60
Wat mij tot mens maakt is weggevlogen uit dit gekneusde lijf van me, en zit nu ergens op een veilige afstand toe te kijken, de vleugels opgevouwen, wachtend om op een dag terug te keren.
‘Hij rust alleen maar uit,’ zegt pap. ‘Door de tekening onder op zijn vleugels valt hij niet op.’
Mijn bewaker komt altijd ’s middags, brengt me een dagelijkse dosis pijn en een keer per week een schone oranje overall. Hij wil me geen ondergoed geven, maar heeft nu tenminste wel geaccepteerd dat ik maandverband nodig heb (ik menstrueer trouwens toch al bijna niet meer).
Het bezoek van vandaag begon als alle andere: een test om te kijken wat ik nog van de vorige dag wist, gevolgd door nieuwe notities die ik in mijn geheugen moet prenten.
‘Stilteretraite, Herefordshire, voorjaarssemester 2012: het is de laatste dag van onze briefing in Herefordshire. Vanavond keren we naar ons college terug en maken we onze zaakjes in orde.’
‘Gaan we onze zaakjes in orde maken… en wachten af, schreeuwde hij, met de nadruk op ‘gaan’ en ‘wachten’.
Hij straft me als ik fouten maak, slaat en mishandelt me, maar is elk menselijk gezelschap, zelfs zijn wrede aanwezigheid, niet beter dan het isolement dat volgt wanneer hij weg is?