101

Het is vijf over negen als Jar de zwarte auto ziet aankomen. Ze zitten weer op de kademuur met de volgende twee koppen thee en een extra vest voor Rosa, sinds haar gevangenschap heeft ze het vaak koud. De auto rijdt langzaam het dorp in, neemt de scherpe, naar rechts lopende bocht naar de smalle weg voor de delicatessenzaak. Een minuut lang is hij uit het zicht, maar duikt dan weer op als hij het parkeerterrein onder hen op rijdt.

‘Absoluut niet iemand van hier,’ zegt Rosa terloops. In de afgelopen weken hebben ze een spel gespeeld waarbij ze probeerden te raden of iemand hier is geboren en getogen, is komen aanwaaien, toerist of journalist is. Dat is niet moeilijk, maar soms slaan ze de plank mis. Vandaag echter niet.

De auto komt tot stilstand. De bestuurder blijft een poosje zitten – Jar weet dat hij vannacht een lange reis heeft gemaakt – en stapt dan uit de auto. Hij kijkt naar hen beiden omhoog, zoals ze op hun lievelingsbank op de kademuur zitten. Hij steekt niet zoals de visser een hand op, maar schenkt hun een min of meer herkennend knikje.

‘Ken je hem?’ vraagt Rosa.

‘Nog niet.’

‘Is hij hier om met mij te praten?’ Rosa steekt haar arm door die van hem, op zoek naar geruststelling. ‘Je weet dat ik met niemand wil praten.’

‘Ga anders vast terug naar het huis,’ zegt Jar terwijl hij haar arm tegen de zijne drukt. De man legt een hand op het dak terwijl hij met zijn mobieltje met iemand belt en om zich heen kijkt als een spoorzoeker die aan de hand van de zon zijn positie probeert te bepalen.

‘Alles goed?’ vraagt Rosa.

‘Nu is alles goed. Hij komt hier gewoon om een praatje te maken. Met mij.’

‘Bedankt dat je de brief naar Cato hebt gestuurd,’ zegt de man terwijl hij naast Jar op de bank gaat zitten. De man, Aziatisch, begin dertig, draagt een katoenen overhemd en een kakibroek. ‘Hij heeft hem aan ons doorgestuurd.’

‘Hij is nep, hè?’ vraagt Jar, en dat hoopt hij vuriger dan wat ook. ‘Net als dat andere document.’

Jar weet nu dat iets nooit zwart-wit is. Deze man zou niet helemaal uit Londen naar Cornwall zijn gereden als het allemaal zomaar nep was.

‘Eerlijk gezegd weten we dat nog niet.’

‘Kan niet anders.’

Vanaf het moment dat de getypte brief van Langley met Amy’s handgeschreven brief op de mat viel, heeft Jar zichzelf willen wijsmaken dat het niet echt was, dat Martin de boel gewoon bedroog. Maar toen de man die nu naast hem zit hem gisteravond laat belde, zonder te zeggen hoe hij heette, alleen dat hij tegen acht uur ’s ochtends bij Jar zou zijn, tuimelden de oude angsten weer over hem heen, waardoor Jar tot het aanbreken van de dag wakker heeft gelegen.

‘Je weet dat ik er niks over mag zeggen,’ zegt de man.

‘Waarom ben je dan hier?’

Jar probeert zich de formulering in de brief te herinneren, het idee dat Martin zijdelings banden had met de cia.

‘We moeten met Rosa praten.’

‘Daar is ze nog niet aan toe.’

‘Ze leek anders maar wat bereid om met je vriend de journalist te praten. En met Cato.’

