31
Wharton Park
Soms, als ik bij het ontwaken de vroege ochtendzon door de ramen van Wharton Park naar binnen zie schijnen, kan ik moeilijk geloven dat ik de vrede en tevredenheid voel die ik had gedacht nooit meer te zullen voelen.
En toch lig ik me hier te koesteren als een kat wanneer de warmte van de zon mijn gezicht raakt, en zie ik Kits gezicht op het kussen naast het mijne als ik me omdraai. Zijn haar, dat hij van me moest laten knippen zodat ik zijn ogen kon zien, heeft de schaar van de kapper getart, en er valt een lok over een dicht oog. Een arm ligt boven zijn hoofd uitgestrekt, wat duidt op totale overgave en vertrouwen in zijn omgeving.
Ik kijk graag naar hem als hij ’s ochtends nog slaapt en ik krijg die gelegenheid vaak, omdat ik meestal eerder wakker ben. Het is mijn geheime tijd, waarin ik mijn angsten opzij kan zetten en simpelweg van hem kan genieten. Hij weet niets van die momenten – hij is een onschuldig slachtoffer van de slaap – en beseft niet dat ik elk detail van zijn gezicht bestudeer en in mijn geheugen prent.
Ik heb onlangs geleerd hoe belangrijk die dingen zijn. Ik kan me het gezicht van mijn echtgenoot niet meer voor de geest halen – alleen vage contouren, een vorm waarin de fijnere details vaag en onscherp zijn geworden.
Wanneer ik klaar ben met mijn studie, draai ik me op mijn rug en kijk ik naar de kamer waarin zo veel generaties Crawford hebben geslapen. Ik betwijfel of er iets is veranderd sinds de dag dat Olivia Crawford er zeventig jaar geleden op haar trouwdag binnenstapte.
Het ooit prachtige handgeschilderde Chinese behang is van warm botergeel verbleekt naar de bijna witte tint van rijstepap. De vlinders en bloemen die het sieren zijn nog slechts een schaduw van hun vroegere zelf.
De zware mahoniehouten kaptafel met zijn driedelige spiegel staat tegen een muur. Hij is zo lelijk dat niemand hem tijdens de veiling wilde hebben, dus heb ik hem teruggezet waar hij hoort. Ik stel me soms voor dat Olivia daar zit om alle make-up aan te brengen die een meisje in die tijd nodig had, terwijl Elsie geduldig haar haren opstak.
Ik ga stilletjes het bed uit om Kit niet wakker te maken. Het vloerkleed onder mijn voeten is tot op de draad versleten, al kun je langs de muren van de slaapkamer nog zien hoe dik het ooit was.
Ik loop naar de badkamer met het gebarsten linoleum op de vloer en de badkuip met zijn sporen van groene kalkaanslag achter de dof geworden kraan.
Ik glimlach terwijl ik me aankleed, gewoon omdat ik op Wharton Park ben. Onhandig, disfunctioneel en irritant in zijn onvoorspelbaarheid doet het me denken aan een peuter die te weinig aandacht van zijn moeder heeft gekregen en toch zo vertederend is dat je niet anders kunt dan je door zijn charmes laten overhalen.
En terwijl ik op mijn tenen door de slaapkamer loop om naar beneden te gaan en water op te zetten, bedenk ik hoe heerlijk ik het vind om hier samen met Kit te zijn. En hoezeer ik het gevoel heb dat ik ben thuisgekomen.
Julia zat op het terras van Wharton Park in de warmte van de vroege ochtend uit te kijken over de tuin beneden haar. Juni was altijd al haar favoriete maand geweest. Het was het moment dat bloemen ieder uur in een korte, volmaakte bloei hun schoonheid onthulden. De bomen aan de andere kant van het park zaten vol bladeren – zo veel verschillende kleuren groen – die tegen de heldere, zachtblauwe hemel van een Engelse zomer afstaken.
