw. Julia besloot de waarschuwingen te negeren; ze wilde een dag uit het huisje weg. Direct na de lunch vertrok ze naar Southwold en de bungalow van haar grootmoeder.

Ze zette de radio aan om de stilte te doorbreken en herkende onmiddellijk de meeslepende klanken van het middenstuk uit Rachmaninovs Concerto Nr. 2. Julia zette de radio meteen weer uit. Sommige dingen waren, zelfs na haar openbaring van de afgelopen dagen, nog steeds onverdraaglijk. Annies onschuldige vriendelijkheid had haar volkomen verscheurd. Ze had na thuiskomst twee uur lang gehuild. En juist die reactie was de reden dat ze zich zo lang verscholen had; alleen zijn was nog altijd beter dan een wereld onder ogen moeten zien vol beelden, geuren en mensen die – hoe goedbedoeld ook – onvermijdelijk iets zouden zeggen of doen wat haar aan haar tragedie zou herinneren.

Tot dusver had ze geweten dat ze dat niet aankon – dat opmerkingen zoals die van gisteren haar kapot zouden maken. Maar de pijn trotseren was de volgende stap op de weg naar herstel. Haar emoties zouden mettertijd tot bedaren komen en ze zou langzaamaan leren om te gaan met de hoorbare en zichtbare buitenwereld en de herinneringen die deze met zich meebracht. Zoals alles was ook dat een proces. En ze kon niet verwachten dat ze van de ene op de andere dag hersteld zou zijn.

Toen Julia de buitenwijken van Southwold naderde, hield ze zichzelf voor dat alleen al het feit dat ze hier was, bijna honderd kilometer van de veiligheid van haar huisje vandaan, getuigde van de grote verbetering van de afgelopen dagen. En Julia wist dat het bezoek aan haar grootmoeder haar geen pijn zou doen. In plaats daarvan zou ze verder in haar leven worden teruggevoerd, voorbij de afgelopen paar jaar, naar een tijd waaraan ze alleen maar troostrijke herinneringen had. Dat was ‘veilig’ gebied en ze keek er oprecht naar uit Elsie weer te zien.

Julia raadpleegde de routebeschrijving die ze had neergekrabbeld. Ze volgde die en kwam terecht in een met bomen omzoomde doodlopende straat en vervolgens op de oprit van een onberispelijke bungalow.

Ze pakte haar tas, met daarin het dagboek uit Changi, en liep naar de voordeur om aan te bellen. De bel liet een blikkerig elektronisch deuntje horen en binnen enkele seconden stond haar grootmoeder met gespreide armen aan de deur om haar te verwelkomen.

‘Julia!’

Ze werd tegen haar grootmoeders goedgevulde borst aan getrokken, die naar Bluegrass-parfum en talkpoeder rook.

‘Laat me eens naar je kijken.’ Elsie pakte Julia bij de schouders en deed een stap naar achteren en klapte in haar handen van blijdschap. ‘Hemeltje! Je bent een schoonheid geworden,’ riep ze uit. ‘Je lijkt heel erg op je moeder toen ze zo oud was als jij nu. Kom binnen, lieve schat, kom binnen.’

Julia volgde Elsie naar binnen. De bungalow was klein, maar heel netjes, fris en licht. Elsie ging haar voor naar een kleine zitkamer waar een roze driedelig bankstel dicht rondom een gashaard stond.

‘Geef me je jas maar en ga bij het vuur zitten om jezelf te warmen, dan zet ik intussen iets te drinken. Koffie of thee?’

‘Een kop thee zou heerlijk zijn, oma,’ antwoordde Julia.

‘Komt eraan, en ik heb ook wat van de scones gebakken die je altijd zo lekker vond.’ Elsie keek haar aan. ‘Je ziet eruit alsof je wel wat van oma’s kookkunst kunt gebruiken.’

Julia glimlachte. ‘U hebt gelijk. Dat is inderdaad zo.’