Dat klopt, denkt Jar. Rosa was tegen beide mannen openhartig geweest, maar hij wil niet dat Rosa door de inlichtingendiensten ondervraagd wordt. Dat is niet relevant en niet nodig. Max had mi6 in zijn artikel genoemd – evenals Herefordshire en het sas-hoofdkwartier – maar alleen in termen van Martins perverse spionagefantasieën, om te verklaren hoe een wetenschapper die onderzoek deed met behulp van proefdieren Rosa vijf jaar lang had opgesloten. Dat hij haar had wijsgemaakt dat ze in Cambridge was gerekruteerd door de cia en toen werd gestraft – gemarteld in de stijl van Guantánamo – omdat ze had geprobeerd aan een geheim programma te ontsnappen. (Max had met opzet Eutychus niet met zo veel woorden genoemd. Hij wilde, zo zei hij, zijn kruit droog houden voor het geval er op het dark web ooit meer bewijs aan het licht kwam.)

‘Afgezien van deze brief hebben we geen bewijs dat Martin ooit voor de cia heeft gewerkt of er ook maar enige connectie mee heeft gehad.’

‘Maar stel dat het wel zo was?’

‘Dan zouden er implicaties zijn voor Rosa’s verdwijning vijf jaar geleden en haar opsluiting die daarop volgde.’

‘Wat voor implicaties?’

‘Haar verdwijning zou dan eerder een zaak voor de inlichtingendiensten worden dan voor de politie.’

‘Omdat Martin misschien wel of niet ooit voor de cia heeft gewerkt, die misschien wel of niet ooit aan een niet-bestaand geheim programma heeft gewerkt?’

Jar is blij dat het scenario zo onwaarschijnlijk begint te klinken. Om vier uur die ochtend was dat wel anders geweest.

‘Weet Rosa al wat meer over haar gevangenschap?’ vraagt de man.

‘Het dagboek is veranderd en dat heeft de boel danig in de war geschopt. Dat, en de reusachtige hoeveelheden pillen die Martin op haar heeft uitgetest.’

‘We zijn vooral geïnteresseerd in de eerste jaren, vlak na haar verdwijning uit Cromer.’

Jar schudt ongelovig zijn hoofd. ‘Martin was een wetenschapper. Een gestoorde farmacoloog die erover fantaseerde om in Guantánamo te werken. Meer is het niet.’

‘Dat willen we nou juist helder krijgen.’

‘Je mag er wel van uitgaan dat hij wilde dat hij voor de cia werkte. Al die martelingen in Guantánamo. Daar zou hij zich thuisvoelen. Alleen was dat niet het geval. Hij werkte voor een organisatie die contractonderzoek deed, in Norwich, totdat ze hem de laan uitstuurden vanwege wreedheden op mensen.’

‘Na 9/11 zocht het Westen bij de gekste mensen hulp in de strijd tegen het terrorisme. Een onderzoekswetenschapper uit de farmaceutische industrie met interesse in aangeleerde hulpeloosheid was misschien wel zo aantrekkelijk.’

Jar bestudeert de oude stenen in de kademuur onder zijn voeten, probeert troost te putten uit het feit dat die zo lang meegaat, dat die eeuwenlang stormen en golven heeft doorstaan.

‘Wil je één ding voor me doen?’ vervolgt de man.

Jar kijkt over de haven naar het dorp. Rosa staat nu bij het raam van de vissershut, kijkt vanuit de grote dubbele ramen naar hen op de muur. De man volgt zijn blik. Ze staren beiden zwijgend naar haar.

‘Haar vader was een goed mens, we missen hem allemaal.’ Hij wacht even. ‘Als ze zich gaat herinneren wat er echt is gebeurd, bel me dan.’

Hij geeft Jar een eenvoudig kaartje waarop alleen een mobiel telefoonnummer vermeld staat.

‘Rosa is vijf jaar tegen haar wil opgesloten geweest in een kelder op een verlaten vliegveld in Norfolk,’ zegt Jar zachtjes. ‘Ze werd gevangengehouden door een oom die haar verachtte, die vrouwen in het algemeen verachtte, zelfs nog meer dan hij dieren verachtte.’

‘Ik hoop dat je gelijk hebt, Jar. Omwille van iedereen.’