Ze pakte haar koffie, liep naar de vervallen trap die naar de tuin leidde – Adrienne Crawfords creatie – en rook de bijna weeë geur van de jasmijn die onder het terras was geplant. Net als de rest van de tuin waren deze struiken jarenlang genegeerd; alleen de gazons waren nu en dan gemaaid door de enige tuinman, die veel te veel hectares onder zijn hoede had om aan snoeien en knippen toe te komen. De rozen in hun bed rondom de fontein waren nu een woekerende, verwilderde massa, maar ze trokken zich kennelijk niets van de verwaarlozing aan en bloeiden nog steeds uitbundig met grote roze bloemen.
Gabriel was dol geweest op bloemen…
Julia glimlachte triest toen ze zich herinnerde hoe hij soms haar werkkamer binnen kwam met in zijn mollige knuistje een bonte verzameling al verwelkende wilde orchideeën en lavendel, die Agnes en hij tijdens een wandeling in de omgeving hadden gevonden.
‘Pour toi, maman.’ Dan gaf hij ze heel trots aan haar en Julia zette ze met groot vertoon in een glas; met de stengels van ongelijke lengte waar hij ze onhandig van de plant had gerukt.
Ze bedacht hoe heerlijk Gabriel het op Wharton Park gevonden zou hebben. Hij was een buitenkind geweest, net als zijn moeder, en soms had ze hem verhalen verteld over het prachtige huis in Engeland. En dat ze hem op een dag mee zou nemen om het hem te laten zien.
Julia zuchtte diep. Dat zou nooit gebeuren.
Ze liep door, haar vingers jeukten om aan de slag te gaan en dit prachtige toevluchtsoord in zijn vroegere glorie te herstellen voor het te laat was.
‘Grootvader Bill zou zich omdraaien in zijn graf,’ zei ze tegen het engeltje dat nog steeds lusteloos boven op de fontein stond die niet meer werkte.
Toen Julia langzaam terugliep naar het huis, had ze het gevoel door een spiegel te zijn gestapt. Ze voelde nog steeds de pijn van het verlies van haar echtgenoot en haar lieve kleine jongen, en schuldgevoel en angst, omdat ze het waagde gelukkig te zijn.
Terwijl Xaviers liefde heel veeleisend was geweest, was die van Kit dat juist helemaal niet.
‘Liefste,’ had Kit gemompeld toen ze met elkaar verstrengeld op het bed lagen nadat ze voor het eerst de liefde hadden bedreven, ‘ik weet dat het voor jou heel snel is gegaan en dat je een reusachtige sprong in het diepe hebt genomen om hier bij mij te zijn. Ik weet dat je tijd nodig hebt om te helen. Als je het gevoel hebt dat je ruimte nodig hebt, of dat ik je onder druk zet, dan zal ik me niet beledigd voelen als je je terug wilt trekken.’
Ze waren drie maanden verder en Julia had die behoefte nog niet gehad. Bovendien was het huis zo groot dat ze er alle ruimte had die ze zich maar kon wensen en omdat Kit het bod van meneer Hedgefonds had afgewezen en bijna hele dagen op het landgoed aan het werk was, was ze hier vaak alleen.
Maar nooit eenzaam, dacht ze terwijl ze de trap op liep en de deur door ging die haar uiteindelijk in de keuken zou brengen. Het was vreemd dat, ook al was ze maar zelden in het huis en al helemaal nooit boven geweest, het toch vertrouwd en heerlijk vertroostend voelde. Misschien kwam het doordat Elsie zo levendig over het verleden kon vertellen en doordat het huis zo weinig was veranderd sinds de tijd die zij had beschreven. Julia hield van de sfeer van het huis en had uren door de gangen en kamers gelopen om zich vertrouwd te maken met elk hoekje en gaatje, elke verbleekte quilt en een stoffig ornament dat de geschiedenis verhaalde waarover ze zo veel had gehoord.
Het was ook hartje zomer en veel van de dingen die gerepareerd moesten worden vielen veel minder op dan in de winter: de lekkende daken bijvoorbeeld, en de verouderde verwarming, die niet meer dan een dun straaltje water door de gietijzeren radiatoren pompte, en ook het badwater nauwelijks wist te verwarmen.
