·4·

Stone stapte uit.

Voordat hij wegreed, liet de man een minachtend gesnuif horen en zei: ‘Wat mij betreft, ben je nog steeds een zwerver, al praat je nog zo duur.’

Stone keek de wegrijdende auto na. Hij nam allang niet meer de moeite om op dergelijke opmerkingen te reageren. Het maakte hem niet uit wat de mensen van hem dachten. En bovendien leek hij inderdaad wel een zwerver.

Hij liep naar een klein park naast het Georgetown Waterfront Complex en tuurde naar het klotsende bruine water van de Potomac River. Een paar ondernemende graffititekenaars, die duidelijk geen bezwaar hadden tegen een paar natte billen, hadden de kade hier helemaal volgekalkt met allerlei ingewikkelde lussen en krullen.

Een uur geleden zou het nog tamelijk druk zijn geweest op de verhoogde Southwest Freeway achter hem, want bij de kruising tussen M Street en Wisconsin Avenue had je een bruisend nachtleven. In Georgetown waren er een hoop plekken waar mensen die over voldoende contanten beschikten, of anders in elk geval over een redelijk goede creditcard, zich best konden vermaken, maar Stone had geen van beide. Het was inmiddels echter zo laat dat zelfs de grootste feestbeesten al naar huis waren. Washington was en bleef per slot van rekening een stad vol mensen die ’s ochtends vroeg op moesten.

Ook op de Potomac was alles rustig. De politieboot die hier regelmatig surveilleerde, zou wel naar de verder naar het zuiden gelegen Woodrow Wilson Bridge zijn gevaren. Gelukkig liep hier op de kade nergens politie rond. Dit was een vrij land, maar voor mensen die op een kerkhof woonden en kleren droegen die niet veel meer dan lompen waren, was het toch iets minder vrij.

Hij liep over de kade, langs het naar de schrijver van het Amerikaanse volkslied vernoemde Francis Scott Key Park, onder de Francis Scott Key Bridge door, en daarna langs een gedenkteken voor Francis Scott Key. Een beetje overdreven voor iemand die songteksten had geschreven waarvan bijna niemand nog wist hoe ze ook weer gingen. Op het Reagan National Airport mocht op dit uur van de nacht niet gevlogen worden en dus was de hemel een blauwig zwart waar hier en daar wat sterren en wolken over uitgestrooid waren, zonder lange strepen uitlaatgas of lawaaiige helikopters om de schoonheid ervan te verpesten. Hij voelde dat er een dikke grondmist kwam opzetten. Hij naderde een vrolijk beschilderd botenhuis van een van de plaatselijke jachthavens toen een vertrouwde stem hem vanuit het donker aanriep.

‘Oliver, ben jij dat?’

‘Ja, Caleb. Zijn de anderen er ook?’

Een man van gemiddeld postuur, maar met een buikje, stapte Stones gezichtsveld binnen. Caleb Shaw kleedde zich in negentiende-eeuwse stijl, compleet met bolhoed die zijn korte, grijzende haar grotendeels aan het zicht onttrok, en een ouderwets zakhorloge, waarvan het kettinkje op zijn vest hing. Hij had lange bakkebaarden en een klein snorretje.

‘Rueben is er, maar die is even... eh, zijn behoefte aan het doen. Milton heb ik nog niet gezien.’

Stone zuchtte, ‘Dat verbaast me niet. Milton is briljant maar altijd erg verstrooid.’

Toen Rueben bij hem kwam staan, vond hij de man er niet goed uitzien. De een meter negentig lange, een jaar of zestig oude Rueben Rhodes was stevig gebouwd en had een grote massa met grijs doorschoten krullen en een korte maar dichte baard in dezelfde kleur. Hij ging gekleed in een smerige spijkerbroek en een flanellen overhemd, had een paar rafelige mocassins aan en hield een hand tegen zijn zij gedrukt. Hij had last van nierstenen.

‘Je moet naar de kliniek, Rueben,’ zei Stone dringend.

‘Daar komt niks van in,’ zei de man met een boze blik. ‘In het leger hebben ze al vaak genoeg in me zitten rond te poeren. Ik lijd wel in stilte. Dan heb ik tenminste een beetje privacy.’

Terwijl ze stonden te praten kwam Milton Farb naar hen toe gelopen. Hij bleef bij hen staan, tikte drie keer met zijn rechtervoet op de grond, twee keer met zijn linkervoet, en liet een reeks piepende en grommende geluiden horen. Daarna reciteerde hij een reeks getallen, die ongetwijfeld van grote betekenis voor hem waren.

De andere drie wachtten geduldig totdat hij klaar was, want het was al aardig laat en ze wisten dat hij weer helemaal opnieuw zou moeten beginnen als ze hem stoorden bij zijn obsessief-compulsieve ritueel.

