·22·
Bij het helikopterplatform van het nic ging Gray aan boord van een Sikorsky VH-60N. Het was hetzelfde model als het presidentiële toestel, dat ‘Marine One’ werd genoemd, al zou het in de komende jaren worden vervangen door een Lockheed-Martin, en omdat Gray meestal met de Sikorsky naar het Witte Huis ging, hadden commentatoren die om begrijpelijke redenen anoniem wilden blijven, het toestel inmiddels ‘Marine One-and-a-Half’ gedoopt. Er was echter een opvallend verschil tussen de manier waarop Gray en Brennan zich per helikopter verplaatsten. Als de president vanuit Luchtmachtbasis Andrews, Camp David of elders naar het Witte Huis ging, kwamen er altijd drie identieke VH-60N’s aanvliegen, zodat iemand met een luchtdoelraket maar een kans van één op de drie had om zijn doel te raken. Gray moest het echter met één helikopter stellen. Er waren per slot van rekening verschillende ministers en maar één president.
Van oudsher mocht alleen het presidentiële toestel op het terrein van het Witte Huis landen, maar ondanks de verhitte protesten van de Secret Service had de president in eigen persoon Grays helikopter daar ook toestemming voor gegeven. Daarmee had Brennan zijn inlichtingentsaar een lange dagelijkse rit vanuit Loudoun County bespaard, die ook met een eigen autocolonne nog behoorlijk veel tijd gekost zou hebben, en daar was de tijd van de voortdurend drukbezette Gray te kostbaar voor. De Secret Service had er echter nog steeds moeite mee. In principe wilde die niets over Pennsylvania Avenue 1600 zien vliegen waar de president niet aan boord was.
Met een snelheid van 150 knopen was het een korte en onopmerkelijke vlucht, al werd Gray veel te veel in beslag genomen door zijn werk om dat zelfs maar op te merken. Terwijl hij met lange passen over het terrein rondom het Witte Huis liep, was hij zich er goed van bewust dat de scherpschutters op de daken van de gebouwen in de omgeving hun wapen nu bij wijze van oefening op zijn hoofd richtten. Toen hij het Witte Huis binnen was gegaan, knikte hij naar de mensen die hij daar kende. Hij bevond zich nu in de zogenaamde West Wing. Tot 1902 had daar een broeikas gestaan, maar in dat jaar vond Teddy Roosevelt dat hij een paar privé-vertrekken nodig had om zich aan staatszaken te kunnen wijden zonder gestoord te worden door zijn kinderen en huisdieren. Zijn opvolger, de gezette William Taft, had de West Wing nog verder uitgebreid en het daar gevestigde Oval Office tot een permanent onderdeel van het dagelijks leven van alle presidenten na hem gemaakt.
Grays dagelijkse bezoek was al op de agenda gezet en goedgekeurd. Niemand ging onaangekondigd het Oval Office binnen, zelfs de First Lady niet. Brennan ontving hem altijd in het Oval Office en niet in de aangrenzende Roosevelt Room, waar hij meestal bezoekers en andere ondergeschikten ontving.
Brennan keek op van zijn zeshonderd kilo zware bureau, dat gemaakt was van het hout van het hms Resolute , een Brits schip dat door Amerikaanse walvisvaarders was gevonden nadat het in het pakijs was komen vast te zitten en door zijn bemanning was verlaten. Het schip was door de Amerikaanse overheid hersteld en als vriendelijk gebaar terug naar Engeland gestuurd. Koningin Victoria had dat gebaar beantwoord door president Rutherford B. Hayes dit fraaie bureau te schenken. Het ‘Resolute-bureau’ was sindsdien door alle presidenten gebruikt, behalve toen het een tijdje tentoongesteld was geweest in het Smithsonian Institution.
