100
Lieve Jar,
Ik hoop dat jullie allebei bestand zijn tegen alle media-aandacht en dat Rosa in de huidige omstandigheden zo goed mogelijk herstelt.
Het spijt me dat ik niet in Cornwall ben geweest om jullie allebei te zien, en ook dat ik Rosa’s lieve brief niet heb beantwoord. Het duurt langer dan ik dacht om in het reine te komen met wat er is gebeurd. Ik wil niet dat iemand medelijden met me heeft – Rosa is hier het enige echte slachtoffer – maar ik kan mijn schuld amper dragen. Het enige wat ik kan zeggen, zoals ik ook aan de politie heb proberen uit te leggen, is dat ik niet in deze wereld leefde. De dokter zei dat ik geluk had niet te zijn bezweken aan de medicijnen die Martin me gaf. Ik wist niet dat de ‘slaappillen’ in werkelijkheid een heel sterke – en illegale – benzodiazepine waren. Ik was bezig te minderen met de lagere benzodoses, vroeg me af waarom ik niet veel verschil voelde. Mijn zintuigen waren afgestompt, om het mild uit te drukken, ik zat ‘emotioneel onder narcose’, zoals mijn huisarts het formuleerde (hij was ontsteld toen hij ontdekte dat hij niet had gemerkt dat Martin me die illegale benzo’s toediende). Maar ik had het kunnen weten, meer vragen moeten stellen, Martin moeten uitdagen.
Binnenkort hoop ik dat ik sterk genoeg ben om naar jullie beiden in Cornwall toe te komen, om samen met Rosa langs het kustpad te wandelen, om dezelfde wandelingen te maken die ik vroeger met Jim maakte, toen Rosa nog klein was. Intussen ben ik het huis aan het leeghalen. Ik kan hier niet meer wonen. Niet alleen vanwege de sporen van Martin, maar vanwege de politie, die alles overhoop heeft gehaald, van boven tot onder, ze zijn zelfs in mijn la met ondergoed geweest.
Ze hebben echter één ding over het hoofd gezien, en dat stuur ik nu naar jou, want jij weet beter wat ermee gedaan moet worden dan ik. Het is een brief die ik vond toen ik Martins boekenkast in de zitkamer uitruimde. Hij zat weggestopt in een exemplaar van Spion aan de muur van John le Carré, een van zijn favorieten. Ik weet niet van wie de brief is, misschien is hij niet eens echt. Martin leek het grootste deel van de afgelopen vijf jaar in een fantasiewereld te hebben geleefd. Maar ik denk dat het belangrijk is.
Het adres is van Langley, Virginia, waarvan zelfs ík weet dat de cia daar zijn hoofdkwartier heeft, en hij is getypt. Hij is niet aan Martin geadresseerd, of door iemand ondertekend, maar hij wordt er persoonlijk in bedankt, zo veel is wel duidelijk, omdat hij in de strijd tegen het terrorisme zijn professionele expertise ter beschikking heeft gesteld.
Ik weet nog dat hij een paar keer naar Amerika ging, dat moet in de jaren vlak na de afschuwelijke gebeurtenissen van 2001 zijn geweest, maar ik heb nooit een goed geheugen gehad. Ik zou er wel achter kunnen komen, als dat helpt, zijn oude paspoort opzoeken en op de visastempels kijken. Maar ik weet niet precies waar hij dat bewaarde.
Ik hoop dat dit de zaken niet nog ingewikkelder heeft gemaakt. Geestelijk ben ik toch al zo’n puinhoop, ik kan in de verste verte niet beoordelen hoe belangrijk dit is, als het dat al is.
Het was pijnlijk, maar ik heb natuurlijk het artikel van je vriend gelezen en elk nieuwsbulletin gevolgd. Ik herkende de man niet met wie ik meer dan twintig jaar geleden als studente ben getrouwd, die beloofde me te helpen met mijn angsten. En ik kan nog altijd niet bevatten dat hij mijn bloedeigen nicht zo boosaardig wreed heeft behandeld. Helaas laten de media me niet met rust, maar de beveiliging in het huis is uiteraard prima. Over ironie gesproken.
Vernietig de brief aan Martin, als je wilt, doe alles waardoor jullie leven gemakkelijker wordt. Jij en ik hebben altijd het gevoel gehad dat onze liefste Rosa nog leefde, maar het geeft me geen voldoening dat we daar gelijk in hebben gekregen. De schaamte en het ongeloof dat een man van wie ik ooit hield hiertoe in staat was, zal me de rest van mijn leven achtervolgen.
Alle liefs voor jullie allebei,
Amy