51

Drie dagen later reed Kit Julia naar vliegveld Stansted. Julia had gemakkelijk een taxi kunnen nemen, maar Kit had erop gestaan haar te brengen. Hoe dan ook hadden ze elkaar sinds het weekend nauwelijks gezien.

‘Heb je de afgelopen dagen je vader nog gesproken?’ vroeg Kit, zijn blik op de drukke snelweg gericht.

‘Ik heb twee berichten bij hem ingesproken en hij heeft me uiteindelijk gisteren teruggebeld. Hij was naar Kew geweest om zijn nieuwe Galápagossoorten aan de hoge pieten van de horticultuur te presenteren.’

‘Zei hij niets over het gesprek dat hij zondag met Elsie heeft gehad?’

‘Nee. En ik heb er niet naar gevraagd. Hij klonk wat terughoudend.’ Julia haalde haar schouders op. ‘Anderzijds klinkt hij vaak zo. Ik weet zeker dat hij het me wel zal vertellen als hij daaraan toe is.’

‘Je hebt gelijk. En jij hebt al genoeg op je bordje, lieveling.’ Kit kneep even in Julia’s hand. ‘Ik wou dat ik met je mee kon. Weet je zeker dat het wel zal gaan?’

Julia knikte stoïcijns. ‘Ik moet dit gewoon afhandelen.’

‘Ja. En…’ Kit zocht naar de juiste woorden. ‘Ik wil dat je weet dat ik respecteer hoeveel je van hen hield. Ze vormen geen bedreiging voor me, Julia. Ik begrijp dat als Xavier er nog was je nu bij hem zou zijn. En ik wil niet dat je je daarvoor schaamt of je schuldig voelt. Ik kan me er moeilijk aan storen dat je vóór mij iemand anders hebt liefgehad. Dat geldt voor mij immers ook.’

Ze stonden wat opgelaten bij de paspoortcontrole. Er waren dingen die Julia tegen Kit wilde zeggen, zoals hoe geweldig hij was geweest, hoe gelukkig zij was geweest, en hoeveel ze van hem dacht te houden – hoeveel ze van hem hield. Maar ze kon de woorden niet vinden. Dus liever dan iets verkeerds te zeggen hield ze haar mond.

Uiteindelijk sloeg Kit zijn armen om haar heen en omhelsde hij haar. ‘Ik zal je vreselijk missen, lieveling,’ fluisterde hij in haar oor.

‘Ik jou ook,’ wist ze zwakjes uit te brengen.

Hij deed een stap terug en duwde een lok haar uit haar gezicht. ‘Zorg alsjeblieft goed voor jezelf. Ik weet hoe slecht je daarin bent. En denk erom, als je me nodig hebt, ben ik hier. En ik wacht op je, hoelang het ook duurt.’

Julia knikte, de tranen nabij. ‘Dank je.’

‘Ik hou van je, liefste,’ prevelde hij.

‘Ja,’ zei Julia, te zeer van streek om nog meer te zeggen. Toen keerde ze hem de rug toe, zwaaide nog even en liep het poortje door.

Toen het vliegtuig zich voorbereidde op de landing op vliegveld Toulon, verbaasde Julia zich erover dat ze minder bezig was met wat haar nu te wachten stond dan met het afscheid van Kit. Na drie uur zonder hem te hebben doorgebracht en zonder een idee te hebben hoelang het zou duren voor ze hem weer zag, voelde ze zich… diepbedroefd. De intensiteit waarmee ze hem miste verraste haar enorm.

Toen ze de vertrouwde, naar dennen ruikende lucht opsnoof, zou ze het liefst rechtsomkeert hebben gemaakt, weer in het vliegtuig zijn gestapt en zijn teruggekeerd naar de vertroosting die ze aan Kit en Wharton Park ontleende. Tegen de tijd dat ze haar huurauto had opgehaald en over de pittoreske kustweg op weg was naar haar huis, begreep Julia dat het niet zo vreemd was dat ze terug wilde rennen naar Kits armen: wat ze over minder dan een uur onder ogen moest zien, maakte haar doodsbang.

Maar hoe eerder het gebeurd was, hoe eerder ze naar hem terug kon keren.

Het was druk door de vakantiegangers op de kustweg. Julia reed geduldig door de mooie plaatsjes Bormes-les-Mimosa, Le Lavandou en Rayol Canadel, en zag gezinnen vanaf de stranden de drukke bars en cafés binnen gaan. Heel Frankrijk trok in augustus naar het zuiden en het had weinig zin om snel ergens te willen komen.

De slingerende weg begon te klimmen en bood een prachtig uitzicht op de azuurblauwe zee. Na het stoere, vlakke landschap van Norfolk, dat in Julia’s ogen een eigen ruige schoonheid bezat, was de Côte d’Azur een spectaculaire en kleurrijke afwisseling. Het was alsof je een ruwe diamant vergeleek met een prachtig geslepen en gepolijste saffier, maar beide hadden hun eigen unieke charme.