Sinds hij de West Wing binnen was gelopen, had Gray zijn voelsprieten hoog opgestoken. In de nieuwsbulletins op internet had hij berichten over Patrick Johnsons dood gelezen, maar de meeste daarvan hadden daar ’s middags al geen aandacht meer aan besteed. De laatste paar berichten had hij gelezen tijdens de vlucht. Bovendien had Gray geëist dat de fbi hem op de hoogte zou houden van alle resultaten van het onderzoek, en via een beveiligde videoconferencing-verbinding was dat ook gebeurd. Het was hem dan ook bekend dat er bij Johnson thuis drugs waren ontdekt. Hij wist ook dat de Secret Service-agenten Ford en Simpson bij het onderzoek betrokken waren. Toen hij Simpsons naam had gehoord, had hij zich een van zijn zeldzame glimlachjes veroorloofd. Dat zou wel eens een troefkaart kunnen zijn, als hij die ooit nodig mocht hebben.
Zoals het een spionagechef betaamt, beschikte Gray ook over informanten in het Witte Huis, en hij was dan ook al gewaarschuwd dat Brennan zich ongerust maakte over de zaak-Johnson. Daarom liet hij het initiatief niet aan zijn chef over.
Zodra de twee mannen tegenover elkaar gingen zitten, zei Gray: ‘Meneer de president, voordat we met de dagelijkse briefing beginnen, zou ik het over de betreurenswaardige dood van Patrick Johnson op Roosevelt Island willen hebben.’
Het verbaast me dat je daar niet al over hebt gebeld, Carter.’ Er lag een klank in Brennans stem die Gray niet beviel.
‘Ik wilde eerst goed van alle feiten op de hoogte zijn, meneer. Ik wilde vooral uw tijd niet verspillen.’
‘Je zou vandaag anders zeker de eerste niet zijn geweest,’ snauwde Brennan. Dit is de president en ik ben van hem afhankelijk, hielp Gray zichzelf herinneren . Hoewel hij er zeker van was dat de president al op de hoogte was, gaf Gray hem toch een beknopt achtergrondoverzicht over de kwestie. Toen Gray over de drugs begon, stak Brennan zijn hand op.
‘Zijn er anderen bij betrokken?’ vroeg hij op scherpe toon.
‘Een goede vraag, meneer de president, maar helaas heb ik daar nog geen bevredigend antwoord op gekregen. Ik zal persoonlijk de leiding op me nemen over een intern onderzoek, waarbij ik, op mijn verzoek, zal worden bijgestaan door de fbi .’ Dat laatste bijzinnetje was voor Gray een verschrikkelijke vernedering, maar hij kon er maar beter zelf mee komen voordat iemand anders dat deed.
‘Carter, als we de fbi erbij halen, moet je die de vrije hand geven, en niets achterhouden.’
‘Ik zou het niet anders willen. Ik wil daar echter wel aan toevoegen dat het er op dit ogenblik niet naar uitziet dat er anderen bij betrokken zijn. Dat wil zeggen: als Johnson in drugs handelde, dan deed hij dat buiten zijn werk om.’
De president schudde zijn hoofd. ‘Daar kunnen we nu nog niet van uitgaan. Wat deed hij precies bij het nic? ’
‘Hij hield toezicht op onze bestanden met achtergrondinformatie over mensen en organisaties die worden verdacht van terrorisme, zowel degenen die nog steeds actief zijn als degenen die zijn opgepakt of gedood. Johnson was zelfs betrokken bij het ontwerp van het programma.’
‘Was dat het verkopen waard?’
‘Ik zie niet goed hoe. Het was allemaal heel elementaire informatie. Een groot deel ervan is te vinden op onze openbare website. Voorzover dat van toepassing is, bevatten de bestanden ook vertrouwelijke informatie zoals vingerafdrukken en dna -gegevens. De bestanden die Johnson beheerde, bevatten echter geen specifiek inlichtingenmateriaal dat wordt gebruikt bij het opsporen van verdachten, om maar eens iets te noemen.’
De president knikte, leunde achterover en wreef over een stijve spier in zijn nek. Hij zat al sinds zeven uur die ochtend aan zijn bureau, had al veertien uur werk in acht uur gepropt en had nog een afgeladen middag voor de boeg, met daarna een officieel staatsiebanket. En de volgende dag moest hij dan naar het Midwesten om campagne te voeren voor een verkiezing die hij in wezen toch al had gewonnen. Hij was echter veel te paranoïde om dan verder maar te vertrouwen op de goede afloop. ‘Ik zal er niet omheen draaien, Carter. Ik ben hier helemaal niet gelukkig mee. Het laatste waar ik nu behoefte aan heb, is een schandaal.’
