25
Jar schuift zijn stoel naar achteren en woelt met een hand door zijn haar. Hij zit achter zijn computer in de garagebox, nuchter na een koud bad, kan niet slapen. Zijn avond in de pub in Piccadilly blijft een blinde vlek. Hij hoopt dat hij zich heeft gedragen, niet heeft laten merken wat hij nu zeker weet: ‘Kirsten’ is dezelfde vrouw als ‘Karen’, de collegetherapeut die vijf jaar geleden door dr. Lance aan Rosa was voorgesteld. Hij weet het zeker. Het was Kirsten die hem via Carl heeft benaderd; Kirsten die hem naar Rosa’s dagboek vroeg. En Kirsten die de politie heeft gebeld toen hij daarover loog. Jar wilde alleen dat hij wist waarom ze hem heeft benaderd, voor wie ze werkt.
Hij werpt een blik op zijn computer. Het is drie uur ’s nachts en hij heeft misschien niet veel tijd meer. Als de politie hem één keer kan arresteren, kan ze dat weer doen. Miles Cato wil misschien opnieuw een babbeltje met hem maken wanneer zijn mensen op Antons versleuteltalenten stuiten.
Max Eadie, denkt Jar, peinzend over de naam. Zou het dezelfde journalist kunnen zijn? In de eerste paar maanden na Rosa’s dood had een verslaggever in Cambridge vragen over haar gesteld, maar Jar heeft hem nooit kunnen achterhalen.
Het was op Rosa’s college waar iemand zijn mond voorbij had gepraat. Een ongewoon indiscrete portier. Jar was in augustus naar Cambridge gereisd, een maand nadat Rosa was gestorven, vastbesloten om met dr. Lance te praten. De decaan had zijn e-mails niet beantwoord of teruggebeld, dus Jar bedacht dat hij hem dan maar moest opwachten. Dat lukte hem niet.
‘Wie wil hem spreken?’ vroeg de in een zwart pak geklede man in de portiersloge. Hij zag eruit als iets wat zijn moeder een regelrechte nicht zou noemen, dacht Jar.
‘Jarlath Costello.’
De portier keek naar hem terwijl hij een telefoon pakte en een nummer draaide. ‘Je bent toch geen journalist, hè?’
‘Geen journalist. Ik ben een student. King’s.’ Technisch was het een leugen. Jar zou niet naar Cambridge terugkeren om zijn promotie af te maken, zoals hij van plan was geweest. Na wat er was gebeurd, kon hij het niet aan. En hij had net zijn eerste baan in de wacht gesleept bij een kunstwebsite. ‘Waarom vraagt u dat?’
‘Een of andere verslaggever uit Londen was hier eerder aan het rondneuzen. Stelde vragen.’
‘Waarover?’
‘Doctor Lance neemt zijn telefoon niet op.’ De portier belde nog een keer.
‘Waar vroeg hij naar?’ vervolgde Jar, zelf verbaasd dat hij zo aanhield. ‘De journalist.’
‘De doden die zijn naam niet durven uitspreken. Studenten die zich van het leven beroven. Doctor Lance neemt niet op.’
‘Kunt u zich nog herinneren hoe hij heette?’
‘Het is het beste als u een afspraak maakt, meneer.’
Dat was alles. Een Londense journalist die ‘kwam rondneuzen’. Hij was vast geïnteresseerd in Phoebe, haar akelige zelfmoord van afgelopen zomer tijdens het meibal had in alle kranten gestaan. Rosa was een paar weken later doodgegaan. Daarover was in de plaatselijke pers bericht als was het een zoveelste treurige zelfmoord van een student. Over haar vader werd alleen vermeld dat hij voor Buitenlandse Zaken had gewerkt.
Jar weet dat Rosa en haar vader close waren. Hij wilde dat hij Jim Sandhoe had kunnen ontmoeten, na al die gelukkige verhalen die Rosa over hem had verteld. Heel in het begin gebruikte Jar de journalistieke basisvaardigheden die hij had opgepikt bij de kunstwebsite om meer te ontdekken, maar er was helemaal niets te vinden. Op internet stond amper informatie over Rosa’s vader, behalve een paar opensourceverslagen over de economie van Zuidoost-Azië waarvan hij coauteur was. Er waren geen bewijzen die erop wezen dat hij ergens anders had gewerkt dan op de Politieke Afdeling van Buitenlandse Zaken, hoewel Jar algauw tot de ontdekking kwam dat dit een afdeling was die veelal werd gebruikt als officiële dekmantel voor de inlichtingendiensten. Maar nu leek het wel alsof zijn baan ‘belangrijker’ was dan die van een spion. Hij heeft nooit iets kunnen terugvinden over een postuum toegekende kcmg.
Jar zoekt naar Max Eadie, dankbaar dat zijn naam relatief goed te googelen is. Er zijn geen journalisten die zo heten, er is alleen een Max Eadie die een eigen publicrelationsbureau in Londen heeft. Hij opent de website, klikt op ‘Over ons’ en treft een foto aan van een kwabbige man van in de vijftig. In zijn biografie wordt gerept over een vroegere carrière als onderzoeksjournalist, een baan waardoor hij ‘de gecompliceerdheid van crisis-pr-management van beide kanten heeft leren begrijpen’. Onder zijn clientèle enkele impopulaire banken. Bij de biografie van ieder staflid staat een ‘crisis’-contactnummer vermeld, evenals een mobiel nummer van Max Eadie.
Jar controleert de straat voordat hij de garagebox verlaat en loopt weer naar zijn flat, waarbij hij de lichtvlekken van de oranje straatlichten vermijdt. Aan het einde van de straat staat een bestelbus geparkeerd die er eerder niet stond. En een van de auto’s tegenover zijn flatgebouw is weg. Relax, zegt hij tegen zichzelf. Morgenvroeg gaat hij Max Eadie bellen.