·65·
Captain Jack had elf Noord-Koreanen met zich meegenomen, die alle elf een welverdiende reputatie genoten als volstrekt genadeloze en uiterst behendige moordenaars. Het was betrekkelijk eenvoudig geweest om hen de Verenigde Staten binnen te smokkelen als Zuid-Koreanen die zich op de hoogte wilden stellen van de meeste recente wetenschappelijke ontwikkelingen. Aziaten die het land binnen kwamen, werden lang niet zo nauwgezet nagetrokken als Arabieren.
Hoewel zijn manschappen zeer geoefende moordenaars waren, was Captain Jack zich terdege bewust van Tom Hemingways grote behendigheid op dit gebied, en daarom nam hij het verstandige besluit om zijn manschappen in twee ploegen op te splitsen. Captain Jack had met eigen ogen gezien waartoe Hemingway tijdens een gevecht in staat was. Acht leden van een Jemenitisch doodseskader waren zo ongelukkig geweest om Hemingway tegen het lijf te lopen terwijl Captain Jack op veilige afstand toekeek. Het was een slachtpartij geworden. Alle acht Jemenieten, krachtige, geharde en zwaarbewapende mannen, waren binnen vijf minuten dood geweest. Hemingway had zelfs zijn pistool niet hoeven trekken. Hij had het allemaal met handen en voeten gedaan, en zich daarbij bewogen met een snelheid, trefzekerheid en kracht die Captain Jack, die toch de hele wereld had bereisd, nog nooit eerder had gezien.
Hemingway zou inmiddels wel in de gaten hebben dat er iets mis was en achter hen aan komen. Door zijn manschappen over twee teams te verdelen zou Captain Jack de kans krijgen om Hemingway af te matten, een flankerende beweging te maken en hem daarna te omsingelen. Met deze nic -man zouden ze het niet tot een gevecht van man tot man laten komen. Ze zouden Hemingway gewoon vol kogels pompen.
De antieke tl-buizen boven hun hoofden knipperden en tikten. Toen zorgde een plotselinge lichtflits ervoor dat Captain Jack en de twee Noord-Koreanen hun handen voor hun ogen sloegen.
Het eerste wat Captain Jack zag toen hij zijn hand weer wegtrok, was een voet die recht uit de muur leek te komen. Hij hoorde een doffe klap en een grommend geluid, en zag een van zijn Noord-Koreanen voorover vallen en languit op de vloer smakken. Een ogenblik later werd de andere Noord-Koreaan met zo’n geweld naar achteren geschopt dat hij tegen Captain Jack aan viel en ze allebei met wild heen en weer maaiende armen en benen achterover sloegen. Toen nam Captain Jacks training het over. Hij liet zich plat op de vloer vallen, bracht razendsnel zijn pistool in de aanslag en liet het wapen een wijde boog beschrijven terwijl hij een reeks schoten loste en tegelijkertijd met zijn vrije hand zijn andere pistool trok. Toen hij het magazijn van zijn ene wapen had leeggeschoten, loste hij met het andere wapen een tweede reeks schoten in dezelfde richting. Al zijn kogels sloegen echter in de muur.
Hemingway was verdwenen.
Langzaam krabbelde Captain Jack op en terwijl hij verwoed probeerde weer op adem te komen, waren zijn handen druk bezig met het herladen van zijn twee pistolen. Ondanks al zijn ervaring hadden de snelheid en woestheid van deze aanval hem verbaasd. Hij zag dat zijn twee manschappen nog steeds roerloos op de grond lagen.
Captain Jack gebruikte zijn voet om de Noord-Koreaan die tegen hem aan was gevallen, om te draaien. De keel van de man was zo platgeperst dat hij de ribbels van de wervelkolom door de huid heen zag steken. Captain Jack voelde aan zijn eigen keel. Hij besefte maar al te goed dat Hemingway ook hém zonder enige moeite had kunnen vermoorden. Hij keek naar de andere Noord-Koreaan. De neus van de man was volkomen platgedrukt en het neusbeen was recht zijn hersens in geslagen. Het zag eruit of hij een kanonskogel in zijn gezicht had gekregen.
‘Jezus christus,’ mompelde Captain Jack.
‘Tom?’ riep hij nerveus, en na een korte stilte riep hij het nog eens. ‘Tom? Heel indrukwekkend, hoor, de manier waarop je twee eersteklas soldaten binnen een paar seconden naar de andere wereld hebt geholpen.’ Geen antwoord. ‘Tom, volgens mij weet jij best waarom we hier zijn. Als je hem aan ons overdraagt, kunnen we allemaal rustig weggaan. En op hulp van Peters en Reinke zou ik maar niet rekenen. Die liggen gewurgd bij de voordeur. Dus het is jou tegen ons allemaal. En wij zijn met heel wat meer. Je kunt ons niet allemaal vermoorden.’