Jar kijkt de man na, die naar zijn auto loopt, de sleutel in het contact steekt en wegrijdt, deze keer omhoog langs Raginnis Hill. Als hij uit het zicht is, kijkt Jar terug naar het raam van de vissershut. Rosa staat er nog steeds, kijkt uit over de zee. Jar doet zijn ogen dicht, ademt de frisse, zilte lucht in en doet ze weer open.

Wat gaat er om in dat mooie, beschadigde hoofdje van je, denkt hij. Welke duistere geheimen bewaar je daar zonder dat je dat weet?’

Ze steekt een hand op en zwaait dromerig naar hem.

Vind Mij
cover.xhtml
Hoofdstuk-001.html
Hoofdstuk-002.html
Hoofdstuk-003.html
Hoofdstuk-004.html
Hoofdstuk-005.html
Hoofdstuk-006.html
Hoofdstuk-007.html
Hoofdstuk-008.html
Hoofdstuk-009.html
Hoofdstuk-010.html
Hoofdstuk-011.html
Hoofdstuk-012.html
Hoofdstuk-013.html
Hoofdstuk-014.html
Hoofdstuk-015.html
Hoofdstuk-016.html
Hoofdstuk-017.html
Hoofdstuk-018.html
Hoofdstuk-019.html
Hoofdstuk-020.html
Hoofdstuk-021.html
Hoofdstuk-022.html
Hoofdstuk-023.html
Hoofdstuk-024.html
Hoofdstuk-025.html
Hoofdstuk-026.html
Hoofdstuk-027.html
Hoofdstuk-028.html
Hoofdstuk-029.html
Hoofdstuk-030.html
Hoofdstuk-031.html
Hoofdstuk-032.html
Hoofdstuk-033.html
Hoofdstuk-034.html
Hoofdstuk-035.html
Hoofdstuk-036.html
Hoofdstuk-037.html
Hoofdstuk-038.html
Hoofdstuk-039.html
Hoofdstuk-040.html
Hoofdstuk-041.html
Hoofdstuk-042.html
Hoofdstuk-043.html
Hoofdstuk-044.html
Hoofdstuk-045.html
Hoofdstuk-046.html
Hoofdstuk-047.html
Hoofdstuk-048.html
Hoofdstuk-049.html
Hoofdstuk-050.html
Hoofdstuk-051.html
Hoofdstuk-052.html
Hoofdstuk-053.html
Hoofdstuk-054.html
Hoofdstuk-055.html
Hoofdstuk-056.html
Hoofdstuk-057.html
Hoofdstuk-058.html
Hoofdstuk-059.html
Hoofdstuk-060.html
Hoofdstuk-061.html
Hoofdstuk-062.html
Hoofdstuk-063.html
Hoofdstuk-064.html
Hoofdstuk-065.html
Hoofdstuk-066.html
Hoofdstuk-067.html
Hoofdstuk-068.html
Hoofdstuk-069.html
Hoofdstuk-070.html
Hoofdstuk-071.html
Hoofdstuk-072.html
Hoofdstuk-073.html
Hoofdstuk-074.html
Hoofdstuk-075.html
Hoofdstuk-076.html
Hoofdstuk-077.html
Hoofdstuk-078.html
Hoofdstuk-079.html
Hoofdstuk-080.html
Hoofdstuk-081.html
Hoofdstuk-082.html
Hoofdstuk-083.html
Hoofdstuk-084.html
Hoofdstuk-085.html
Hoofdstuk-086.html
Hoofdstuk-087.html
Hoofdstuk-088.html
Hoofdstuk-089.html
Hoofdstuk-090.html
Hoofdstuk-091.html
Hoofdstuk-092.html
Hoofdstuk-093.html
Hoofdstuk-094.html
Hoofdstuk-095.html
Hoofdstuk-096.html
Hoofdstuk-097.html
Hoofdstuk-098.html
Hoofdstuk-099.html
Hoofdstuk-100.html
Hoofdstuk-101.html
Hoofdstuk-102.html
Hoofdstuk-103.html
Hoofdstuk-104.html
Hoofdstuk-105.html
Hoofdstuk-106.html
Hoofdstuk-107.html
Hoofdstuk-108.html