·41·

In het Union Station troffen Stone en Rueben Caleb en Milton in de B. Dalton-boekwinkel. Caleb stond een boek van Dickens te lezen terwijl Milton zich had verschanst bij de computerbladen.

Het lukte Stone en Rueben echter om hen allebei mee te tronen. Met zijn vieren namen ze de metro naar het Smithsonian Institution, en namen daar de roltrap naar de Mall.

‘Hou jullie ogen en oren open,’ waarschuwde Stone.

Terwijl overal om hen heen drommen toeristen foto’s en video’s maakten van alle bezienswaardigheden, liep ze op hun gemak langs de belangrijkste monumenten. Na verloop van tijd bereikten ze het Rooseveltpark, waar het Franklin Delano Roosevelt Memorial zich bevond. Het Memorial nam een flink oppervlak in beslag en bestond uit een groot aantal standbeelden van typische scènes uit het Amerikaanse leven onder het bewind van de enige president die ooit voor vier ambtsperioden achter elkaar was gekozen. Stone liep voor zijn vrienden uit naar een afgelegen stukje gras waar ze aan de nieuwsgierige blikken van de toeristen werden onttrokken door een in brons gegoten rij mensen die stonden te wachten op een voedseluitdeling.

Nadat hij een paar minuten om zich heen had gekeken, schudde Stone echter zijn hoofd en liep met hen terug naar de metro, waarmee ze deze keer naar Foggy Bottom reden. Daar stapten ze uit en gingen lopen. Bij de kruising van 27th Street en Q Street bleef Stone staan.

Ze stonden nu recht tegenover de ingang van Mount Zion, het kerkhof waar Stone oppasser en klusjesman was.

‘O nee, Oliver,’ zei Rueben. ‘Niet wéér een kerkhof!’

‘De doden luisteren niet,’ zei Stone terwijl hij het hek openmaakte.

Nadat hij hen zijn huis had binnengelaten, keken de anderen hem vol verwachting aan.

‘Hierbij roep ik een speciale vergadering van de Camel Club bijeen. Ik stel voor dat we het over de verschillende groepen terroristen hebben die elkaar de afgelopen tijd hebben uitgemoord. Is iemand het daarmee eens?’

‘Ja,’ zei Caleb automatisch, al keek hij de anderen wel nieuwsgierig aan.

‘Iemand bezwaar?’

Niemand had daar bezwaar tegen en Stone sloeg het grote boek open dat hij uit zijn geheime bergplaats in de boekhandel had meegenomen.

‘De afgelopen achttien maanden is het vrij vaak voorgekomen dat terroristen elkaar hebben vermoord. Dat vond ik zo interessant dat ik alle krantenartikelen over dat onderwerp heb bewaard. Naar verluidt had het laatste voorval betrekking op een zekere Adnan Al-Rimi.’

‘Daar heb ik iets over gelezen,’ zei Caleb. ‘Maar waarom zeg je “naar verluidt”? Zijn identiteit is toch bevestigd?’

‘Inderdaad. Zijn identiteit is bevestigd door het nic . Maar bij alle recente gevallen waarin een terrorist door andere terroristen is vermoord, was het gezicht van het slachtoffer geheel of gedeeltelijk weggeslagen door een ontploffing of een kogel. Ze moesten geïdentificeerd worden aan de hand van hun vingerafdrukken en dna, en alles wat er verder maar beschikbaar was .’

‘Maar dat is toch de vaste routine, Oliver?’ zei Rueben. ‘Toen ik bij de dia werkte, deden we het ook zo, al hadden we toen nog geen dna .’

‘En zoals Rueben ons heeft gemeld, is het nic tegenwoordig de organisatie die al deze informatie beheert.’ En na een korte stilte voegde hij daaraan toe: ‘Dat zijn dezelfde databases waar Patrick Johnson toezicht op hield. Stel dat meneer Johnson met die gegevens heeft geknoeid?’