In La Croix Valmer nam Julia de steile, smalle weg naar Ramatuelle, dat boven op een heuvel lag. Toen ze het plaatsje naderde, begon de adrenaline door haar lijf te gieren. Ze had zelden behoefte aan een borrel, maar ze zou willen dat ze er nu een kon nemen.

Zoals gewoonlijk waren de straten in het dorpje volgepakt met vakantiegangers en Julia moest op enige afstand van haar huis parkeren. Ze haalde haar koffer uit de kofferbak van de auto en liep over het smalle pad naar haar huis, dat net iets van het dorpsplein af stond. Ramatuelle was een doolhof van smalle straten en verborgen steegjes vol pittoreske, oude stenen huizen, waar bougainville vol vette paarse bloemen over de muren heen hing.

Het dorp was maar tien minuten verwijderd van de stranden van Pampelonne en de badplaats St.-Tropez, dus was het mondainer dan de meeste, met een reeks dure restaurants die een chique clientèle trokken. Julia vond het het leukst in de winter, wanneer het dorp weer aan de bewoners toebehoorde.

Ze stopte bij de smeedijzeren poort aan het begin van het korte paadje naar de voordeur. Ze moest diep graven om de kracht te vinden de poort te openen, het pad op te lopen en de sleutel in het slot te steken…

De deur kan nu elk moment opengaan. Gabriel zal weten dat ik kom en met Agnes voor het raam staan te wachten, klaar om het trapje af en in mijn armen te rennen.

Ik zal hem tegen me aan drukken, zijn heerlijke geur opsnuiven, opgebouwd uit Xavier en mij en een beetje van Gabriel zelf. Ik zal zijn frisgewassen donkere haar strelen, dat te lang is voor een jongen, maar ik moet er niet aan denken het te knippen en de zachte krulletjes op de grond te zien vallen.

‘Tu es rentrée. Je t’aime, maman,’ zal hij zeggen terwijl hij als een aapje aan me hangt en we samen het trapje op gaan. Agnes zal glimlachen omdat ze ons weer herenigd ziet en ik zal Gabriel aan de keukentafel op mijn schoot nemen zodat ze me kunnen vertellen wat ze gedaan hebben terwijl ik weg was.

Hij zal van mijn schoot kruipen en me verlegen een schilderij brengen dat hij voor me heeft gemaakt. Het papier is stijf van de onhandig aangebrachte verf, maar hij is er trots op en ik zal het met plezier in ontvangst nemen.

We zullen buiten gaan wandelen en Gabriel zal op zijn kleine driewieler klimmen en als een maniak over het terras fietsen om zijn kunsten aan me te vertonen. Dan zal hij moe worden en weer op mijn schoot klimmen, zijn duim in zijn mond. Hij zal tegen mijn borst leunen en ik zal zijn hart tegen het mijne voelen kloppen. Wanneer hij begint te doezelen zal ik hem optillen, naar zijn bedje dragen en hem voorzichtig neerleggen. Ik zal me over hem heen buigen, zijn voorhoofd kussen en genieten van het gevoel van zijn zachte huid tegen mijn lippen. Ik zal hem over zijn hoofd aaien, hem zachtjes vertellen over mijn liefde voor hem en over alles wat we zullen doen nu ik weer thuis ben. Terwijl hij in slaap valt, zal hij een oog opendoen om te kijken of ik er nog ben.

Ik ben er nog… en zal er altijd zijn.

Julia opende de deur van het stille huis en bereidde zich erop voor terug te gaan naar het verleden en de pijn.

Ze stond in de schemerige gang en rook de kenmerkende geur die je in alle oude huizen vindt die lange tijd niet zijn bewoond. Dat de vertrouwde geur verdwenen was maakte het gemakkelijker en ze liep door naar de keuken achter in het huis. De luiken waren gesloten tegen het felle licht van hartje zomer, dus het vertrek was in het halfduister gehuld. Julia liep naar de lange tafel van Frans eiken, waar een briefje tegen een schaal vers fruit stond.

Beste madame Julia,

Ik hoop dat u het huis naar uw wensen aantreft. Ik heb de koelkast gevuld en er staat een stoofschotel op het fornuis. Ik ben er zoals gewoonlijk morgen om tien uur. Als u voor die tijd iets nodig hebt, bel dan alstublieft.

Welkom thuis, madame,

Agnes

Julia pakte een rijpe peer van de schaal, beet in de zachte schil en liep naar de deur die naar het terras leidde. Het oude huis stond aan een drukke smalle straat, maar nu stond ze op een heuveltop. Het prachtige uitzicht naar beneden werd niet verstoord door andere huizen en de helling was bedekt met dennen, olijfbomen en sparren en ging honderden meters omlaag tot de schitterende blauwe lijn die de zee was.

