23
‘Het is gewoon toeval, Jar,’ zegt Carl terwijl hij een slok neemt van een verse pint.
‘Dat zeg je nou wel,’ antwoordt Jar, meer in de lorum dan hij op een dinsdagavond zou behoren te zijn. ‘Maar hoeveel vrouwelijke rouwverwerkingstherapeuten ken je die a) Amerikaanse en b) bloedmooi zijn, en c) stokkend ademhalen voordat ze gaan praten? Geef daar maar eens antwoord op.’
‘Dus Kirsten is opeens een lekker ding, hè? Je tapt nu uit een heel ander vaatje.’
‘Ik zou haar niet uit bed gooien omdat ze chips ligt te eten. Jij weet dat en ik weet dat. Het is alleen de vaststelling van een feit. “Schoonheid is waarheid, – waarheid schoon, – dat ’s al wat gij op aarde weet, en hoeft te weten.”’
Jar mag van zichzelf alleen uit gedichten citeren als hij dronken is, en dan bij voorkeur uit Britse gedichten. ‘Je gelooft me niet, hè?’ vervolgt hij. ‘Vind je het dan niet raar?’
‘Nee. Dat vind ik niet, Jar. Ik vind het helemaal niet raar. Het is puur toeval. Serendipiteit.’
Jar is eigenlijk te dronken om er weer tegenin te gaan, of Carl uit te lachen omdat hij een woord als ‘serendipiteit’ uit de kast haalt, maar hij probeert het toch.
‘Ik weet dat je het goed bedoelt, Carl, maar afgezien van wat zich in jouw hoofd afspeelt, is het allemaal zo logisch als wat,’ zegt hij. ‘Ik stond amper buiten Kirstens deur in Harley Street of ik werd door de politie gearresteerd. Het was letterlijk op een paar meter bij haar praktijk vandaan. Ik was nog niet weg of ze heeft de telefoon gepakt en ze gebeld.’
‘Waarom zou ze dat doen?’
‘Omdat ik heb gelogen over het dagboek. Ze vroeg me of Rosa een dagboek bijhield en ik heb nee gezegd. Het was de laatste vraag van de sessie, en ze heeft er een uur lang naartoe gewerkt.’
Carl werpt hem een blik toe. Jar weet hoe hij overkomt – paranoïde, misleid – maar het kan hem niet meer schelen.
‘Waarom heb je gezegd dat er geen dagboek is?’ vraagt Carl.
Jar kijkt naar zijn vriend terwijl hij nog een slok van zijn pint Iers bier neemt. Even schiet het door hem heen dat Carl ook in het complot zit. Dat heeft hij wel eerder gedacht – kortstondige, irrationele verdenkingen die hun vriendschap dreigden te vergiftigen – maar hij heeft geleerd ze even snel opzij te zetten als ze bij hem opkomen.
Deze keer is het moeilijker. Carl was degene die hem bij Kirsten had geïntroduceerd, tegen hem had gezegd dat hij zich door haar moest laten helpen. Hij en Carl zijn al lang met elkaar bevriend, stelt hij zichzelf gerust: vijf jaar. Vlak nadat hij naar Londen was verhuisd, hebben ze elkaar ontmoet. Niet lang na Rosa’s dood…
‘Geef me hier dan maar eens antwoord op,’ zegt Jar, in een poging verder te gaan. ‘Ze gebruikte een bepaalde zinsnede. Zei dat de meeste mensen denken dat een rouwhallucinatie iets is als “een in de lucht achtergebleven condensatiestreep”. Rosa heeft bijna letterlijk hetzelfde in haar dagboek geschreven: “Er mogen geen condensatiestrepen achterblijven in de lucht van Fenland.” Zei dat het iets was wat haar therapeut zou zeggen.’
‘En?’ Carl trekt zijn wenkbrauwen op.
‘Vind je dat niet vreemd? Een merkwaardige uitdrukking die ze allebei gebruiken?’
‘Nee, dat vind ik niet.’
‘Ik heb het gegoogeld: op het hele internet zijn er maar zevenhonderd hits met die zinsnede.’
‘Ik moet eerlijk tegen je zijn, bro. Dit is niet een of andere obsessief compulsieve stoornisachtige toevalsfantasie die je hebt, het is een serieus probleem. En de Feds hebben je een streek geleverd.’
‘Vertel mij wat. En als klap op de vuurpijl is ook mijn e-mailaccount gehackt…’
‘Ze hadden mij ook kunnen arresteren,’ zegt Carl, Jars eerdere computerproblemen negerend. ‘En Anton ook.’
‘Er staan geen rare plaatjes op die harde schijf.’
‘Dat zeg jij. Maar hoe weten we dat nou?’
‘Omdat dat hele gedoe met die smerige plaatjes een smoes is. Ze zitten achter Rosa’s dagboek aan, Carl.’
Er valt een stilte waarin ze allebei van hun pint drinken en naar de barman kijken, die voor twee jonge Aziatische studentes Bacardi met Red Bull mixt. Normaal gesproken zouden ze nooit naar een pub op Piccadilly zijn gegaan – veel te veel toeristen – maar ze waren allebei toe aan een borrel nadat Carl, hijgend als een paard, om vijf voor negen bij het politiebureau van Savile Row de harde schijf aan Jar had overhandigd. Hij had met ingehouden adem op straat gewacht toen Jar naar binnen ging en de schijf aan de dienstdoende agent afgaf, die dit klaarblijkelijk al had verwacht. Miles Cato was nergens te bekennen.