Het feit dat ze zo’n beetje bij Kit op Wharton Park was ingetrokken, was nooit ‘officieel’ besproken. Het was gewoon vanzelf gebeurd, met wederzijds goedvinden. Sinds het drama van hun aanvankelijke vrijage verliep alles tussen hen adembenemend gemakkelijk. Ze waren in een ontspannen en comfortabele routine vervallen: Kit kwam naar de keuken voor hun drankje van zes uur en ze babbelden over hun dag terwijl ze samen in de keuken rondscharrelden om het eten klaar te maken. Julia wilde het per se leren en ze genoot van haar pas ontdekte kookkunst. Na het eten gingen ze vaak vroeg naar bed om de liefde te bedrijven. Ze gingen zelden uit – geen van beiden had de stimulans van ander gezelschap nodig – en brachten hun tijd liever samen en alleen door.
Kit leek inderdaad te begrijpen dat het verdriet om wat ze had verloren haar plotseling en vaak onverwachts kon bekruipen. Een herinnering, misschien opgeroepen door een indirecte opmerking kon haar stil en peinzend maken. Hij voelde zich helemaal niet bedreigd door haar verleden, maar hij erkende en respecteerde het en dwong haar nooit erover te praten, tenzij ze zelf aangaf dat ze dat wilde.
Hun relatie was heel anders dan die ze met Xavier had gehad: geen van de hoogdravende uitspraken die Xavier zo graag had gedaan, geen explosieve ruzies en weinig van de emotionele onzekerheid of stemmingswisselingen die haar echtgenoot zo vermoeiend maar ook opwindend hadden gemaakt om mee samen te leven.
Er heerste een stabiliteit en stille tevredenheid tussen hen, dacht Julia toen ze naar boven liep om het bed op te maken, die niets had van het drama van haar vorige relatie, maar rust voortbracht en haar met de dag verder hielp genezen. Ze hoopte dat haar aanwezigheid in Kits leven hetzelfde effect op hem had.
Ze had onlangs ontdekt dat Kit, in plaats van zijn tijd te verspillen aan zelfmedelijden – zoals hij aanvankelijk over de afgelopen tien jaar had gesproken – zijn tijd had besteed aan werk voor diverse goede doelen over de hele wereld. Hij had zowel zijn academische als zijn medische vaardigheden benut om degenen te helpen die deze het hardst nodig hadden.
‘Het feit dat ik geen waarde hechtte aan mijn eigen bestaan, maakte het me mogelijk naar plaatsen te gaan waar de meesten zich niet waagden,’ had Kit gezegd toen Julia vol verbazing en bewondering naar verhalen over zijn avonturen in de gevaarlijkste gebieden op aarde had geluisterd. ‘Prijs me niet, Julia. Ik was simpelweg op de vlucht.’
Wat Kits redenen ook waren geweest, zijn ervaringen hadden hem tot een wijzer en moediger man gemaakt dan hij wilde toegeven. Julia, die zich soms ergerde aan zijn constante zelfverachting, zei dat tegen hem. En langzaam stelde Kit zich open voor een mogelijk pad naar de toekomst; het begeleiden en behandelen van kinderen die beschadigd waren geraakt door dingen waar ze geen controle over hadden.
‘Ik heb zo veel onschuldigen zien lijden,’ had hij op een avond tijdens het eten verzucht. ‘Als ik eerlijk ben, denk ik dat de zorg voor alle kinderen die ik tijdens mijn reizen ontmoette een vorm van compensatie was voor het feit dat ik me op persoonlijk niveau niet meer aan iemand durfde te geven. Ze hadden me nodig, maar ik kon altijd weer vertrekken. Daar was dus niets onbaatzuchtigs aan.’
‘Dat begrijp ik, Kit,’ had Julia geantwoord, ‘maar ik weet zeker dat ze voordeel hadden van je aanwezigheid, ook al duurde die maar kort.’