Hier had Julia het merendeel van haar tijd doorgebracht, onder de pergola vol grote paarse druiven, luisterend naar de cicades, naar Xavier die zat te oefenen en naar Gabriel die schaterde van plezier in zijn zwembadje.

Nu waren er alleen de cicades en was zij alleen. En ze kon zich niet verstoppen voor de herinneringen. Julia’s knieën begonnen te knikken en ze liet zich op een smeedijzeren stoel zakken.

Een jaar geleden pas… het voelde als een heel leven.

En die dag – die vreselijke, wereldschokkende, alles veranderende dag – was zo simpel begonnen, als alle andere. Er was geen sprake geweest van een waarschuwing, enig idee van wat er ging komen.

Een warme zondag in juli…

Julia moest halverwege die ochtend de vlucht naar Parijs nemen om met het Orchestre de Paris een recital te spelen in La Salle Pleyel. Ze zou Rachmaninovs Concerto Nr. 2 spelen, haar favoriete stuk. Ze herinnerde zich dat ze haar tassen mee naar beneden had genomen om op de taxi te wachten en dat ze blij was geweest dat ze maar één nacht weg hoefde te blijven. Ze zou de volgende avond op tijd terug zijn om met Gabriel te eten. Ze vond het altijd vreselijk afscheid van hem te moeten nemen, maar troostte zich met de gedachte dat het een mooie gelegenheid voor haar ‘jongens’ was om tijd met elkaar door te brengen. Wanneer hij thuis was sloot Xavier zich vaak op met de piano en hij raakte dan geïrriteerd als Gabriel hem stoorde. Dus had Gabriel geleerd dat niet te doen. Julia wist dat hij op zijn hoede was voor zijn vader, die onvoorspelbaar was door zijn veranderlijke artistieke temperament.

Omdat het zondag was, was Agnes er niet om op Gabriel te passen, dus was dat Xaviers taak. Een bevriende dirigent had hen uitgenodigd om bij hem aan de kust te komen zwemmen en barbecueën. Er zouden meer kinderen zijn, met wie Gabriel kon spelen, en het zou goed zijn voor vader en zoon om de dag samen door te brengen.

‘Maman,’ zei Gabriel, en hij sloeg zijn armpjes om haar nek. ‘Je t’aime. Kom snel terug. Ik mis jou.’

‘En ik jou, petit ange,’ antwoordde ze terwijl ze zijn geur opsnoof om die mee te kunnen nemen. ‘Veel plezier op het feest en wees lief voor papa.’

‘We gaan met papa’s nieuwe sportwagen. Die gaat heel hard, maman.’ Gabriel wriggelde zich uit Julia’s armen los en rende door de gang terwijl hij autogeluiden maakte.

A bientôt, chérie,’ zei Xavier. ‘Speel lief, zoals je altijd doet. Ik zal naar je terugkeer snakken.’ Hij omhelsde Julia en kuste haar.

Je t’aime, chéri. Pas goed op Gabriel,’ voegde Julia eraan toe toen ze het trapje bij de voordeur af liep.

‘Ik hoop dat hij op mij zal passen,’ zei Xavier lachend. Gabriel kwam naast zijn vader staan en pakte zijn hand vast toen ze haar uitzwaaiden.

In haar kleedkamer in Parijs had Julia net voor haar recital Xavier gebeld op zijn mobiele telefoon. Ze kreeg de voicemail, maar dat was niet ongebruikelijk. Ze waren waarschijnlijk nog niet terug van de barbecue. Ze zou het tijdens de pauze nog eens proberen. Toen Julia hoorde dat ze nog twee minuten had, had ze haar mobieltje telefoon uitgeschakeld en was ze naar de coulissen gelopen.

Ze had een heel lichte zweem van nervositeit gevoeld toen ze het podium op liep en het applaus van het publiek in ontvangst nam. Zodra ze op de kruk zat en haar vingers op de toetsen lagen die haar en haar publiek naar een ander niveau zouden tillen, was dat echter verdwenen. Haar vingers drukten de toetsen in en de eerste meeslepende klanken van het concerto vulden de zaal.

Toen ze uitgespeeld was, had ze geweten dat dit haar beste vertolking ooit was geweest. Het publiek leek er ook zo over te denken en gaf haar een staande ovatie. Met een bos bloedrode rozen in haar armen was Julia opgetogen het podium af gelopen. Mensen dromden zoals altijd om haar heen, feliciteerden haar, overstelpten haar met loftuitingen en wilden zich koesteren in haar unieke talent.

‘Madame Forrester.’