Dat hoop ik in elk geval.
Terwijl Captain Jack praatte, liep hij verder. Hij pakte zijn walkietalkie en sprak erin om contact op te nemen met zijn andere manschappen en zich bij hen aan te sluiten. Hij had helemaal geen zin om in zijn eentje door deze onderaardse gangen te gaan dolen. Maar er kwam geen geluid uit het apparaat. Hij keek wat er aan de hand was en zag dat er geen radiosignaal werd ontvangen. Verdomme, dat komt door al dat koper en lood in de wanden. Terwijl hij beide pistolen wijde bogen liet beschrijven, holde Captain Jack in looppas naar zijn andere manschappen toe. Hij hoopte maar dat Hemingway hen nog niet had weten te bereiken. Ondanks zijn van zelfvertrouwen vervulde woorden, wenste Captain Jack vurig dat hij heel wat meer Noord-Koreanen had meegenomen.
In een ander vertrek, naast de middengang, pakte Hemingway een paar kromzwaarden op, hij haalde diep en meditatief adem, draaide zich om en rende weg. Deze nacht zou de Moordberg zijn naam eer aandoen.
Toen ze de man hoorden roepen, hadden Alex en de anderen zich verborgen in een kamer naast de middengang.
‘Dat was Hemingways stem niet,’ zei Jackie.
‘Nee, maar wie het ook mag zijn, hij weet dat Hemingway hier zit,’ zei Alex. ‘Kennelijk heeft die ouwe Tom net twee manschappen van die kerel gedood,’ zei Alex. ‘En als Hemingway hier zit, zou de president zich hier ook wel eens kunnen bevinden. Dat zal wel degene zijn over wie die man het had, toen hij riep dat Hemingway “hem” moest vrijlaten.’
Stone keek op zijn horloge. ‘We hebben krap vier uur om daarachter te komen.’ Hij keek hen een voor een aan. ‘We kunnen het best uit elkaar gaan. Dan lopen we in elk geval niet met zijn vieren tegelijk in een hinderlaag.’
Ze verdeelden zich in twee groepen: Rueben en Stone in de ene en de twee Secret Service-agenten in de andere.
Stone nam Alex even apart. ‘Er is hier een aantal “trainingsruimten” waar je mee op moet passen.’
‘Trainingsruimten?’ zei Alex nerveus.
‘Er is een schietbaan, een situation room zoals de fbi er ook een heeft in Hogan’s Alley, een doolhof en een paar kamers voor waarheid en lijdzaamheid.’
‘Waarheid en lijdzaamheid? Het is toch geen klooster?’
‘Nee, niet bepaald.’ Stone vertelde dat de oefenruimten zich aan weerszijden van de middengang bevonden, twee aan de ene kant en drie aan de andere. ‘Je moet door de ene kamer heen om in de volgende te komen, totdat je bij een reeks trappen komt die naar de cellen op de verdieping hieronder leiden.’ En daar voegde hij aan toe: ‘Als je de trainingsruimten eenmaal binnen bent gelopen, moet je er helemaal doorheen. Er is geen andere uitgang.’
‘Ik krijg zo langzamerhand het gevoel dat niemand van ons hier ooit nog uit komt,’ zei Alex bitter.
Stone gebaarde naar de ruimte achter zich. ‘Als de man die we net gehoord hebben door de hoofdingang naar binnen is gegaan en wij door de opslagruimte zijn gekomen, die dichter bij het begin van de trainingsruimten ligt, zou het best kunnen dat de man die we net hebben gehoord, ergens achter ons zit.’
Alex voelde aan zijn nachtzichtbril, maar in het licht had hij daar niets aan. Hij keek even achterom, maar zag niemand.
‘Rueben en ik nemen de drie kamers links, en agent Simpson en jij nemen de twee kamers rechts. De deuren gaan maar naar één kant open. Zodra je een kamer binnen bent gegaan, valt de deur achter je in het slot. Je kunt niet meer terug.’
‘Natuurlijk niet,’ zei Alex sarcastisch.
‘O, Alex, ik heb gehoord dat agent Simpson een groentje is, dus, nou... ik voel me verantwoordelijk voor iedereen hier, snap je.’