Elsie liep naar de keuken en zette de waterkoker aan. Julia leunde achterover in haar stoel en gaf zich tevreden over aan de vertrouwde cocon van veiligheid die haar grootmoeder haar altijd had geboden. ‘Zo,’ zei Elsie toen ze terugkwam met een vol dienblad en dat op de kleine salontafel zette, ‘hoe gaat het met mijn beroemde kleindochter?’

‘Het gaat wel, oma. En ik vind het echt fijn u weer te zien. Het spijt me dat ik niet eerder ben langsgekomen. Ik heb de laatste tijd veel thuisgezeten.’

‘Je hebt veel doorgemaakt, liefje, en ik wist dat je zou komen als je daaraan toe was.’ Elsie raakte vol medeleven en begrip haar hand aan. ‘Zo, ik doe extra veel suiker in je thee. Je lijkt je grootvader wel toen die terugkwam uit de oorlog; hij was zo mager als een skelet. Kijk eens aan…’ Ze gaf Julia een kop thee en begon daarna een aantal scones te besmeren met een dikke laag boter en jam. ‘Het is mijn zelfgemaakte kriekpruimenjam. Weet je nog dat je die zo lekker vond? Ik ben erin geslaagd een kriekpruim op te kweken in het kleine stukje frisse lucht dat ze hier een tuin noemen.’ Elsie wees door het raam naar het kleine gazon. ‘En hij doet het prima, heus waar.’

Julia keek naar Elsies twinkelende ogen. Wat ze zich ook van de veroudering van haar grootmoeder had voorgesteld, daar was niets van te zien. Misschien was bij iemand die in de ogen van jongeren altijd al ‘oud’ was geweest het verouderingsproces minder duidelijk. Julia nam een hapje van de scone en genoot van de vertrouwde smaak.

Elsie keek haar goedkeurend aan. ‘Ik ben het nog niet verleerd, is het wel? Ik wed dat het de beste scones zijn die je ooit hebt gegeten, beter dan al dat chique Franse eten.’

Julia grinnikte. ‘Nee, oma, u bent het nog niet verleerd.’ Ze zag Elsie fronsend naar haar kruin kijken.

‘Ik kan zien dat je niet goed hebt gegeten, jongedame. Je haar heeft al zijn glans verloren.

Elsie stak haar hand naar Julia uit en pakte een lok van haar haren tussen haar vingers. ‘Kurkdroog. Je hebt een goede knipbeurt en een pot conditioner nodig. En wat fatsoenlijks te eten in je lijf.’ Ze klakte met haar tong. ‘Ik zeg het tegen al mijn dames; wat je in je mond stopt, komt op je hoofd terecht.’

Julia keek Elsie verrast aan. ‘Uw “dames”? Bent u tegenwoordig kapster?’

‘Jazeker,’ bevestigde ze glunderend. ‘Alleen op donderdagochtend in het bejaardentehuis, hoor, en die oudjes hebben niet veel haar meer,’ zei Elsie grinnikend, ‘maar ik vind het heerlijk, echt waar. Ik heb eindelijk de carrière waarvan ik altijd heb gedroomd!’

‘Hebt u al die pruiken nog?’ vroeg Julia.

‘Nee, die heb ik niet meer nodig nu ik echte mensen mag kappen.’ Elsie keek haar aan. ‘Je vond het misschien maar raar zoals ik uren met die pruiken bezig was, maar voor mij was het beter dan niets. Ik heb dat altijd al willen doen,’ zei ze zuchtend, ‘en ik was er goed in ook. Mevrouw liet mij haar haren altijd opsteken, en ik mocht ook die van sommigen van haar gasten doen. Ach ja, wat kan het toch vreemd lopen in het leven, nietwaar?’

‘Inderdaad, oma. En maakt u het zelf goed?’

‘Zoals je kunt zien,’ zei Elsie met een blik op haar aanzienlijke taille, ‘geniet ik nog steeds van mijn eigen kookkunst. Het is wel wat lastiger, omdat ik nu alleen nog voor mezelf hoef te koken. Je oudtante is begin vorig jaar gestorven, dus nu loop ik hier in mijn eentje rond.’