‘Ik zal alles doen wat binnen mijn macht ligt om een schandaal te voorkomen, meneer.’
‘Je had daarmee kunnen beginnen door de achtergrond van je werknemers wat beter te laten controleren,’ zei de president streng.
‘Zeker.’ Gray liet een korte stilte vallen en voegde daar toen aan toe: ‘Meneer, we kunnen ons natuurlijk niet veroorloven om ons hierdoor bij ons eigenlijke werk te laten hinderen.’
Brennan keek verbaasd op. ‘Wat zeg je nou?’
‘Zoals u weet, hebben de media de neiging om spoken te zien. Dat is een uitstekende manier om kranten te verkopen, maar voor de nationale veiligheid is het minder goed.’
De president haalde zijn schouders op. ‘Aan de vrijheid van meningsuiting valt niet te tornen, Carter. Dat staat in de grondwet.’
Gray boog zich voorover en zat op het puntje van zijn stoel. ‘Maar we kunnen wel iets doen aan lekken, en aan de inhoud en timing van de informatie die we vrijgeven. Op dit moment weten de media ongeveer net zoveel als wij. Ze zullen er melding van maken en het nic zal een officiële verklaring over de zaak uitgeven. Naar mijn mening is dat in dit stadium allemaal prima, maar het is zeker niet in ons belang om het nic door zoiets bij zijn werk te laten hinderen.’ Hij liet opnieuw een stilte vallen, en sprak toen het zinnetje uit dat hij in de helikopter had ingestudeerd. ‘U bent maar in heel weinig opzichten kwetsbaar, meneer de president. En uw tegenstanders zijn inmiddels zo wanhopig dat ze alles zullen aangrijpen om u te raken. In hun wanhoop zouden ze dit wel eens als een kans kunnen beschouwen. Historisch gezien heeft zo’n strategie enige kans van slagen. Ik zal er geen doekjes omwinden, meneer: we kunnen niet toelaten dat ze hier gebruik van maken om u in november te verslaan.’
Brennan liet dat even tot zich doordringen. ‘Juist, ik begrijp waar je heen wilt. Oké, we zorgen er samen wel voor dat de media hier niet al te veel over te weten komen. Ik bedoel, het gaat hier per slot van rekening om de nationale veiligheid. En als de fbi of wie dan ook problemen maakt, laat het me dan onmiddellijk weten.’ Hij liet een korte stilte vallen, en voegde daar toen in zijn beste politieke-baritonstem aan toe: ‘Je hebt gelijk. Wij mogen de veiligheid van dit land niet in gevaar laten brengen door een parttime drugshandelaar.’
Gray glimlachte. ‘Daar hebt u helemaal gelijk in, meneer!’ Godzijdank dat dit een verkiezingsjaar was!
Brennan liep naar zijn bureau en drukte op de knop van de intercom. ‘Laat minister Decker maar binnenkomen.’
Gray keek verbaasd op. ‘Decker?’
Brennan knikte. ‘We moeten het even over Irak hebben.’
Een minuut later kwam Decker de kamer binnen. Hij was in de vijftig, met gemillimeterd grijs haar, een knap gezicht en een lichaam dat slank bleef doordat hij elke dag acht kilometer hardliep, waar hij zich ook bevond. Decker was weduwnaar en werd beschouwd als een van de aantrekkelijkste vrijgezellen in heel Washington. Hij was nooit in militaire dienst geweest, maar had zich opgewerkt in de wapenindustrie, waar hij zijn fortuin had gemaakt voordat hij was overgestapt naar de publieke sector. Daar had hij al even snel carrière gemaakt, en inmiddels was hij al minister van Marine en staatssecretaris van Defensie geweest. Hij was op en top de Washingtonse politicus: snel, welbespraakt, meedogenloos, ambitieus en uiterst respectabel. Gray had een pesthekel aan hem. Als minister van Defensie had hij de leiding over het Pentagon, en daar ging het overgrote deel van alle geld dat voor de inlichtingendiensten was bestemd naartoe, geld dat officieel binnen Grays budget viel. Hoewel Decker hem altijd alle medewerking verleende en in het openbaar alles zei wat er van hem verwacht werd, was Carter Gray zich er maar al te goed van bewust dat de man waar en wanneer hij maar kon, probeerde hem een mes in de rug te steken. In zijn streven naar invloed op de president was hij Grays voornaamste rivaal.