‘Ik zal goed op haar passen, Oliver,’ zei Alex en hij keek zijn vriend nieuwsgierig aan.
‘Dank je wel. Nou, er zijn een paar dingen die je moet weten over die kamer. Wat ik je nu ga zeggen, daar moet je heel goed rekening mee houden. Begrepen?’
‘Jij kent dit gebouw, Oliver, dus je zegt het maar.’
Toen Stone klaar was, liep hij met Rueben de gang door totdat ze bij de eerste deur kwamen. Snel stapten de twee mannen erdoorheen.
Terwijl ze de schemerig verlichte ruimte rondkeken, fluisterde Stone tegen Rueben: ‘Dit is de schietbaan.’ Die verklaring was onnodig toen ze naar de hokjes keken waar de schutters hoorden te staan, en daarna naar de andere kant van de ruimte, waar oude, gehavende doelwitten met papieren silhouetten vol kogelgaten aan een soort lopende band aan het plafond hingen.
‘Jij gaat naar rechts en dan komen we elkaar in het midden van de ruimte weer tegen. Als we de hele zaal hebben doorzocht, is de deur naar de volgende ruimte dáár.’
Ze gingen uit elkaar en Stone liep behoedzaam langs de linkerkant van de schietbaan. Hij had net drie stappen gezet toen de toegangsdeur openging.
Snel doofde Stone zijn zaklantaarn, dook in elkaar, bracht zijn pistool in de aanslag en dwong zich om kalm te blijven. Het was bijna dertig jaar geleden sinds hij dit soort dingen voor het laatst had gedaan en zeker lichamelijk was hij niet meer wie hij ooit geweest was. Deze Tom Hemingway zou hem waarschijnlijk zonder zelfs maar de pas in te houden zijn nek kunnen breken. Stone vroeg zich af of hij nog met een pistool overweg kon. Of zou hij dat totaal verleerd zijn?
Hij keek op en dacht dat hij iemand zag langs schieten, maar het was moeilijk te zien wie het was en per ongeluk het vuur openen op Rueben was wel het laatste wat hij wilde.
Langzaam kwamen de voetstappen dichterbij. Stone kroop plat op zijn buik naar voren totdat hij zich helemaal aan het eind van de schietbaan bevond, vlak naast de doelwitten. Terwijl de seconden verstreken, voelde Stone hoe zich langzaam een vreemde sensatie van hem meester maakte. Het leek wel of er veranderingen plaatsvonden in zijn lichaam en geest. Zijn ledematen werden soepeler en zijn geest was volledig op overleven gericht. Zijn hele bestaan was teruggebracht tot een slecht verlicht stuk schietbaan van vijf bij vijf meter, vol met schaduwen, donkere spleten, moeilijke schiethoeken en mogelijke schuilplaatsen. Hij kroop iets meer naar links en voelde iets over zijn rug strijken. Hij keek op en plotseling viel hem iets in.
Bijna dubbelgebogen stapte de man naar rechts. Hij hield een pistool in zijn ene hand en een werpmes in de andere. Hij meende iets gehoord te hebben, maar daar was hij niet zeker van. Voorzichtig stapte hij het gebied aan de achterkant van de schietbaan op.
Er gingen een paar seconden voorbij.
En toen schrok de Noord-Koreaan op. Een schreeuw! Hij draaide zich om en zag het ding op zich af schieten. Hij haalde de trekker over en zijn kogels schoten erdoorheen.
Stone mikte tweeënhalve centimeter boven de mondingsvlam uit het pistool. Er klonk een kreunend geluid en de man zakte in elkaar. Het ‘ding’ dat op hem af was komen schieten, was een van de papieren doelwitten. Stone had een van de trektouwen gebruikt waarmee de doelwitten langs de achterkant van de schietbaan werden getrokken om de man af te leiden. Tegelijkertijd had hij een harde schreeuw gegeven en daarmee had hij de Noord-Koreaan zover weten te krijgen dat die een paar schoten loste en daarmee zijn positie verried.
Het bleef een hele tijd stil. Toen hoorde Stone Ruebens stem. ‘Oliver, alles goed?’
Even later, toen Rueben en Stone zich ervan vergewist hadden dat de schietbaan verder volkomen verlaten was, bogen ze zich over het lijk.
‘Slim bedacht,’ zei Rueben met een blik op het papieren doelwit. ‘Is het een Chinees?’
Stone liet de lichtbundel uit zijn zaklantaarn over het lijk glijden. Er zaten twee kogelgaten in de borstkas, precies middenin en nog geen centimeter uit elkaar. Stone keek naar het gezicht van de man.