Na een lange stilte was Milton de eerste die het woord nam. ‘Bedoel je dat hij op de een of andere manier de gegevens heeft gemanipuleerd?’

‘Ik zal het wat minder omslachtig formuleren,’ zei Stone. ‘Stel dat hij de vingerafdrukken en andere gegevens van de werkelijke slachtoffers heeft vervangen door de gegevens van degenen voor wie de autoriteiten hen nu aanzien.’

‘Wil je daarmee zeggen dat iemand als Adnan Al-Rimi helemaal niet dood is, maar dat de Amerikaanse inlichtingendiensten dénken dat dat wel het geval is?’ vroeg Caleb vol afgrijzen.

‘Hij ís dood,’ zei Stone. ‘Zijn verleden is uitgewist. Hij kan gaan en staan waar hij maar wil.’

‘Als een gesteriliseerd wapen,’ merkte Rueben op.

‘Precies.’

‘Maar wacht eens even, Oliver,’ zei Rueben. ‘Er zijn beveiligingen ingebouwd. Als ik het me goed herinner, was het bij het dia niet toegestaan om wijzigingen in de gegevens aan te brengen zonder eerst een bepaalde procedure te volgen.’

Stone keek naar Caleb. ‘Bij de afdeling Zeldzame Boeken en Speciale Collecties van de Congresbibliotheek hebben ze een soortgelijke procedure. Om voor de hand liggende redenen kan degene die de boeken inkoopt, die niet zelf in de database zetten, en vice versa. En stel dat een van beiden hoger in rang is dan de ander? Misschien wel heel veel hoger?’

‘Wil je soms beweren dat Carter Gray hierbij betrokken is?’ sputterde Rueben na een lange stilte. ‘Schiet op, wat je verder ook van Gray kunt zeggen, zijn loyaliteit lijkt me toch wel boven elke twijfel verheven.’

‘Ik wil ook niet beweren dat er een eenvoudig antwoord op die vraag is, Rueben,’ zei Stone. ‘Maar als het Gray niet is, dan misschien iemand anders. Een dubbelspion.’

‘Dat lijkt me heel wat aannemelijker,’ gaf Rueben toe.

‘Maar als dat allemaal waar is,’ zei Milton, ‘waarom is Johnson dan vermoord?’

‘Als de twee mannen die Johnson hebben vermoord, voor het nic werken, lijkt het me vanwege zijn extravagante uitgavenpatroon en zijn bescheiden ambtenarensalaris aannemelijk dat er maar twee mogelijkheden zijn. Of degene die hem heeft betaald om de bestanden te wijzigen, was bang dat zijn nieuwe rijkdom de aandacht zou trekken, en hebben ze hem daarom vermoord en drugs in zijn huis verstopt. Of Johnson is hebzuchtig geworden en wilde nog meer geld.’

‘Dus wat doen we nu?’ vroeg Milton.

‘In leven blijven is nu mijn hoogste prioriteit,’ zei Rueben. ‘Want als Oliver gelijk heeft, zijn er een hoop mensen die ons dood willen hebben.’

‘Miltons naam en adres hebben ze waarschijnlijk al,’ merkte Stone op. ‘En wat de mannen betreft die achter ons aan zitten: ik stel voor dat we de rollen omdraaien.’

‘Hoe dan?’ vroeg Caleb.

Stone sloeg zijn opschrijfboek dicht. ‘We hebben het huisadres van Tyler Reinke. Ik stel voor dat we daar iets mee doen.’

‘Wat? Wil je dat we recht voor het vizier van die man gaan staan?’ zei Rueben.

‘Nee. Maar er is toch geen reden waarom we hem niet in óns vizier kunnen nemen?’

Met een ijsje in de hand wandelden Alex en Kate naar de kade van Georgetown. Adams wees op drie grote rotsblokken midden in de rivier, recht tegenover de Georgetown University. Ze staken maar net boven water uit.