‘Het speet me dat te horen, oma.’ Julia had haar scone op en pakte er nog een van het bord.

‘Ze heeft in elk geval niet geleden. Ze ging op een avond naar bed en werd gewoon niet meer wakker. Zo wil ik ook wel gaan als het mijn tijd is.’ Elsie praatte zoals veel oude mensen onbezorgd over de dood. ‘Omdat ze zelf geen kinderen had, heeft ze mij de bungalow nagelaten. Die moderne gebouwen zijn veel beter dan de donkere, vochtige huisjes waar ik in heb gewoond. Altijd warm, met warm water voor een bad wanneer ik maar wil en een toilet dat elke keer doorspoelt.’

‘Het ziet er erg gezellig uit,’ zei Julia. ‘Bent u niet eenzaam?’

‘Lieve hemel, nee! Ik heb het razend druk. Ik heb mijn kapperswerk en er gaat geen dag voorbij zonder dat ik naar een van mijn sociale clubs ga of mijn vriendinnen bezoek. We woonden op Wharton zo geïsoleerd, Julia, met alleen de andere arbeiders van het landgoed om vriendschap mee te sluiten. Hier heb ik een hele stad vol ouderen!’

‘Ik ben blij dat u zo gelukkig bent, oma,’ zei Julia. ‘U mist het leven op Wharton Park kennelijk niet.’

Elsies gezicht versomberde. ‘Dat is niet waar, liefje, want ik mis je grootvader verschrikkelijk. Je moet bedenken dat ik op mijn veertiende in het grote huis ben gaan werken; om vijf uur op, om middernacht naar bed als ik geluk had en ze geen etentje gaven of logees hadden. Ik heb meer dan vijftig jaar op die manier gewerkt.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, Julia, ik was blij dat ik met pensioen mocht, heel zeker. Maar genoeg over mij nu je weet dat ik het goed maak en gelukkig ben. Hoe is het met je vader en je zus?’

‘Hetzelfde als altijd,’ antwoordde Julia. ‘Pap werkt nog steeds veel te hard en staat op het punt naar de andere kant van de wereld af te reizen voor een researchproject. Alicia heeft haar grote gezin waar ze het erg druk mee heeft.’

‘Dat geloof ik graag. Ze stuurt me af en toe foto’s. Ze zegt altijd dat ik eens moet komen logeren, maar ik ben niet graag iemand tot last. Bovendien kan ik niet autorijden en hou ik niet van de trein. Als ze wat meer tijd hebben, kunnen ze mij hier misschien een keer komen opzoeken, zoals jij vandaag.’

‘Ik beloof u dat ik zal proberen vanaf nu wat vaker langs te komen. Vooral nu ik weer in Engeland ben,’ voegde Julia eraan toe.

‘Blijf je dan hier? Voorgoed?’

‘Dat weet ik nog niet,’ zei Julia, en ze zuchtte. ‘Ik moet een paar beslissingen nemen, maar tot dusver was ik daar nog niet aan toe.’

‘Natuurlijk niet, liefje.’ Elsie keek haar vol sympathie aan. ‘Dat geloof ik graag. Maar goed, je zei dat je me iets wilde vragen.’

‘Ja,’ zei Julia. ‘Ik weet niet of u gehoord hebt dat Wharton Park wordt verkocht?’

Elsie bleef onaangedaan. ‘Ja, dat heb ik gehoord,’ antwoordde ze.

‘Kit Crawford, de erfgenaam, houdt de binnenplaats bij de stallen en gaat in jullie oude huisje wonen.’

Elsie gooide haar hoofd in de nek en lachte; een diep, vol geluid dat haar hele lichaam deed schudden. Ten slotte veegde ze haar ogen droog. ‘Meneer Kit, of moet ik zeggen Lord Crawford, die in het oude huisje van de tuinman gaat wonen?’ Ze schudde haar hoofd. ‘O, Julia, je maakt me wel aan het lachen.’