Decker begon het gesprek op de bruuske manier die zo kenmerkend voor hem was. ‘De Iraakse leiding heeft er geen misverstanden over laten bestaan dat ze ons zo snel mogelijk het land uit wil hebben. Er doen zich in dat land echter enorme problemen voor, en die worden er alleen maar groter op nu de Koerden hun eigen republiek proberen te vormen. De Irakezen hebben in het openbaar verklaard dat Israël van de kaart geveegd moet worden en volgen daarin de harde lijn van hun nieuwe bondgenoot Syrië.’
‘Dat weten we allemaal al, Joe,’ zei Gray ongeduldig. En met een blik op de president voegde hij daaraan toe: ‘De Baathisten zijn met hen in onderhandeling over een machtswisseling in ruil voor een eind aan al het geweld.’
Brennan knikte. ‘Maar hoe kunnen we Irak nu zo achterlaten? Het laatste wat we willen, is dat Syrië en Irak gaan samenspannen onder leiding van Saddam Hoesseins vroegere trawanten.’ Brennan zweeg even en voegde daar toen aan toe: ‘Nu de Sjaria-groep en de Hezbollah hun hoofdkwartier in Syrië hebben gevestigd, zal het in dat geval niet lang duren voordat ze zich ook manifesteren in Irak.’ De president had het nu over twee anti-Israëlische terreurorganisaties.
‘Sinds Frankrijk in de jaren twintig van de vorige eeuw Syrië van zijn kustlijn heeft beroofd en daar de onafhankelijke republiek Libanon heeft gevestigd, is Syrië er altijd op uit geweest om die weer terug te krijgen, en misschien zal het land wel samengaan met Irak om dat te kunnen bereiken. Dat zou de hele regio nog instabieler kunnen maken.’
‘Nou, als een ander land hierheen kwam om New England van ons af te nemen en er een onafhankelijke staat te vestigen, dan zouden wij dat toch ook niet leuk vinden?’
‘En naast de Baathisten,’ zei Decker, ‘worden de extremistische islamisten in de Iraakse wetgevende vergadering steeds sterker. Als die de macht overnemen, zijn ze nog veel gevaarlijker voor de Verenigde Staten dan Saddam Hoessein ooit is geweest. Maar we hebben het Iraakse volk beloofd dat we ons zouden terugtrekken als ze over adequate veiligheidstroepen en politiediensten beschikten en ons officieel verzochten om terugtrekking. En nu is het bijna zover.’
‘Schiet op, Joe,’ snauwde Gray. ‘Wat wil je daarmee zeggen?’
Decker keek snel even naar Brennan. ‘Ik heb het er nog niet met de president over gehad.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Door een aantal van die islamistische groepen in de wetgevende vergadering uit te schakelen, kunnen we ervoor zorgen dat de machtsbalans in Irak wat gunstiger voor ons wordt. En dan is er al die olie nog, meneer de president. Aan de pomp betaalt een Amerikaan nu al bijna 65 dollarcent per liter. We hebben de Irakese olie hard nodig.’
‘Wat bedoel je met “uitschakelen”?’ zei Brennan met een boos gezicht. ‘Vermoorden soms? Dat doen we niet meer. Het is illegaal.’
‘Het is illegaal om een buitenlands staatshoofd te vermoorden, meneer de president,’ verbeterde Gray.
‘Precies,’ zei Decker instemmend. ‘Dit zijn geen staatshoofden. Wat mij betreft, ligt het niet anders dan een beloning uitloven voor Bin Laden, dood of levend.’