‘Dat is Three Sisters Island,’ zei Kate. ‘Volgens de overlevering zijn daar drie nonnen verdronken toen hun boot omsloeg. En daarna zijn die rotsblokken uit de bodem opgerezen als symbool voor hun dood en een waarschuwing aan anderen.’

‘De stroming van de Potomac is verraderlijk traag,’ zei Alex. ‘Niet dat er tegenwoordig nog iemand in zwemt, trouwens. Als het hard regent, stroomt er vaak rioleringwater in de rivier.’

‘Toen de Interstate 66 werd aangelegd, wilden ze ook een aftakking bouwen die hier met een brug over de rivier zou lopen. Die wilden ze de Three Sisters Bridge noemen. Maar er zijn tijdens de bouw zoveel merkwaardige ongelukken gebeurd dat ze het hebben opgegeven. Volgens sommige mensen kwam dat door toedoen van de geesten van de verdronken zusters.’

‘Geloof je dat soort verhalen echt?’ vroeg Alex.

‘Er zijn wel gekkere dingen gebeurd. Ik bedoel: kijk eens naar al die complottheorieën. Over het algemeen slaan die verhalen nergens op, maar zo nu en dan blijkt er een waar te zijn.’

‘Ik ken iemand die zulke theorieën verzint. Hij heet Oliver Stone. Hij is beslist briljant, al staat hij wel een beetje naast de werkelijkheid.’

‘Oliver Stone. Dat méén je niet.’

‘Zo heet hij natuurlijk niet echt. Volgens mij is het gewoon een soort lange neus naar degenen die denken dat hij gek is. Een van de interessantste dingen aan hem is dat hij geen verleden heeft, in elk geval niet voorzover ik dat heb kunnen achterhalen.’ Hij glimlachte. ‘Misschien is hij al die jaren al op de vlucht.’

‘Zo te horen is het iemand die Lucky graag zou ontmoeten.’

‘Gooit ze echt nog steeds haar ondergoed naar gevaarlijke mannen?’

‘Wát?’ vroeg Kate verbaasd.

‘Laat maar.’ Alex nam een hapje van zijn ijs, en keek naar Roosevelt Island. Kate volgde zijn blik.

Een tijdje later zei ze: ‘Als je er soms over wilt praten, ga dan gerust je gang. Barkeepers kunnen heel goed luisteren.’

Alex glimlachte en wenkte dat ze met hem mee moest lopen naar een bankje aan het water.

‘Goed. Wat me er zo aan dwarszit, is dit: die vent zwemt naar het eiland en schiet zichzelf dood. Vind jij dat een aannemelijk verhaal?’

‘Nou, het was per slot van rekening het eiland waar zijn verloofde en hij hun eerste afspraakje hadden.’

‘Dat is zo. Maar waarom is hij erheen gezwommen? Hij had toch ook kunnen rijden of lopen? Er is een voetgangersbrug over de snelweg die op het parkeerterrein van Roosevelt Island uitkomt. Je kunt gewoon het hek over klimmen, naar het eiland lopen en je daar een kogel voor je kop schieten, zonder dat je eerst de rivier over hoeft te zwemmen. Zijn auto is een heel eind stroomopwaarts gevonden, en dat wil zeggen dat hij een heel eind gezwommen moet hebben, met zijn kleren en schoenen aan en zijn pistool in een plastic zakje gewikkeld. Die man was geen topatleet.’

‘Maar zijn vingerafdrukken stonden op het pistool.’

‘Iemands hand om een pistool slaan en dan de trekker overhalen is helemaal niet zo eenvoudig,’ gaf Alex toe. ‘En het is trouwens ook niet erg slim om iemand die je wilt vermoorden, een geladen pistool in de hand te drukken. Maar stel dat je hem eerst dronken voert?’

Alex wees naar zijn schoenen. ‘En zijn schoenzolen zaten me dwars.’

‘Hoezo?’