‘Hallo, Milton,’ zei Stone toen het gegrom en gefluit ophield.

De een meter achtenzeventig lange Milton Farb haalde eens diep adem, keek op en glimlachte. Hij had een leren rugzak aan zijn schouder hangen, ging gekleed in een fraaie trui en een kakikleurige broek en had een ouderwets metalen brilletje op. Zijn grijzende asblonde haar was nogal lang, wat hem een beetje op een ouwe hippie deed lijken, maar zijn bleke, ongerimpelde gezicht had iets ondeugends, wat hem een stuk jonger maakte dan hij werkelijk was.

Milton klopte op zijn rugzak. ‘Ik heb wat goeds bij me, Oliver.’

‘Nou, laten we dan maar gaan,’ zei Rueben die zijn hand nog steeds tegen zijn zij gedrukt hield. ‘Ik heb morgen ochtenddienst op het laadperron.’ Terwijl de vier mannen op weg gingen, kwam Rueben naast Stone lopen en stopte hij stilletjes wat geld in diens borstzakje.

‘Dat hoeft niet, Rueben,’ zei Stone. ‘Ik krijg geld van de kerk.’

‘Tja! Ik weet niet hoeveel ze je precies betalen om daar onkruid te wieden en grafstenen te schrobben, maar veel kan het niet zijn, en al helemaal niet als je ook nog een dienstwoning hebt.’

‘Ja, maar zoveel heb je zelf ook niet.’

‘Je hebt mij zo vaak wat gegeven als ik geen geld had om een ploegbaas om te kopen om me werk te geven.’ En met gemaakte boosheid voegde hij daaraan toe: ‘Moet je ons nou eens kijken. Wat een zootje ongeregeld. Hoe zijn we ooit zo oud en meelijwekkend geworden?’

Caleb lachte, maar Milton keek verbijsterd voor zich uit tot het tot hem doordrong dat Rueben maar een grapje maakte.

‘De ouderdom komt altijd heel geleidelijk,’ zei Stone droogjes, ‘maar als hij er eenmaal is, is het plotseling uit met de subtiliteiten.’ Terwijl ze verder liepen, nam Stone zijn metgezellen een voor een aandachtig op. Het waren mannen die hij al jaren kende en met wie hij veel leuke en nare dingen had meegemaakt.

Rueben was afgestudeerd aan de prestigieuze militaire academie van West Point, had drie keer in Vietnam gediend en daar bijna elke medaille en eervolle vermelding gekregen waarover de strijdkrachten maar beschikten. Na de oorlog was hij overgeplaatst naar de Defense Intelligence Agency, die in wezen de militaire tegenhanger was van de cia . Hij had de dia echter heel plotseling verlaten om een zeer uitgesproken tegenstander van de oorlog in Vietnam te worden en toen het land zich niet meer om dat ‘oorlogje’ in Zuidoost-Azië bekommerde, had hij niets meer gehad om voor te leven. Hij had een tijdje in Engeland gewoond, was toen weer teruggekeerd naar de Verenigde Staten en daarna hadden zware doses alcohol, en drugs, en talloze achter zich verbrande bruggen hem in een vrijwel uitzichtloze situatie gebracht. Gelukkig was hij Oliver Stone tegen het lijf gelopen, die hem had geholpen zijn leven weer een beetje op de rails te krijgen. Tegenwoordig stond Rueben op de loonlijst van een pakhuis, waar hij voor tien dollar per uur vrachtwagens uitlaadde, en zo in plaats van zijn geest zijn spieren oefende.

Caleb Shaw was doctor in de politieke wetenschappen en de Engelse literatuur van de achttiende eeuw, hoewel hij vanwege zijn bohémienachtige aanleg eigenlijk meer de voorkeur gaf aan de modes van de negentiende eeuw. Ook hij was actief geweest in het protest tegen de Vietnamoorlog, waarin zijn broer was gesneuveld, en tijdens de Watergate-affaire, waarbij het land zijn laatste restje politieke onschuld had verloren, was hij opnieuw de straat op gegaan. Ondanks zijn grote intellectuele gaven had zijn merkwaardige karakter hem allang verdreven uit de hoofdstroom van de universitaire wereld. Tegenwoordig werkte hij op de afdeling Zeldzame Boeken en Speciale Collecties van de Congresbibliotheek. Toen hij naar die baan solliciteerde, had hij zijn lidmaatschap van de Camel Club niet op zijn cv gezet. De federale overheid nam liever geen mensen aan die omgingen met types die overal samenzweringen zagen. En zijn bolhoed en horlogeketting nam hij ook niet mee naar zijn werk.