‘Nou, ik leerde dat kinderen de bouwstenen van het menselijk ras zijn. Als zij niet goed zijn, is de volgende generatie ook niet goed. En achteraf gezien geef ik toe dat ik in alle pijn waarvan ik getuige ben geweest, iets heb gevonden wat me enthousiast maakte.’
Dus had Julia hem aangemoedigd als aanvulling op zijn medische opleiding een studie te volgen waardoor hij kinderpsycholoog zou kunnen worden.
‘Misschien doe ik dat wel, als alles omtrent dit huis geregeld is,’ had hij gezegd.
En hij had eraan toegevoegd: ‘Het is lang geleden dat ik een vrouw aan mijn kop heb laten zeuren.’
‘Kit! Ik…’
Hij had zich omgedraaid in bed, haar genadeloos gekieteld en haar vervolgens ernstig aangekeken. ‘Bedankt, Julia, dat je genoeg om me geeft om dat te doen.’
‘We delen een moment in de tijd,’ had Kit op een avond gezegd toen ze samen in het park naar de volle maan lagen te kijken. ‘Net als het heelal is daar geen begin en geen eind aan. We zíjn gewoon.’
Julia vond dat een mooie gedachte en hield zich eraan vast wanneer haar gedachten naar een ander probleem gingen dat haar kwelde. De rust van Wharton Park en Kits weinig eisende liefde hadden haar herstel veel goedgedaan, maar telkens als ze in de buurt van de salon kwam, haar hand op de verkleurde koperen klink legde om de deur te openen en naar de vleugel te lopen, liet haar moed haar in de steek.
Twee weken geleden had ze de trein naar Londen genomen om met Olav, haar agent, te lunchen.
‘Nou, een verscheidenheid aan concertzalen biedt je nog steeds data aan, waaronder…’ Olav had even gepauzeerd, ‘Carnegie Hall.’
‘Echt waar?’ Julia was onwillekeurig opgetogen geweest. Ze was daar nog nooit uitgenodigd en ze had er altijd al eens willen spelen.
‘Jazeker.’Olav had geknikt. ‘Je verhaal heeft daarginds groots in de kranten gestaan… de yanks zijn dol op een drama. De afspraak met hen is dus dat je je comeback maakt in Carnegie Hall. Bot gezegd, schat, heeft dat minder met je talent te maken dan met de pr-machines die in overdrive gaan.’
‘Wanneer is het recital?’ vroeg Julia.
‘Over tien maanden, begin april,’ had Olav gezegd. ‘Wat je voldoende tijd geeft om je vingers weer op de toetsen te leggen en je zelfvertrouwen op te peppen. Wat zeg je ervan, Julia? Het is een verdomd mooi aanbod en ik kan je garanderen dat je het niet nog eens krijgt.’
Met een kussen tegen zich aan gedrukt liep Julia naar het slaapkamerraam en keek ze uit over de tuin. Ze had minder dan een week om Olav haar beslissing mee te delen. Ze vroeg zich voor de zoveelste keer af of ze het zou kunnen. Of ze uit het mentale vacuüm zou kunnen kruipen. Julia sloot haar ogen en stelde zich voor dat ze speelde. Zoals gewoonlijk gierde de adrenaline door haar aderen en brak het koude zweet haar uit.
Ze had het onderwerp tot dusver niet bij Kit aangekaart. Hoe kon ze uitleggen dat het instrument waarvan ze zo had gehouden, haar nu angst inboezemde? Hij zou misschien vinden dat ze zich aanstelde, haar dwingen, onder druk zetten om te gaan spelen, en dat kon ze niet aan.
Anderzijds, dacht ze terwijl ze bij het raam vandaan liep en het kussen met Kits geur op het bed legde, zou hij haar misschien kunnen helpen. Ze moest erop vertrouwen dat hij het zou begrijpen: ze was wanhopig.
Die avond tijdens het eten bracht ze het aanbod van Carnegie Hall ter sprake.
‘Wow!’ zei hij. ‘Julia, dat is fantastisch! Wat een eer. Mag ik mee, zodat ik op de voorste rij kan zitten en tijdens een intens crescendo mijn tong naar je kan uitsteken?’
