81
Het gebeurde zo snel: de fout.
Hij was nog maar een paar minuten in mijn cel geweest, lang genoeg om mijn ketenen te verwijderen en de medicatie toe te dienen die hij me altijd geeft voordat de sessie begint, toen zijn mobieltje ging. Ik kon niet horen wat de andere persoon zei, maar hij werd boos. Zo verschrikkelijk boos.
Hij vertrok bijna meteen, de deur sloeg achter hem dicht, ik hoorde geen geluid van een hangslot, geen schrapend geluid. Hij sluit de celdeur altijd af en sleept er bovendien nog iets bovenop. Maar vandaag niet. En hij vergat me ook weer vast te ketenen.
Ik wachtte vijf minuten voordat ik in beweging kwam, driehonderd seconden. Hij heeft dit eerder gedaan: me uitgetest. De laatste keer dat ik zonder ketenen werd achtergelaten was toen hij de deur openliet en verdween. Na twee uur was ik nog steeds niet van de vloer opgestaan. Ik had geen zin om te ontsnappen. Totaal niet. Toen hij terugkwam, feliciteerde hij me, gaf me wat vers voedsel – rijst, kip – en zei tegen me dat ik een voorbeeld voor de andere gevangenen was, een sieraad voor de wetenschap, ‘een toonbeeld van aangeleerde hulpeloosheid’.
Maar vandaag is het anders. Dat weet ik. Hij wilde me niet zo achterlaten. Ik heb me omgekleed in de kleren die hij me een paar maanden geleden had gegeven, die ik voor dit moment heb bewaard: de Ali Baba-broek en fleece trui.
Hij heeft een fout gemaakt. Een andere verklaring is er niet. Nu moet ik maken dat ik wegkom.