Milton Farb was zonder meer de briljantste van het hele gezelschap. Hij was zelfs zo briljant dat hij vaak vergat te eten, dacht dat Paris Hilton een plek was om te overnachten als je in Frankrijk was, en in de veronderstelling verkeerde dat hij geld had zolang er nog een overschrijvingsformulier in zijn giroboekje zat. Hij was een wonderkind geweest dat reusachtig grote getallen uit zijn hoofd kon optellen en over een fotografisch geheugen beschikte: als hij één keer iets gelezen had, vergat hij het nooit meer. Zijn ouders waren kermisklanten geweest en Milton was een heel geliefde attractie geworden. Hij kon uit zijn hoofd sneller optellen dan de omstanders met een rekenmachine, en kon zonder haperen hele pagina’s voorlezen uit een boek waar iemand uit het publiek hem even in had laten kijken. Al met al was dat voor hem echter geen gunstige ervaring geweest, want in die tijd was hij door een aantal andere kermisattracties ook seksueel misbruikt.

Jaren later, nadat hij in recordtempo zijn doctoraal had gehaald, was hij op de afdeling Onderzoek van de National Institutes of Health gaan werken. Het enige wat hem ervan weerhield om een succesvol leven te leiden, waren zijn steeds ernstiger wordende obsessief-compulsieve syndroom en een sterke paranoïde inslag, die allebei waarschijnlijk het gevolg waren van het seksuele misbruik dat hij in zijn jeugd te verduren had gekregen. Die twee demonen hadden de neiging om op de ongelukkigste momenten de kop op te steken en nadat hij alweer jaren geleden de president van de Verenigde Staten een dreigbrief had gestuurd, was er door de Secret Service een onderzoek naar hem ingesteld dat een snel en voortijdig einde had gemaakt aan zijn carrière bij de nih .

Stone had Milton voor het eerst ontmoet in een inrichting waar Stone als verpleeghulp werkte en Milton cliënt was geweest. Toen waren Miltons ouders overleden en was hij volkomen berooid achtergebleven. Stone was inmiddels op de hoogte van Miltons buitengewone intellectuele vermogens en had zijn berooide vriend zover weten te krijgen dat hij zich opgaf voor de bekende televisiequiz Jeopardy . Milton was door de voorrondes gekomen en terwijl zijn ocs en andere kwalen tijdelijk werden onderdrukt met medicatie had hij alle andere kandidaten weten te verslaan. In één aflevering was hij erin geslaagd om alle vragen goed te hebben, een prestatie die niemand anders ooit had weten te evenaren, en waarmee hij zijn twee zeer intelligente tegenstanders in shocktoestand had achtergelaten. Daarna was hij nog een aantal keren teruggekomen om het tegen andere winnaars op te nemen. Als hij had mogen doorspelen totdat hij tegen iemand anders het onderspit zou delven, had Milton misschien nog steeds meegedaan. Daarna had hij het geld dat hij had verdiend met de televisiequiz weten aan te vullen als webdesigner. Het was zijn bedrijfje voor de wind gegaan en geld was inmiddels niet langer een probleem voor hem.

Ze waren bijna bij het water, waar zich een oud autokerkhof bevond. Op één punt stond een groepje treurig uitgezakte, wat haveloze struiken half in het water. Met veel moeite slaagden de vier mannen erin een lange, met veel aangroeisels en roestplekken bezaaide roeiboot los te trekken uit deze geheime bergplaats. Het ding zag er nauwelijks rivierwaardig uit, maar ze trokken hun schoenen en sokken uit, stopten die in hun rugzak en nadat ze de boot in het water hadden laten zakken, gingen ze er moeizaam in zitten. Ze roeiden om de beurt, waarbij Rueben het langst en het hardst roeide.

Er stond een aangename, lichte bries en de lichtjes van Georgetown en het verder naar het zuiden gelegen Washington zagen er uitnodigend uit. Het had eigenlijk wel iets prettigs, dacht Stone, maar er was hier ook heel veel akeligs te vinden, en dat overheerste.

‘De politieboot ligt bij 14th Street Bridge,’ meldde Caleb.

‘Ze hebben een nieuw rooster. En er vliegt nu weer om de twee uur een helikopter om de monumenten. Dat stond vandaag op de bibliotheek in het e-mailalarm.’

‘Het dreigingsniveau is vanochtend verhoogd,’ zei Rueben. ‘Een paar vrienden van me die het weten kunnen, zeggen dat het allemaal flauwekul is. Brennan wil gewoon weer even met de Amerikaanse vlag kunnen zwaaien.’

Stone draaide zich om en keek naar Milton, die zonder iets te zeggen achterin zat.

‘Je bent zo stil vanavond, Milton. Alles goed?’

Milton leek zich wat te generen ‘Ik heb iemand leren kennen.’ Ze keken hem allemaal onderzoekend aan. ‘Een vriendin,’ voegde hij eraan toe.

Rueben gaf zijn vriend een klap op zijn schouder. ‘Ouwe hond dat je bent.’