Ze glimlachte en schudde haar hoofd. ‘Ik weet niet of ik het kan, Kit. Misschien is het te veel, te vroeg. Ik kan niet uitleggen waarom ik zo bang ben, waarom mijn lichaam iedere keer hetzelfde reageert als ik in de buurt van een piano kom. O, hemeltje…’
Hij werd ernstig en stak zijn hand naar haar uit. ‘Ik weet het, lieverd. Hoelang mag je erover nadenken?’
‘Een paar dagen.’
‘Ik wou dat ik met een toverstafje kon zwaaien en het voor je in orde maken,’ verzuchtte Kit, ‘maar dat kan ik niet. Jij moet het zelf beslissen.’
‘Ja.’ Julia knikte en trok haar hand terug. ‘Als je het niet erg vindt, ga ik in het park wandelen om na te denken.’
‘Goed idee,’ zei Kit. Toen ze de keuken uit was gelopen, pakte hij de lege borden en waste en droogde ze in gedachten verzonken af.
Een paar dagen later bracht Kit voor hij naar een vroege bespreking met de beheerder van de boerderij vertrok, Julia een kop thee en ging hij naast haar op bed zitten.
‘Ik kan maar beter gaan,’ zei hij, en hij gaf haar een kus. Hij keek haar aan en vroeg: ‘Je ziet er moe uit, schat. Gaat het wel?’
‘Ja,’ loog ze, ‘succes met je vergadering.’
‘Dank je.’ Kit stond op. ‘Trouwens, ik heb een vriend toestemming gegeven hier in de stroom te vissen. Hij verwacht dat hij wel een paar forellen voor ons avondeten kan vangen. Die brengt hij dan vanmiddag.’
‘Ik heb nog nooit forel gebakken. Wat moet ik doen?’ vroeg Julia bedeesd.
‘Ik laat je straks wel zien hoe je ze moet schoonmaken,’ antwoordde hij, al op weg naar de deur. ‘O, dat vergat ik bijna – mocht ik nog niet terug zijn, er komt om elf uur een pianostemmer. Ik betwijfel of het prachtige instrument dat in de salon stof staat te verzamelen nog bespeeld is sinds jij er de laatste keer aan hebt gezeten. Omdat hij nogal kostbaar is, wilde ik hem maar een beurt laten geven. Tot straks, lieverd.’ Hij blies haar een kus toe en verdween.
Stipt om elf uur ging de rustieke bel en Julia liet de pianostemmer binnen.
‘Dank u, mevrouw,’ zei de oude man respectvol. ‘Zou u me willen wijzen waar de piano staat? De laatste keer dat ik hier was is ruim vijfenvijftig jaar geleden, toen Lady Olivia mijn vader vroeg hem te komen stemmen voordat Lord Harry terugkwam uit de oorlog.
Julia keek hem verbaasd aan. ‘Lieve hemel! Dat is lang geleden. Het is deze kant op.’ Ze ging hem voor door de diverse kamers, legde haar hand op de klink van de salondeur en voelde meteen dat die begon te trillen.
‘Laat mij maar, mevrouw,’ bood bij aan.
‘Dank u. Hij gaat nogal zwaar,’ antwoordde ze beschaamd toen de pianostemmer de deur met gemak opende. Ze had geen keus dan hem de kamer in te volgen. Ze bleef echter bij de deur staan kijken toen hij naar de vleugel liep en het stoflaken wegtrok.
‘Prachtig instrument,’ zei hij bewonderend. ‘Mijn vader zei altijd dat deze de zuiverste klank had die hij ooit bij een piano had gehoord. En hij had er heel wat gehoord.’ Hij grinnikte. ‘Nou.’ Hij opende de klep, keek naar de vergeelde toetsen en legde er liefdevol zijn vingers op. Hij speelde een snel arpeggio, zuchtte en schudde zijn hoofd. ‘Jeminee, dat klinkt inderdaad beroerd.’ Hij wendde zich tot Julia. ‘Het zal wat tijd kosten, maar ik maak het in orde, wees maar niet bang, mevrouw.’