‘Maar de doelwitten waar je het over hebt, zijn wettig gekozen volksvertegenwoordigers,’ zei Brennan.
‘De opstandelingen slachten de gematigde volksvertegenwoordigers een voor een af, zonder dat iemand daar iets tegen kan doen,’ zei Decker. ‘Door ook een paar extremisten naar de andere wereld te helpen, zorgen we alleen maar dat de zaak weer een beetje in evenwicht komt. Als we niet snel ingrijpen, zijn er helemaal geen gematigden meer over.’
‘Maar, Joe,’ zei Gray. ‘Als we dat doen, leidt dat tot een burgeroorlog.’
‘We zullen er wel voor zorgen dat het lijkt of de gematigde Irakezen het hebben gedaan, als vergeldingmaatregel. Dan blijven wij buiten schot. Ze hebben al laten weten dat ze hun volledige medewerking zullen geven.’
‘Maar het draait nog steeds uit op burgeroorlog,’ zei Brennan.
‘En dat zal ons een volstrekt legitieme reden geven om onze strijdkrachten voorlopig nog in Irak te laten blijven,’ zei Decker snel. Hij was duidelijk met zichzelf ingenomen. ‘Maar als we toestaan dat de Baathisten terugkeren, zullen die alle oppositie verpletteren, zodat Irak snel zal terugvallen in een dictatuur. Dat kunnen we niet toestaan. Al dat geld dat we hieraan hebben besteed en al die mensenlevens die we hieraan hebben opgeofferd, dat is dan allemaal voor niets geweest.’
‘Wat vind jij?’ vroeg Brennan aan Gray.
Eigenlijk had Gray zwaar de pest in dat hij daar niet zelf mee gekomen was. Decker was hem deze keer duidelijk te snel af geweest. Die hufterige onderkruiper! ‘U zou niet de eerste Amerikaanse president zijn die toestemming gaf voor iets dergelijks.’
Brennan vond dat duidelijk niet overtuigend. ‘Ik moet hier goed over nadenken.’
‘Natuurlijk, meneer de president,’ zei Decker. ‘Maar we hebben niet veel tijd.’
Nadat Decker het vertrek had verlaten, leunde Brennan achterover en zette zijn leesbril af. ‘Nou, Carter, voordat we met de briefing beginnen, wilde ik je nog iets vragen. Op 11 september ga ik naar New York om een toespraak te houden bij het gedenkteken. Ik wil graag weten of je zin hebt om mee te gaan. Per slot van rekening heb jij meer gedaan dan wie dan ook om te voorkomen dat zoiets nog eens gebeurt.’
Een uitnodiging om met de president ergens mee naartoe te gaan kon je gewoon niet afslaan, maar als het over dit onderwerp ging, had Gray lak aan alle protocol en traditie.
‘Heel vriendelijk van u, meneer, maar dan woon ik hier een besloten dienst bij.’
‘Ik weet dat dit onderwerp heel beladen voor je is, Carter, maar ik wilde het je toch vragen. Weet je het zeker?’
‘Heel zeker, meneer de president. Dank u wel.’
‘Goed.’ Brennan zweeg even. ‘Wist je dat het plaatsje waar ik vandaan kwam, zichzelf naar mij heeft vernoemd?’
‘Jawel, meneer de president. Gefeliciteerd.’
Brennan glimlachte. ‘Dat is een van die dingen waar je soms tegenaan loopt, die zowel vleiend als gênant zijn. Mijn eigendunk is nou ook weer niet zo groot dat ik niet onderken dat de mensen daar dat niet alleen maar doen uit oprechte bewondering voor een plaatsgenoot die het ver geschopt heeft, maar ook omdat ze ervan hopen te profiteren. Maar ik ga naar de omdopingsplechtigheid om een korte toespraak te houden, een lintje door te knippen en een paar mensen een handje te geven. Waarom ga je niet mee?’
Als regel nummer één luidde dat je een presidentiële uitnodiging nooit moest afslaan, dan luidde regel nummer twee dat je dat nooit twee keer achter elkaar moest doen.