‘Een Noord-Koreaan,’ zei hij toen.
‘Wat deed jij eigenlijk bij de cia? ’ wilde Rueben weten.
‘De officiële term was “destabilisator”. Dat klonk een stuk netter dan beroepsmoordenaar.’
De kogels uit het machinepistool schoten door de toegangsdeur. Rueben en Stone lieten zich plat op de grond vallen.
De deur vloog open en een man sprong schietend de zaal binnen.
Stone schopte en slaagde erin de man te laten struikelen, zodat hij languit op de grond viel en het machinepistool hem uit de handen viel.
Rueben dook op de veel kleinere man af.
‘Ik heb hem, Oliver!’ Hij sloeg zijn reusachtige armen om de man heen en begon te knijpen. ‘Zonder dat wapen ben je ineens niet zo stoer meer, hè?’ Toen gaf hij een kreet van pijn omdat de man hard met zijn hiel op de wreef van zijn belager trapte. Ruebens greep verslapte even, en meer dan dat had de man niet nodig. Twee harde stompen tegen Ruebens kin, gevolgd door twee moorddadig harde stoten in zijn buik en Rueben zakte bloed spuwend en wanhopig naar lucht happend op zijn knieën. De man bracht zijn hand omhoog. Hij hield zijn mes zo vast dat het zich in de juiste uitgangspositie bevond voor een dodelijke steek. Snel schoot het mes op Ruebens nek af.
De kogel raakte hem recht in zijn hoofd. Hij zakte op zijn knieën en viel toen voorover op de grond.
Stone duwde het pistool onder zijn riem en rende naar zijn vriend toe.
‘Rueben?’ vroeg hij met trillende stem. ‘Rueben!’
‘Verdomme, Oliver,’ zei Rueben langzaam en hij veegde het bloed van zijn kin. ‘Die lui zijn echt beter dan wij.’
Stone tuurde naar zijn trillende handen en voelde de pijn in het been waarmee hij de man onderuit had gehaald. Na bijna dertig jaar niemand vermoord te hebben, had hij deze avond al twee mensen gedood en hoewel hij even het gevoel had gehad dat zijn oude training weer helemaal terugkwam, was dit beslist niet zoiets als fietsen, dat je nooit verleert. Het had minder te maken met lichamelijke oefening en jeugdige kracht, en meer met een geesteshouding die zei dat er niets mis mee was om een ander mens te doden, en wel met alle middelen die je maar ter beschikking had. Ooit was Stone zo iemand geweest, maar nu was hij dat niet meer. Maar toch zat hij klem in een gebouw dat voor zijn vrienden en hem hoogstwaarschijnlijk een laatste rustplaats zou worden als hij er niet in slaagde om weer contact te maken met zijn oude moorddadige zelf.
Hij hielp zijn vriend overeind. ‘Sorry dat ik je hiernaartoe heb gesleept, Rueben. Het spijt me echt heel erg.’
Rueben sloeg zijn grote, gespierde arm om zijn vriend heen. ‘Nou, Oliver, als het dan toch onze tijd is, dan ga ik liever samen met jou dan met wie dan ook. Maar we moeten terug zien te komen. Ik bedoel: wat zouden Caleb en Milton zonder ons moeten beginnen?’
Hinkend liepen de twee mannen weg.
Alex en Jackie bevonden zich in een ruimte waar het erg stonk. Omdat de schietbaan over een goede geluidsisolatie beschikte, hadden ze de schoten niet gehoord. Alex kon nog net zien dat er een nauwe loopbrug dwars door de ruimte hing, die via een metalen trappetje te bereiken viel.
‘Ik ga eerst, om te kijken of het veilig is,’ fluisterde hij tegen Jackie. ‘Maar zorg dat je me goed dekking geeft.’
‘Waarom wil je de held uithangen?’ vroeg ze.
‘Waarom denk je? Als ik in de problemen kom, dan verwacht ik wel van je dat je me te hulp komt, zelfs als dat betekent dat de kogels je om de oren fluiten. Nou, luister goed, als je die loopbrug oversteekt, blijf dan precies in het midden, begrepen? Niet op de zijkant gaan staan.’
‘Hoezo? Wat gebeurt er dan?’
‘Dat weet ik niet en daar wil ik ook helemaal niet achter komen. Oliver heeft gezegd dat we precies in het midden moesten blijven, en dan doen we dat ook.’