‘Het is waar,’ zei Julia. ‘Hij heeft het landgoed moeten verkopen omdat het grote schulden heeft en er veel geld in gestoken moet worden om het op te knappen. Bovendien was het een schattig huisje,’ voegde ze er op defensieve toon aan toe.

‘Dat mag wel zo zijn, maar het idee dat ik het nog ga meemaken dat Lord Crawford in ons eenvoudige huis trekt, maakt me vreselijk aan het lachen.’ Elsie trok een zakdoek uit haar mouw en snoot haar neus. ‘Sorry, liefje,’ zei ze, ‘ga maar door met je verhaal.’

‘Nou, het zit zo; toen de loodgieters nieuwe leidingen gingen leggen, moesten ze de vloerplanken eruit halen.’ Julia stak haar hand in haar tas en haalde er het dagboek uit. ‘En toen vonden ze dit.’

Elsie keek ernaar en Julia zag meteen dat ze het herkende. ‘Het is een dagboek,’ merkte ze ten overvloede op.

‘Ja,’ was het enige wat Elsie wist uit te brengen.

‘Het gaat over iemands gevangenschap in de Changi-gevangenis in Singapore tijdens de oorlog.’

‘Ik weet waar het over gaat, Julia.’ Er verschenen spontaan tranen in Elsies ogen.

‘O, oma, het spijt me zo. Ik wilde u niet van streek maken. U hoeft het niet te lezen of zo. Ik wilde alleen dat u zou bevestigen dat het door grootvader Bill geschreven is. Hij is daar geweest, nietwaar? In het Verre Oosten tijdens de oorlog? Ik heb bedacht dat sommige van de dingen die hij vroeger in de kassen tegen me zei, er kennelijk op duidden dat hij daar is geweest. Al heeft hij me nooit verteld waar of wanneer,’ voegde ze er gehaast aan toe toen ze Elsie wit zag wegtrekken.

Eindelijk knikte Elsie. ‘Ja, hij heeft daar gezeten,’ zei ze langzaam.

‘In de Changi-gevangenis?’

Elsie knikte.

‘Dus het ís zijn dagboek?’

Het bleef even stil voordat Elsie vroeg: ‘Julia, heb je het gelezen?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, ik ben het wel steeds van plan, maar op de een of andere manier…’ Ze zuchtte. ‘De waarheid is dat ik dacht dat het misschien pijnlijk zou zijn en het klinkt misschien zelfzuchtig, maar ik heb op dit moment genoeg pijn van mezelf te verwerken.’

‘Ik begrijp het.’ Elsie knikte. Ze hees zich overeind en liep langzaam naar het raam. Buiten bedekten dikke sneeuwvlokken het gras en de rest van het tuintje. Het werd al donker, terwijl het nog maar net vier uur was geweest. Met haar rug naar Julia toe zei ze: ‘Het weer wordt snel slechter. Blijf je vannacht hier?’

‘Ik…’ Julia had er tot dat moment niet over nagedacht of ze zou blijven. Ze keek naar de sneeuw, dacht aan de rit naar huis, haar deprimerende huisje en het duidelijke onbehagen van haar grootmoeder. Ze knikte. ‘Ja, dat is goed.’

Elsie draaide zich om. ‘Mooi zo. Dan ga ik nu wat klaarmaken voor ons avondeten, Julia. Ik kan het beste nadenken als ik aan het werk ben. En ik moet echt nadenken,’ voegde ze er bijna in zichzelf aan toe. ‘Waarom kijk jij ondertussen niet een poosje tv?’ Ze wees naar de afstandsbediening en liep de kamer uit.

Drie kwartier later, nadat Julia naar een flauwe talentenjacht had gekeken en daar meer van had genoten dan ze meende te moeten, kwam Elsie weer met een dienblad de kamer binnen.