‘Dat is prachtig, Milton,’ zei Stone. ‘Waar heb je haar ontmoet?’

‘Bij de angstpoli. Ze is daar ook cliënt.’

‘Juist,’ zei Stone en hij keek weer voor zich.

‘Fijn voor je, neem ik aan,’ zei Caleb diplomatiek.

Langzaam voeren ze onder de Key Bridge door, waarbij ze er goed op letten dat ze in de vaargeul bleven, en voeren toen met de bocht in de rivier mee naar het zuiden. Stone vond het een aangename gedachte dat de steeds dichter wordende mist hen vanaf de kust vrijwel onzichtbaar maakte. Dat was maar goed ook want de federale autoriteiten stelden zich niet erg verdraagzaam op tegen mensen die zich op verboden terrein waagden. Twintig minuten later zag Stone land in zicht komen. ‘Een eindje naar rechts, Rueben.’

‘Laten we de volgende keer gewoon voor het Lincoln Memorial afspreken. Dan hoef ik niet zo hard te werken,’ klaagde de man terwijl hij zuchtend en steunend aan de riemen trok.

De boot rondde het eiland en voer een kleine kreek binnen. Het was hier zo stil en afgelegen dat het maar moeilijk te bevatten viel dat de hoofdstad van Amerika hier zo dichtbij lag.

De boot raakte de oever en nadat ze waren uitgestapt, trokken ze hem langzaam het water uit en schoven hem daarna diep in het struikgewas. Terwijl ze achter elkaar door het bos naar het pad liepen, haalde Stone eens diep adem. Hij wilde deze avond een heleboel doen.

De samenzwering
titlepage.xhtml
De_samenzwering_split_0.xhtml
De_samenzwering_split_1.xhtml
De_samenzwering_split_2.xhtml
De_samenzwering_split_3.xhtml
De_samenzwering_split_4.xhtml
De_samenzwering_split_5.xhtml
De_samenzwering_split_6.xhtml
De_samenzwering_split_7.xhtml
De_samenzwering_split_8.xhtml
De_samenzwering_split_9.xhtml
De_samenzwering_split_10.xhtml
De_samenzwering_split_11.xhtml
De_samenzwering_split_12.xhtml
De_samenzwering_split_13.xhtml
De_samenzwering_split_14.xhtml
De_samenzwering_split_15.xhtml
De_samenzwering_split_16.xhtml
De_samenzwering_split_17.xhtml
De_samenzwering_split_18.xhtml
De_samenzwering_split_19.xhtml
De_samenzwering_split_20.xhtml
De_samenzwering_split_21.xhtml
De_samenzwering_split_22.xhtml
De_samenzwering_split_23.xhtml
De_samenzwering_split_24.xhtml
De_samenzwering_split_25.xhtml
De_samenzwering_split_26.xhtml
De_samenzwering_split_27.xhtml
De_samenzwering_split_28.xhtml
De_samenzwering_split_29.xhtml
De_samenzwering_split_30.xhtml
De_samenzwering_split_31.xhtml
De_samenzwering_split_32.xhtml
De_samenzwering_split_33.xhtml
De_samenzwering_split_34.xhtml
De_samenzwering_split_35.xhtml
De_samenzwering_split_36.xhtml
De_samenzwering_split_37.xhtml
De_samenzwering_split_38.xhtml
De_samenzwering_split_39.xhtml
De_samenzwering_split_40.xhtml
De_samenzwering_split_41.xhtml
De_samenzwering_split_42.xhtml
De_samenzwering_split_43.xhtml
De_samenzwering_split_44.xhtml
De_samenzwering_split_45.xhtml
De_samenzwering_split_46.xhtml
De_samenzwering_split_47.xhtml
De_samenzwering_split_48.xhtml
De_samenzwering_split_49.xhtml
De_samenzwering_split_50.xhtml
De_samenzwering_split_51.xhtml
De_samenzwering_split_52.xhtml
De_samenzwering_split_53.xhtml
De_samenzwering_split_54.xhtml
De_samenzwering_split_55.xhtml
De_samenzwering_split_56.xhtml
De_samenzwering_split_57.xhtml
De_samenzwering_split_58.xhtml
De_samenzwering_split_59.xhtml
De_samenzwering_split_60.xhtml
De_samenzwering_split_61.xhtml
De_samenzwering_split_62.xhtml
De_samenzwering_split_63.xhtml
De_samenzwering_split_64.xhtml
De_samenzwering_split_65.xhtml
De_samenzwering_split_66.xhtml
De_samenzwering_split_67.xhtml
De_samenzwering_split_68.xhtml
De_samenzwering_split_69.xhtml
De_samenzwering_split_70.xhtml
De_samenzwering_split_71.xhtml
De_samenzwering_split_72.xhtml
De_samenzwering_split_73.xhtml