Alex liep voorzichtig het trappetje op en liep daarna over de loopbrug, waarbij hij er goed op lette dat hij precies in het midden bleef en de hele tijd diep gebukt bleef. Toe hij de andere kant had bereikt, zag hij de deur naar de volgende ruimte en riep zachtjes achterom: ‘Oké, kom maar. De kust is veilig.’
Haastig kwam Simpson achter hem aan. Zodra ze hem had bereikt, ging de toegangsdeur open en weer dicht. Onmiddellijk lieten Alex en Jackie zich op hun hurken zakken.
Alex nam de situatie goed op en gaf Jackie toen een tikje op haar schouder, wees naar de uitgang achter hen en gaf aan dat hij hier bleef. Terwijl Jackie naar de deur liep, bleef Alex gehurkt op de rand van de loopbrug zitten, met zijn pistool in de aanslag. Hij keek achterom naar Jackie, en knikte. Ze maakte de deur open en stapte er stilletjes doorheen. Ze maakte echter toch wat geluid en dat zorgde ervoor dat de andere aanwezige haastig het trapje op liep en de loopbrug op holde. Alex deed een stap naar voren maar jammer genoeg net niet helemaal recht naar voren, zodat hij aan de zijkant van de loopbrug kwam te staan. Hij hoorde een zachte klik en terwijl het licht uitging, zakte de vloer weg onder zijn voeten. Hij tuimelde naar beneden en plonsde in modderig water dat tot aan zijn knieën reikte. Een eindje verderop hoorde hij nog een harde plons. Kennelijk was de andere persoon ook in de metalen bak met water gevallen. Het was zo pikdonker dat Alex niet eens zichzelf kon zien en zijn nachtzichtkijker was in de modder gevallen. Alex hoopte vurig dat zijn tegenstander niet zo’n ding had, want dan was hij er geweest.
Er klonk een schot en de kogel sloeg met een luide metalige dreun tegen de zijkant van de bak, veel te dicht bij Alex’ hoofd. Hij liet zich op zijn hurken zakken en loste ook een schot. Vanwege de stank van de smurrie waar hij in terecht was gekomen, haalde hij zo weinig mogelijk adem. De wond in zijn arm deed pijn, zijn gekneusde ribben deden nog veel meer pijn en het was net of er witheet vuur door zijn nek stroomde. Verder was alles oké.
Behalve zijn verwondingen had Alex echter nog een ander probleem. Omdat hij tot aan zijn knieën in de smurrie stond, was het onmogelijk om zich te bewegen zonder zijn positie te verraden. En dus bleef Alex doodstil staan. Het probleem was dat de ander dat ook deed. Dit begon een spelletje te worden, een spelletje waarbij de eerste die zich bewoog er geweest was. En het drong tot Alex door dat dit de ‘kamer voor waarheid en lijdzaamheid’ moest zijn waar Stone het over had gehad. Langzaam stak hij zijn hand uit totdat zijn vingers de metalen zijkant van de tank raakten. Toen haalde hij voorzichtig zijn zaklamp tevoorschijn.
Plotseling liet hij zich naar links vallen. Het mes schoot rakelings langs hem heen, sloeg met een dreun tegen de zijkant van de tank en viel daarna met een zacht klotsend geluid in het water. Alex haalde echter niet de trekker over, wat ongetwijfeld was waar zijn tegenstander op had gehoopt toen hij het mes wierp.
Hij bracht de zaklantaarn omhoog en duwde die voorzichtig tegen de zijkant van de tank, waar het ding met zijn gemagnetiseerde zijkant onmiddellijk vast bleef zitten. Daarna dook Alex in elkaar en strekte zijn arm zo ver mogelijk. Hij legde de top van zijn wijsvinger op de aan/uit -knop van de zaklantaarn, bracht zijn pistool in de aanslag en na een welgemeend schietgebedje drukte hij op de knop en trok zijn hand daarna zo snel als hij maar kon terug. De lantaarn floepte aan en werd een seconde later door twee kogels getroffen. Een ogenblik later loste Alex zelf een schot en hij gaf een zucht van opluchting toen hij iemand in het water hoorde vallen. Toen hoorde hij plotseling iemand boven hem rennen. Hoe kon dat nou? Er was geen vloer meer. Toen kwam er nog iemand boven hem langs gerend.
Alex sprong zo hoog als hij maar kon en zwaaide wild met zijn armen om iets te vinden waar hij zich aan vast kon klampen. Twee keer miste hij en viel hij languit in het water. De derde keer was het raak. Hij trok zichzelf omhoog en slaagde erin om zichzelf langs het hek naar de volgende deur te trekken en erdoorheen te stappen.