Ze hadden zijn deadline gehaald, maar op het nippertje. Anton was echt pissig geweest over het kopiëren van de schijf, vroeg aan Carl waarom hij hem plotseling terug wilde. Hij had nog meer tegengestribbeld toen Carl hem vroeg nog een versleutelde laag over de oorspronkelijke map heen te leggen. Jar hoopte dat hij daarmee Miles Cato kon vertragen – dat hij een paar dagen tijd kon rekken, misschien zelfs een paar uur – maar dat betwijfelde hij.
‘Bedankt dat je de harde schijf hebt opgehaald,’ zegt Jar, bij wijze van zoenoffer.
‘Anton was er niet blij mee.’
‘Maar hij heeft het bestand wel extra versleuteld, hè?’
‘Hij heeft zich een uur lang niet laten zien.’
‘Hoeveel krijg je van me?’
‘Een levenslange voorraad bubblehasj.’
‘Heb je hem dat beloofd?’
‘Als het niet bubbelt, is het de moeite niet waard,’ zegt Carl, en hij kijkt op zijn horloge terwijl hij een dronken arm om Jar slaat. ‘Ze kan nu elk moment binnen komen wandelen.’
‘Wie?’ Jar kijkt de drukke pub rond, maar hij herkent niemand.
‘De bloedmooie Kirsten, natuurlijk.’
‘Carl?’ Niet te geloven wat zijn vriend net zei.
‘Relax. Het is buiten werktijd. We zullen het niet over vanochtend hebben. beloofd.’
‘Maar…’
‘Ik zal met geen woord reppen over haar dubbelganger in Cambridge. Of over condensatiestrepen. Of een rare ademhaling. Dat beloof ik. Chill nou maar.’
Opnieuw weigert Jar te reageren op de uitgestoken vuist van zijn vriend. In plaats daarvan kijkt hij hem onderzoekend aan, op zoek naar bewijzen van verraad. Hoe haalt Carl het in zijn hoofd om Kirsten te vragen hier te komen? En waarom heeft hij hem zojuist zo in vertrouwen genomen?
‘Dit bevalt me niks. Ik ben haar cliënt. Althans, dat was ik. Ik weet niet eens of ik ooit nog naar haar terug wil.’
‘Des te meer reden om vanavond van haar gezelschap te genieten.’
‘Je had me kunnen waarschuwen.’
‘Volgens mij heb ik dat net gedaan.’
‘Als ze er ongeveer is, ja.’
‘Dan zou je eerder je kont hebben gedrukt. Ze mag je graag. En ze is een lekker ding.’
‘Je mag haar helemaal hebben.’
‘Ik ben al bezet.’
‘Sinds wanneer?’
‘Sinds gisteravond. Als je de moeite had genomen om vanochtend naar kantoor te komen in plaats van jezelf te laten arresteren, had ik je alles verteld over Tatiana uit Odessa.’
‘Ik verdwijn.’ Jar krijgt een onbedwingbare behoefte om uit de pub weg te gaan, alleen te zijn, zijn hoofd helder te krijgen.
‘Jar…’ Carl legt een hand op zijn arm, houdt hem tegen. ‘Blijf nog even. Het is goed voor je. Maak een beetje plezier. Geniet van de craic.’
‘Je begrijpt het niet,’ zegt Jar, Carls botte opmerking over het feit dat hij Iers is negerend. Dat laat hem koud. ‘Ik heb vandaag tegen haar gelogen, en ik wist niet hoe snel ik daar weg moest komen.’
‘Nou, dan lieg je weer. Ze zal je heus niet iets over vanochtend vragen.’
‘Heb jij haar gebeld?’
‘Zij belde mij. Over het artikel dat ik over muziek en zielenknijpers aan het schrijven ben. Toen vroeg ze of het goed met je ging.’
‘Wanneer?’ Carl is zijn beste vriend, denkt Jar. Relax.
‘Vanavond. Toen ik bij Anton was. Ik zei tegen haar dat een borrel je wel zou opvrolijken, maar we waren het erover eens dat dat niet bepaald professioneel klonk. Ze beloofde om het niet over het werk te hebben. Bovendien betaal je haar niet, dus eigenlijk is het geen echte cliënt-therapeutrelatie, wel?’
‘Heeft zij dat gezegd?’
‘Dat is mijn objectieve inschatting van de situatie.’
‘M’lud. Jezus, Carl.’
‘Kom op, Jar. Je moet hier overheen zien te komen. Verdergaan met je leven.’
‘Weten jullie zeker dat ik niet stoor?’
Jar draait zich om, ziet Kirsten naast zich staan en dat ze naar hem glimlacht op een manier waardoor hij een wee gevoel in zijn maag krijgt. Ze draagt een laag uitgesneden kersenrode jurk en hakken, en straalt warmte en charme uit, als een Sirene, denkt Jar.
‘We hadden het net over je,’ zegt Carl en hij knipoogt naar Jar. ‘Wat wil je drinken?’