51
Ik heb Shahrayars paleis eindelijk helemaal in beeld, elk stuk marmer, elk blok graniet dat zorgvuldig en heel precies op zijn juiste plek is gelegd. Tot nu toe wist ik niet hoeveel ik van architectuur wist. Alhambrabogen, geen probleem: die draagstenen zijn geen partij voor mij (ongelooflijk wat ik me nog kan herinneren van wat pa me tijdens de vakanties allemaal heeft verteld).
De laatste kamer die ik bouwde was Scheherazades slaapkamer, waarin ze zich elke avond terugtrok om het volgende verhaal te verzinnen om te zorgen dat ze in leven bleef. Morgen begin ik met het vertellen van Scheherazades verhalen, en daarna een paar van mezelf.
Ik kijk uit naar het weekend. Pa en ik gaan op vakantie, de fijnste die we ooit hebben gehad. Ik ga vanavond inpakken en vind het allemaal zo spannend! We gaan vroeg naar het vliegveld – warme ciabattasandwiches met bacon, in folie verpakt voor de autorit – en dan tien uur later – zesendertigduizend seconden – zijn we in Delhi. Het wordt een saaie vlucht, een hele zit, maar ik denk dat ik dat wel aankan. Ik mag in elk geval een film uitkiezen.
Maar nu moet ik dit dagboek bijhouden, niet het dagboek om elke dag te kunnen onthouden, maar dit, waar niemand iets van afweet. Ik heb hier beneden wat kladpapier en een blauwe balpen gevonden. Ik probeer er niet aan te denken wat er allemaal gaat gebeuren als de inkt opraakt of als ze ontdekken waar ik het papier verstop, achter de gootsteen. Schrijven in een dagboek is het enige waardoor ik mijn verstand bij elkaar kan houden, dat en mijn denkspelletjes.
Mijn verleden is een ziekmakende vlek geworden, maar als ik me concentreer, kan ik nog steeds een paar kiekjes uit mijn geheugen opdiepen waarvan ik weet dat ze echt gebeurd zijn, zoals de avond dat Jar en ik kilometers door de straten van Cambridge liepen en om één uur ’s nachts in een Turks restaurant terechtkwamen. Om drie uur vroegen ze of we weg wilden gaan, maar niet voordat ik had beseft dat ik de man had gevonden met wie ik mijn leven wilde delen.
We waren dronken en nog de enige mensen in het restaurant.
‘Hoe lang kennen we elkaar nu?’ vroeg ik en ik legde mijn hand op die van hem.
‘Een hele maand,’ zei hij.
‘Het lijkt wel een heel leven.’
‘Op een goede manier? Of als een getrouwd-wereldmoe stel?’
Ik bracht zijn hand naar mijn lippen en kuste die.
‘Mijn werkelijkheid brak in tweeën toen pa doodging. In één deel, in die fractie van een seconde dat ik wakker word, leeft hij nog. In het andere weet ik dat hij dood is. Sinds wij elkaar hebben vind ik de kracht om mijn leven te aanvaarden zoals dat nu is: zonder mijn vader. Dank je wel.’
‘Ik wou dat ik hem had gekend,’ zegt Jar terwijl hij mijn vingers in zijn grote handen omdraait.
‘Ik ook.’
‘Heb je zin om komende zomer met me mee te gaan naar Ierland? Om mijn vader en moeder te ontmoeten?’
‘Lijkt me een goed plan.’
‘Dan kan ik je de kust van Connemara laten zien, Cleggan Head.’
Ik wachtte even, verloor mezelf in zijn ogen. ‘Ik weet niet zeker wat ik had gedaan als ik je niet had ontmoet. Het maakt me bang als ik eraan denk.’
‘Doe dat dan niet,’ zei hij en hij boog zich naar me toe om me te kussen. ‘Zei je niet dat je ooit in een mindfulness retraite bent geweest? In Heresfordshire of zo? Daar hebben ze je vast geleerd hoe je je negatieve gedachten kunt buitensluiten. En vlees. En whisky…’
Ik weet niet wat ik toen heb gezegd. Ik wilde dat ik het wel wist, maar ik weet niet meer welke herinneringen van mij zijn, wat er werkelijk is gebeurd tijdens die angstaanjagende retraite.