‘Er zat aarde op, zoals je zou verwachten van iemand die door het struikgewas heeft gelopen, maar er lag nergens iets van aarde om hem heen. Je zou denken dat er toch wel iets van die rode klei op de stenen zou zijn terechtgekomen. En zijn kleren waren te schoon. Ik heb maar een klein eindje over dat eiland gelopen, maar mijn kleren zaten vol met twijgjes en bladeren en de zijne helemaal niet. En toch, als hij naar dat eiland is gezwommen, heeft hij zich een weg moeten banen tussen al die braamstruiken door om bij het pad te komen.’

‘Dat lijkt allemaal nogal vreemd, ja,’ gaf Kate toe.

‘Dat zelfmoordbriefje dat in zijn zak zat, was nauwelijks vochtig en de inkt was niet uitgelopen.’

‘Dat heeft hij dan waarschijnlijk in de plastic zak gestopt waar hij het pistool in had vervoerd.’

‘Waarom heeft hij het briefje dan niet in dat zakje laten zitten in plaats van het eruit te halen en het in een doornatte jaszak te stoppen, terwijl de inkt daardoor kon uitlopen, zodat het briefje onleesbaar zou worden? En hoewel Johnson nat was toen hij werd ontdekt, had hij als hij dat hele eind had gezwommen, volgens mij nog heel wat natter en modderiger moeten zijn. Ik bedoel, de Potomac kan hier in de buurt echt behoorlijk smerig worden.’

‘Maar hij was wél nat.’

‘Ja, maar als je de indruk wilde wekken dat iemand de rivier overgezwommen was, wat zou jij dan doen?’

Kate dacht even na. ‘Ik zou hem onder water houden.’

‘Precies, je zou hem onder water houden. En dan is er zijn motivatie. Niemand die ik heb gesproken, wist dat Johnson in drugs handelde. Zijn verloofde was zo razend omdat ik had geopperd dat het misschien wel eens waar zou kunnen zijn, dat ze dreigde een rechtszaak tegen me aan te spannen!’

‘Zoals ik al zei: de Secret Service ziet duidelijk niet veel over het hoofd.’

‘Maar het is niet zo dat we daar nou zoveel beter in zijn dan de fbi . Die moet dit ook allemaal hebben opgemerkt. Ik denk dat er van bovenaf veel druk wordt uitgeoefend om hier vooral niet al te moeilijk over te gaan doen.’

‘Maar als Johnson naar dat eiland is gebracht en de daders niet met de auto wilden gaan uit angst om gezien te worden, hoe hebben ze het dan aangepakt?’

Terwijl ze zaten te praten zagen ze de boordlichten van een politieboot traag langs varen.

Alex en Kate keken elkaar aan en zeiden tegelijkertijd: ‘Met een boot!’

‘En zo eenvoudig zijn die niet te verbergen,’ zei Alex langzaam.

Kate speurde in beide richtingen de kade af. ‘Als jij nu wilt gaan zoeken, doe ik wel mee.’

Ze gooiden de lege ijsbakjes in de prullenbak en liepen naar het water toe.

Het kostte hen ruim een uur, maar toen zag Kate het puntje van een boeg uit een greppel vlak achter de rivierdijk steken.

‘Goede ogen heb jij,’ zei Alex.

Ze trok haar sandalen uit, Alex trok zijn schoenen en sokken uit en stroopte zijn broekspijpen op, en terwijl een paar voorbijgangers nieuwsgierig stonden toe te kijken, liepen ze wat moeizaam de dijk af. Alex haalde een zaklantaarntje tevoorschijn en scheen ermee over de oude houten roeiboot. Toen hield hij de lantaarn stil en bracht zijn gezicht vlak bij de romp. ‘Dat lijkt me een kogelgat.’

‘En dat zou bloed kunnen zijn,’ zei Kate terwijl ze op een donker vlekje bij het dolboord wees.

‘Dat is nogal merkwaardig, tenzij ze Johnson al in de boot hebben doodgeschoten, en hem daarna naar het eiland hebben gebracht. Het was een mistige nacht, dus volgens mij kan dat wel gelukt zijn zonder dat ze werden opgemerkt.’