‘Dank u,’ antwoordde Julia zwakjes.
‘Ja.’ De pianostemmer bukte en opende zijn gereedschapstas. ‘Het trieste is, vertelde mijn vader me, dat Lord Harry nooit meer heeft gespeeld toen hij eenmaal thuis was.’
‘O nee?’ vroeg Julia. ‘Ik heb gehoord dat hij een fantastisch pianist was.’
‘Dat was hij ook, maar om de een of andere reden speelde hij nooit meer…’ De man zuchtte en begon de eerste noten van Liszts Sonata in B mineur te spelen. ‘Misschien kwam het door iets wat hem in de oorlog was overkomen. Jammer dat hij een dergelijk talent verspilde, vindt u niet?’
Julia kon het niet meer verdragen. ‘Ja. Ik laat u uw werk maar doen,’ antwoordde ze abrupt. ‘En stuur de rekening naar Lord Crawford, alstublieft.’ Ze draaide zich om en haastte zich de salon uit.
Later ging ze geduldig tussen de restanten van de groenten in de moestuin op zoek naar iets voor bij de forel. Ze zou de moestuin graag hebben opgeknapt, alles eruit halen en hem opnieuw inzaaien, maar omdat er geen garantie was dat ze hier langer zouden blijven dan het kostte om een nieuwe koper te vinden, nam Julia aan dat het zinloos was.
Opeens spitste ze haar oren. Vanuit de salon hoorde ze Rachmaninovs Concerto Nr. 2.
Ze knielde tussen het onkruid neer en drukte haar handen tegen haar oren.
‘Hou op. Hou op!’
Ze hoorde de muziek nog tussen haar vingers door; de klanken die ze niet kon verdragen bestormden haar zintuigen. Ze gaf haar poging ze te blokkeren op, liet haar handen zakken en snikte het uit.
‘Waarom moet u dat spelen? Waarom nou juist dat?’ Ze schudde haar hoofd en veegde met de rug van haar hand langs haar neus.
Deze muziek was de signatuur van haar verdriet.
Terwijl ze het die avond – verdiept in haar prachtige muziek, verloren in haar eigen wereld – voor haar verrukte publiek had gespeeld en daarna had genoten van het applaus, het gejuich en de bloemen en ze de zelfzuchtige blijdschap over haar prestatie had gevoeld, waren haar kleine jongen en haar echtgenoot op een afschuwelijke manier gestorven.
Julia had zich telkens weer gekweld met de vraag op welk punt in het concerto ze precies hun laatste adem hadden uitgeblazen. Zou Gabriel om haar geroepen hebben terwijl hij ondraaglijke pijn en angst doorstond, zich hebben afgevraagd waarom zijn maman er niet was om hem te helpen, te troosten, te beschermen?
Ze had hem teleurgesteld toen hij haar heel hard nodig had.
De gedachte was onverdraaglijk.
En het ergste vond Julia nog wel dat de piano – een levenloos instrument zonder hart en ziel – haar liefde en aandacht had gestolen. Die was vóór de behoeftes van haar man en kind gekomen en vertegenwoordigde daardoor nu alles aan haar wat egoïstisch en onbekwaam was. Ze zakte wanhopig in elkaar, alleen getroost door het idee dat de dunne worteltjes en de ene krop sla die ze had gevonden, wilde afstammelingen waren van de groenten die haar lieve grootvader had geplant.
‘O, grootvader Bill!’ riep ze smekend omhoog. ‘Wat zou ú nu tegen me zeggen als we net als vroeger samen in de kas zaten?’
Ze wist dat hij kalm en rationeel zou zijn, zoals altijd wanneer ze met een probleem naar hem toe ging. Hij zou naar de feiten kijken, niet naar de emoties eromheen. Hij geloofde sterk in het lot, en in God, dat wist ze. Toen haar moeder was gestorven had grootvader Bill Julia na de begrafenis in zijn armen genomen. Ze had ontroostbaar tegen zijn schouder uitgehuild. De gedachte dat haar moeder alleen in de koude, harde grond lag was onverdraaglijk voor haar geweest.