‘Dank u wel, meneer. Dat zou ik zeer op prijs stellen.’
De president tikte met zijn leesbril op het briefingboek. ‘Het ziet ernaar uit dat ik hier nog wel vier jaar zit.’
‘Dat is bijna zeker, meneer.’
‘Carter, ik wil dat dit onder ons blijft.’ Gray knikte. ‘Vind jij dat het land veiliger is dan toen ik aan mijn eerste ambtstermijn begon, ondanks alle successen die je hebt geboekt?’
Gray dacht even goed na, en probeerde in te schatten wat zijn chef wilde horen. Brennans gezicht verried echter geen enkele emotie.
Gray zei hem daarom maar de waarheid. ‘Nee, integendeel zelfs. De situatie is nu nog veel gevaarlijker dan toentertijd.’
‘Mijn assistenten zeggen dat de aarde als we ons huidige consumptieniveau handhaven over vijftig jaar zonder fossiele brandstoffen komt te zitten. Geen vliegtuigen meer, een paar elektrische auto’s, hele steden die onbewoonbaar worden door een gebrek aan energie. De hele manier waarop we met elkaar communiceren, werken, reizen, aan eten komen, dat zal allemaal ingrijpend veranderen. En dit land zal niet langer over de middelen beschikken om zijn kernwapenvoorraad op peil te houden.’
‘Dat is allemaal goed mogelijk.’
‘Ja, maar als we niet meer over een leger kunnen beschikken, hoe blijven we dan veilig, Carter?’
‘Ik denk dat de juiste gelegenheid het verschil maakt tussen een middelmatige president en een groot president,’ zei Brennan.
‘U hebt het geweldig gedaan, meneer de president. U kunt trots zijn op uzelf.’ Eigenlijk was Gray van mening dat de man helemaal niets bijzonders had gedaan.
Brennan pakte het briefingboek weer op. Hij zag er niet uit als iemand die trots op zichzelf was.
Toen Gray een uur later de West Wing uit liep, was hij met zijn gedachten echter even niet bij de vijanden van Amerika en de vraag hoe hij die te pakken kon krijgen voordat ze weer toesloegen. Toen hij in de helikopter stapte, dacht Gray aan de kleur paars. Tot haar zesde was dat de lievelingskleur van zijn dochter geweest. Daarna was het oranje geworden, toen hij haar had gevraagd waarom, had ze haar handjes in haar zij gezet en met haar koppige kinnetje hoog opgeheven verklaard dat oranje volwassener was. Zelfs nu moest hij daar nog om glimlachen.
Toen de helikopter hoog boven Washington vloog tuurde Gray uit het raampje en vroeg zich af wat er allemaal gebeurd zou zijn als het anders gelopen was.
Na lange tijd zoeken vond Peters de boot waar de Camel Club die had verborgen. Onmiddellijk belde hij Tyler, die zo snel als hij maar kon naar hem toe kwam lopen.
‘Weet je zeker dat dit hem is?’ vroeg Tyler terwijl hij vol aandacht naar de boot stond te kijken.
Peters knikte. ‘Er zit bloed op het dolboord. Dus ik had gelijk. Ik heb er inderdaad een getroffen.’
‘Als ze met de boot hiervandaan zijn gekomen en hem daarna hier weer hebben achtergelaten, dan heeft iemand hen misschien wel gezien.’
Reinke knikte en tuurde naar het water. ‘Maar misschien is er wel een eenvoudiger manier om ze te vinden. Johnson had een identiteitsbewijs in zijn zak.’
‘Nou en?’
‘Stel dat onze getuigen zijn adres hebben gezien en nieuwsgierig worden?’
‘Dat zou ons een hoop werk schelen,’ zei Reinke instemmend. ‘We gaan er vanavond naartoe.’
Terwijl de zon achter hen aanstalten maakte om onder te gaan, werd zijn licht weerspiegeld door een straalvliegtuig dat kwam aanvliegen op National Airport, en daarachter rees de koepel van het Capitool hoog op.