‘Het is bijna zes uur en ik trakteer mezelf zaterdags altijd op een Noilly Prat.’ Ze wees naar haar glas. ‘Ik heb nog een fles rode wijn die een vriendin had meegebracht. Ik weet niet of het iets is, maar wil je een glas?’

‘Waarom niet,’ zei Julia, blij dat Elsie wat meer kleur op haar wangen had.

‘De aardappelschotel staat in de oven en de tafel is gedekt voor straks,’ zei ze met een knikje, en ze gaf Julia een glas en nam een slok van haar eigen drankje. ‘Ik heb ook nagedacht terwijl ik met het eten bezig was en ik voel me nu iets rustiger.’

‘Het spijt me, oma, ik wilde u echt niet van streek maken. Ik had me moeten realiseren dat het pijnlijk voor u kon zijn.’ Julia nam een slokje wijn. ‘Ik denk de laatste tijd te veel aan mezelf en ik moet weer eens rekening gaan houden met de gevoelens van anderen.’

Elsie gaf een klopje op Julia’s hand. ‘Natuurlijk denk je aan jezelf. Je hebt het zwaar gehad, lieverd, dat is nou eenmaal zo. Je hebt me niet echt van streek gemaakt. Het was alleen een beetje een schok om dat weer te zien, dat is alles.’ Ze wees naar het dagboek. ‘Ik dacht dat Bill het in het vuur had gegooid. Ik had gezegd dat hij dat moest doen, dat iemand het anders op een dag zou vinden en dat daar niets goeds uit voort zou komen…’ Ze tuurde in de verte.

Julia wachtte geduldig tot haar grootmoeder verder zou gaan.

‘Welnu…’ Elsie herstelde zich. ‘Ik neem aan dat je je afvraagt wat er aan de hand is, wat ik denk. De waarheid is, Julia, dat dit dagboek is gevonden en aan jou is gegeven. Ik zou tegen je kunnen liegen en geloof me, daar heb ik aan gedacht, maar ik geloof niet dat het juist is. Niet meer, tenminste.’

‘Oma, vertel het me alstublieft. Als het een geheim is, dan weet u dat ik het kan bewaren. Dat deed ik vroeger ook altijd.’

Daar moest Elsie om glimlachen en ze streelde Julia’s wang. ‘Dat weet ik, lieverd, en ik weet dat je niets zou zeggen. Het probleem is dat het niet zo eenvoudig ligt. Het is een van die geheimen, zie je, een familiegeheim waardoor een hoop mensen van streek zullen raken als het bekend wordt.’

Dat maakte het voor Julia nog boeiender. ‘Er is bijna niemand over om van streek te raken,’ zei ze. ‘Alleen pap, Alicia en ik.’

‘Nou,’ mijmerde Elsie, ‘soms raken die geheimen meer dan één familie, nietwaar. Hoe dan ook,’ zei ze, ‘ik denk dat ik maar het beste bij het begin kan beginnen en zien waar het toe leidt, vind je niet?’

Julia knikte. ‘Oma, doet u maar wat u denkt dat juist is. Ik luister met plezier.’

Elsie knikte. ‘Ik waarschuw je dat het me wat tijd kan kosten me alles te herinneren, maar… nou goed, ik neem aan dat het verhaal begint met mij, toen ik in 1939 werd ingewerkt als kamermeisje in het grote huis. O…’ Elsie sloeg haar handen in elkaar, ‘je zou Wharton Park niet hebben herkend, Julia. Het was zo vol van leven en de drukte van de familie Crawford en hun vrienden. In het jachtseizoen was er bijna elk weekend een feestje. En tijdens één zo’n weekend kwamen er vrienden van hen uit Londen logeren en kreeg ik de taak om voor hun achttienjarige dochter, Olivia Drew-Norris, te zorgen. Ze was mijn eerste “Lady”.’ Elsies ogen straalden bij de herinnering. ‘O, Julia, ik zal tot mijn dood nooit het moment vergeten waarop ik de magnoliaslaapkamer binnen stapte en haar voor het eerst zag…’