72
Mijn bewaker komt elke middag om twee uur. Ik weet dit omdat ik de seconden tel, vanaf het moment dat ik wakker word van een overvliegend vliegtuig, hoog in de lucht. Natuurlijk hoeft het geen lijnvlucht te zijn, en wat dacht je van snelheid en vertragingen, maar het markeert het begin van mijn dag: zes uur ’s ochtends. Rosatijd. En dan tel ik elke seconde: 28.800 tot hij arriveert.
Soms is hij met een andere bewaker, maar vandaag was hij alleen, en laat, wat ongebruikelijk is. Of misschien was het vliegtuig vanochtend vroeger dan anders.
Nu is het hier rustig, maar ik weet dat zo meteen het geschreeuw gaat beginnen. Dat heb ik ook geteld, vanaf het moment dat hij hier weggaat. De eerste minuut is moeilijk, want na de sessie heb ik zo veel pijn, maar het lukt me nu al een week. Overdag is het hier stil. Misschien worden de andere gevangenen wel verplaatst.
Als ik gelijk heb, kunnen de kreten elk moment beginnen, tweehonderdveertig seconden nadat hij weg is gegaan. (Ik heb geleerd in mijn achterhoofd te tellen, tijdens het schrijven. Multitasking, dat kan ik.) Een zacht gekreun gevolgd door gedreun tegen tralies. Zes dreunen, elke keer. Dan twee minuten en vijfendertig seconden later een schreeuw gevolgd door gesnik en nog meer dreunen tegen de tralies, deze keer in koor: een teken van steun, afgekapt door mishandeling door een bewaker, een Amerikaan, denk ik.
237
238
239
240
Ik wacht even met tellen, luister naar de stilte. Een paar seconden meer of minder maakt heus niet uit.
En dan begint het: een langgerekt, zacht gekreun, gevolgd door gedreun.
Het is te routinematig, zelfs voor een gevangenis.