‘Je moeder is nu veilig en heeft vrede daarboven. Dat weet ik,’ had hij haar getroost. ‘Wij die hier zonder haar achterblijven zijn de enigen die lijden.’
‘Waarom konden de dokters haar niet beter maken?’ had ze klaaglijk gevraagd.
‘Het was haar tijd om te gaan, liefje. En als het je tijd is, is daar niets aan te doen.’
‘Maar ik wilde haar redden…’
‘Straf jezelf niet, Julia,’ had hij gezegd. ‘Niemand van ons had ook nog maar iets voor haar kunnen doen. Wij mensen denken dat we het voor het zeggen hebben, maar dat is niet zo, weet je. Ik heb genoeg van het leven gezien om te weten dat het waar is en dat je er niets aan verandert.’
Julia dacht zwijgend na over wat grootvader Bill die dag had gezegd. Gold dat ook voor Xavier en Gabriel? Was het hun ‘tijd’ geweest? Had ze verschil kunnen maken als ze wel bij hen was geweest? Die vraag was niet te beantwoorden.
En dat zij op dat moment pianospeelde… Julia veegde haar druppende neus af en wist dat ze net zo goed thuis had kunnen zitten wachten tot ze over dezelfde gevaarlijke weg terugkwamen van het strand.
En strafte ze zichzelf, zoals grootvader Bill al die jaren geleden had gezegd? Ontnam ze zichzelf het enige in haar leven wat haar gekwelde geest troost kon schenken?
Ze herinnerde zich meer van grootvader Bills woorden terwijl de pianostemmer de laatste noten speelde. Je gave is een godsgeschenk, Julia. Verspil die niet, alsjeblieft…
Terwijl de stilte neerdaalde in de salon, bedacht Julia iets: ze had zo veel mensen verloren die ze had liefgehad, maar het enige wat ze nog steeds had dat van háár was en dat niemand haar ooit kon afnemen, was haar talent.
Toen de pianostemmer uiteindelijk wegreed, stond Julia op en liep ze langzaam terug naar het huis. Ze bleef staan op het terras, en haar gezicht klaarde op door plotselinge hoop en inzicht. Haar gave was het enige waarop ze kon rekenen, die zou er tot haar dood voor haar zijn. Die gave kon haar niet in de steek laten, omdat die deel uitmaakte van wie ze was.
En zij mocht haar gave niet in de steek laten.
Zouden Xavier en Gabriel haar er dankbaar voor zijn als ze de toetsen nooit meer aanraakte? Zouden ze willen dat hun dood tot de dood van haar ‘godsgeschenk’ leidde?
Nee.
Julia sloeg instinctief haar hand voor haar mond toen ze zich voor het eerst echt realiseerde hoe haar rouwende, door schuldgevoel geteisterde geest haar voor de gek had gehouden. Ze had de demonen toegelaten toen ze kwetsbaar was en had toegestaan dat ze wortel schoten. Ze moesten uitgebannen worden.
Ze liep doelbewust naar de salon, haar hoofd vol van degenen die van haar hadden gehouden en nog steeds van haar hielden, en ging aan de vleugel zitten. Ze negeerde de reactie van haar lichaam en legde haar trillende handen op de toetsen.
Ze zou voor hen allemaal spelen. En voor zichzelf.
Toen Kit een uur later terugkwam van zijn bespreking en Chopins Études uit de salon hoorde weerklinken, vulden zijn ogen zich met tranen. Hij ging abrupt op de trap in de vestibule zitten, waar hij Julia voor het eerst had gezien, en luisterde vol ontzag, vervuld van deemoed door haar geweldige talent.
‘Ik ben zo verdomd trots op je, liefste,’ zei hij zacht. ‘Je hebt niet alleen een zeldzame gave, je bent ook dapper, mooi en sterk. En God helpe me,’ zei hij terwijl hij met zijn onderarm over zijn ogen wreef, ‘ik hoop dat ik je waardig zal zijn en dat ik je voor altijd bij me kan houden.’