Ze had de stem van de manager gehoord voorbij de groep mensen die haar gelukwensten, en ze had opgekeken. Zijn ernstige uitdrukking was in scherp contrast met de geanimeerd glimlachende gezichten om haar heen. Hij baande zich een weg naar haar.

‘Madame Forrester, kunt u met me meekomen, alstublieft?’

Hij had haar meegenomen naar zijn kantoor en de deur achter hen dichtgedaan.

‘Wat is er? Is er iets aan de hand?’

Julia herinnerde zich het bonken van haar hart toen hij haar had uitgelegd dat de Gendarmerie van St.-Tropez voor haar had gebeld. Hij had het nummer genoteerd en de inspecteur had gewild dat ze meteen terugbelde.

‘Weet u waarom?’ had Julia gevraagd toen de manager het nummer voor haar intoetste en ze met bevende handen de hoorn van hem overnam.

‘Madame, ik… weet geen details. Ik zal u nu alleen laten om met hem te praten.’

Hij had haar alleen gelaten in zijn kantoor. Ze had naar de inspecteur gevraagd wiens naam op het briefje voor haar stond. Hij had meteen opgenomen… en haar verteld wat er was gebeurd en daarmee een eind aan haar wereld gemaakt.

De auto die in een smalle bocht van de weg was geraakt, de steile helling af was gerold, in brand was gevlogen en de kurkdroge helling eromheen had doen ontvlammen.

En ergens in dat verkoolde, zwarte landschap lagen de resten van haar man en haar zoontje.

Een week later – Julia was toen al terug in Engeland – informeerden de Franse autoriteiten haar dat ze wat resten hadden gevonden: de botten van een kind van ongeveer twee jaar, op de helling boven wat er nog over was van de auto. De inspecteur had uitgelegd dat dit betekende dat Gabriel waarschijnlijk uit de auto was geslingerd toen die naar beneden rolde.

Er lagen ook wat botten van een volwassene, dichter bij de auto. De inspecteur had gezegd dat het onmogelijk was een van beiden officieel te identificeren, omdat vuur alle DNA vernietigt.

Julia herinnerde zich amper wat er na dat eerste, afschuwelijke telefoontje in La Salle Pleyel in Parijs was gebeurd. Alicia was gekomen – ze wist niet wanneer – en had haar mee naar huis, naar Engeland genomen.

Na twee dagen in Alicia’s logeerkamer had Julia geweten dat ze het geschreeuw en gelach van Alicia’s kinderen niet meer kon verdragen. Dus was ze in het kleine huisje in Blakeney getrokken, de stilte verkiezend boven de ondraaglijke geluiden van wat zij net had verloren.

Julia riep zichzelf terug naar het heden en veegde de tranen van haar gezicht. Ze wist dat ze zich op gevaarlijk terrein begaf. Ze mocht zichzelf niet toestaan weer in de put te raken door de herinneringen. Ze had hier in Frankrijk praktische zaken af te handelen en hoe eerder ze dat deed, hoe eerder ze kon vertrekken.

Ze ging terug naar de keuken en warmde – gehoor gevend aan Kits advies om toch zeker te eten – een deel van de stoofschotel op, ging met een glas wijn aan tafel zitten en dwong zich een paar happen door te slikken.

Na het eten liep Julia de woonkamer binnen. Ze ging aan de piano zitten en legde haar vingers op de toetsen.

Julia speelde voor hen: voor haar echtgenoot en haar dierbare zoontje. En ze probeerde te geloven dat ze haar konden horen, waar ze ook waren.

Later die avond opende Julia de deur naar de slaapkamer die ze met Xavier had gedeeld. Ze pakte een nachthemd uit haar tas omdat ze niet naar de kleerkast durfde waar alle kleren van haar man nog hingen en kroop in bed.

Ze lag stil om zich heen te kijken. Ze had altijd van deze kamer gehouden, misschien simpelweg omdat die van haar was, een veilige haven en niet een of andere anonieme hotelkamer die ze voor een nacht had gehuurd. Ze keek naar het schilderij dat Xavier en zij samen hadden uitgekozen bij een galerie in Gassin en zag haar haarborstel nog op de commode onder de spiegel liggen.

Dit was het moment waar ze het meest tegenop had gezien: de eerste nacht alleen in hun bed, gekweld door gedachten aan wat er ooit was geweest in dit huis en er nu niet meer was. Tot haar verbazing voelde ze zich wel kalm. Misschien kwam dat gewoon doordat ze nu had geaccepteerd dat Xavier noch haar dierbare petit ange ooit nog hier bij haar zou zijn.

Ze waren dood. En ze kon niets voelen, doen of zeggen wat hen terug zou brengen. Het stille huis waarin ze als gezin hadden geleefd en liefgehad, was daar de definitieve bevestiging van.