·12·
Aan de rand van Brennan, Pennsylvania bevond zich een nogal vervallen winkelgalerijtje met een lommerd, een paar kleine eenmanszaakjes, een bedrijfje dat borgsommen leende aan gedetineerden en een kiprestaurant. De andere winkelruimten stonden leeg, op één kantoorruimte na. De ruiten van dit pand waren nog steeds geblindeerd omdat de verbouwing nog niet klaar was. In werkelijkheid was het werk nog niet eens begonnen, en zou dat ook nooit beginnen.
Helemaal achterin, achter een geïmproviseerd wandje van multiplex, bevonden zich drie mannen. Eén van hen was een ingenieur die zich had gespecialiseerd in medische apparatuur; de tweede was een chemicus, al beschikten ze allebei ook over andere vaardigheden. De derde, een voormalig lid van de Amerikaanse Nationale Garde, zat op een stoel en keek nerveus naar de verschillende soorten gereedschap – waaronder breekijzers, elektrische schroevendraaiers, elektriciteitssnoer en geavanceerde testapparatuur – die in keurige rijen op een lange tafel tegen de muur lagen. De oud-militair keek naar de plek waar zijn rechterhand hoorde te zitten. Ze hadden een afgietsel van de stomp gemaakt, en met behulp daarvan was er een blinkende metalen fitting aan zijn arm bevestigd. Het hele proces had een paar dagen gekost. Aan het andere uiteinde van de fitting zaten metalen vingers.
‘Het doet nu verder geen pijn meer,’ zei de man rechts van hem. ‘Dat is voorbij.’
De man in de stoel knikte, maar ondanks dat verscheen er wel een zweetdruppel op zijn voorhoofd.
‘Rustig nou maar,’ zei de andere man en hij legde vriendelijk zijn hand op de schouder van de nerveuze patiënt.
De ingenieur tilde een voorwerp uit een lange doos en hield het omhoog. Het zag eruit als een menselijke hand. ‘Hij is van siliconen. We hebben het patroon van je aderen gedupliceerd, en hem niet alleen aangepast aan je huidskleur, maar zelfs aan de kleur van de haartjes op je arm. De binnenhand die met een metalen fitting aan je arm is bevestigd, is voorzien van inwendige circuits en beschikt over servomotoren die het mogelijk maken om alle vijf de vingers te buigen. Bij de oudere modellen konden alleen de duim, wijsvinger en ringvinger gebogen worden. En in deze nieuwe generatie kunsthanden nemen de circuits bovendien veel minder ruimte in, zodat de afmetingen die van een echte hand sterk benaderen.’ Hij stak zijn hand op en hield die naast de prothese. ‘Zoals je ziet, is hij maar een paar centimeter langer dan het origineel.’
De man op de stoel knikte en glimlachte. Het was inderdaad net een echte hand.
De andere man zei: ‘Je heb een stevig polsgewricht en de resterende polsspieren zijn ook goed. Daar zul je enorm veel baat bij hebben. De elektroden in de binnenhand zullen een stevige aansluiting krijgen op het overgebleven spierweefsel.’
‘Ja, heb ik even mazzel,’ zei de man bitter.
De siliconenhand werd over de binnenhand en de fitting geschoven en daarna stevig vastgemaakt. Toen ze daarmee klaar waren, lieten ze de man een paar eenvoudige oefeningen doen.
‘Als je met je polsspieren duwt, gaat de hand open,’ zei de ingenieur. ‘Als je je polsspieren ontspant, sluit je hand zich weer. Oefen dat maar een tijdje.’
De man in de stoel deed zijn hand een keer of tien open en dicht, terwijl de andere twee aandachtig toekeken. Elke keer ging het hem iets gemakkelijker af.
‘Dat is prima. Je begint het te begrijpen. Maar je moet blijven oefenen. Binnenkort kun je het zonder erbij na te denken. Het moet allemaal heel gewoon lijken.’
Met de stalen haak die de plaats van zijn andere hand innam, streek de man in de stoel over zijn nieuwe prothese. ‘Voelt hij echt aan?’ vroeg hij. ‘Dat kan ik niet voelen.’
‘Iemand die je een hand geeft, weet meteen dat hij niet echt is,’ zei de ingenieur. ‘De bekleding voelt anders aan dan echte huid en is ook veel kouder, maar verder lijkt hij in alle opzichten volkomen echt.’
Dat leek de man teleur te stellen, en hij sloeg zijn ogen neer.
‘Je kunt nooit meer worden wat je geweest bent,’ zei de chemicus zonder eromheen te draaien. ‘Dat kunnen we op dit ogenblik nog niet. Maar dit is beter dan wat je had, en we kunnen de andere hand ook doen, als je wilt.’
De man hield zijn haak omhoog. ‘Nee, deze wil ik houden. Om niet te vergeten.’
‘Heb je je uniform?’ vroeg de ingenieur.
De man knikte en stond op. Zijn nieuwe hand opende en sloot zich nog steeds. ‘Dat is ook een herinnering, maar die kan ik missen.’
‘Wat was je rang?’
‘Sergeant. In de National Garde.’ Hij boog zijn nieuwe hand. ‘En als het erop zit...’
‘Dat regelen wij wel, zoals afgesproken,’ zei de ingenieur.
‘Fijn dat er nu eindelijk iets voor me wordt geregeld.’
‘We nemen wel weer contact met je op, op de gebruikelijke manier.’
Ze gaven elkaar een hand.
‘Goed gevoel om dat eindelijk weer eens te kunnen,’ zei de voormalige sergeant van de Nationale Garde.
Toen hij weg was, gingen de twee mannen aan het werk. Op de tafel stond een doos met Arabische opschriften. Een van de mannen maakte hem open en haalde er een in bubbeltjesplastic gewikkelde metalen bus uit, met een met vloeistof gevulde fles erin. Hij trok de fles uit de bus en hield hem tegen het licht.
Hij wist maar al te goed wat volgens de fbi de drie dodelijkste stoffen ter wereld waren in aflopende volgorde: plutonium, botulisme en ricine. De vloeistof in het glas was bij lange na niet zo gevaarlijk als die drie stoffen. Maar op de juiste manier gebruikt, kon het spul nog steeds erg effectief zijn. In de hand die ze de Nationale Gardist net hadden aangemeten was een zakje ingebouwd. Als er op een in de huid ingebouwd knopje werd gedrukt en er een heel speciale beweging met het polsgewricht werd gemaakt, ging het zakje open, zodat de vloeistof door de kunstmatige poriën op de huid terechtkwam. Meer dan een handdruk zou daar niet voor nodig zijn. De volgende dag zouden de chemicus en de ingenieur naar het terrein gaan waar de ceremonie zou plaatsvinden, en naar een aantal andere plekken hier in dit plaatsje, om daar met een laser nauwkeurige metingen te doen terwijl het leek of ze rustig aan het wandelen waren. Al die gegevens zouden ze invoeren in hun computerprogramma, en daarmee zouden ze dat net zolang verfijnen totdat alle mogelijke fouten geëlimineerd waren. Dit was geen spel van meters en minuten; dit ging om centimeters en seconden. En een spel was het ook al niet.
Terwijl ze druk aan het werk waren, zei de ene man tegen zijn collega: ‘Hij is wel erg verbitterd, hè?’
‘Zou jij dat dan niet zijn?’ zei de ander.