‘Wat ga je hier nu verder aan doen?’ vroeg Kate.

Ford stond op en dacht even na. ‘Ik zou graag willen laten onderzoeken of dit bloedspoor qua bloedgroep overeenkomt met het bloed van Patrick Johnson, maar als de directeur erachter komt dat ik nu alweer in deze zaak aan het wroeten ben geweest, word ik verbannen naar een splinternieuwe Secret Service-post in Siberië. Als hij me tenminste niet met zijn blote handen vermoordt.’

‘Ik kan er wél in wroeten,’ zei Kate.

‘Nee. Ik wil niet dat jij je hierin mengt. Sommige denkbeelden die nu in me opkomen, zijn echt angstaanjagend. Voorlopig moeten we dit maar laten rusten.’

De samenzwering
titlepage.xhtml
De_samenzwering_split_0.xhtml
De_samenzwering_split_1.xhtml
De_samenzwering_split_2.xhtml
De_samenzwering_split_3.xhtml
De_samenzwering_split_4.xhtml
De_samenzwering_split_5.xhtml
De_samenzwering_split_6.xhtml
De_samenzwering_split_7.xhtml
De_samenzwering_split_8.xhtml
De_samenzwering_split_9.xhtml
De_samenzwering_split_10.xhtml
De_samenzwering_split_11.xhtml
De_samenzwering_split_12.xhtml
De_samenzwering_split_13.xhtml
De_samenzwering_split_14.xhtml
De_samenzwering_split_15.xhtml
De_samenzwering_split_16.xhtml
De_samenzwering_split_17.xhtml
De_samenzwering_split_18.xhtml
De_samenzwering_split_19.xhtml
De_samenzwering_split_20.xhtml
De_samenzwering_split_21.xhtml
De_samenzwering_split_22.xhtml
De_samenzwering_split_23.xhtml
De_samenzwering_split_24.xhtml
De_samenzwering_split_25.xhtml
De_samenzwering_split_26.xhtml
De_samenzwering_split_27.xhtml
De_samenzwering_split_28.xhtml
De_samenzwering_split_29.xhtml
De_samenzwering_split_30.xhtml
De_samenzwering_split_31.xhtml
De_samenzwering_split_32.xhtml
De_samenzwering_split_33.xhtml
De_samenzwering_split_34.xhtml
De_samenzwering_split_35.xhtml
De_samenzwering_split_36.xhtml
De_samenzwering_split_37.xhtml
De_samenzwering_split_38.xhtml
De_samenzwering_split_39.xhtml
De_samenzwering_split_40.xhtml
De_samenzwering_split_41.xhtml
De_samenzwering_split_42.xhtml
De_samenzwering_split_43.xhtml
De_samenzwering_split_44.xhtml
De_samenzwering_split_45.xhtml
De_samenzwering_split_46.xhtml
De_samenzwering_split_47.xhtml
De_samenzwering_split_48.xhtml
De_samenzwering_split_49.xhtml
De_samenzwering_split_50.xhtml
De_samenzwering_split_51.xhtml
De_samenzwering_split_52.xhtml
De_samenzwering_split_53.xhtml
De_samenzwering_split_54.xhtml
De_samenzwering_split_55.xhtml
De_samenzwering_split_56.xhtml
De_samenzwering_split_57.xhtml
De_samenzwering_split_58.xhtml
De_samenzwering_split_59.xhtml
De_samenzwering_split_60.xhtml
De_samenzwering_split_61.xhtml
De_samenzwering_split_62.xhtml
De_samenzwering_split_63.xhtml
De_samenzwering_split_64.xhtml
De_samenzwering_split_65.xhtml
De_samenzwering_split_66.xhtml
De_samenzwering_split_67.xhtml
De_samenzwering_split_68.xhtml
De_samenzwering_split_69.xhtml
De_samenzwering_split_70.xhtml
De_samenzwering_split_71.xhtml
De_samenzwering_split_72.xhtml
De_samenzwering_split_73.xhtml