·19·

De afdeling Zeldzame Boeken van de Congresbibliotheek in het Jefferson-gebouw van het Congres bezat meer dan achthonderdduizend kostbare boeken. Voor velen werd het kroonjuweel van de collectie gevormd door de Lessing J. Rosenwald-collectie van oude boeken en prenten. Daarin bevonden zich ook vele ‘incunabelen’, een term die werd gebruikt voor boeken van vóór 1501 die niet gedrukt waren. Samen met wel honderd andere collecties was de Rosenwald-collectie ondergebracht in een groot aantal kluizen naast de Leeszaal Zeldzame Boeken, waar de bezoekers ze konden lezen, en zo nu en dan ook mochten aanraken. Dat leek wat overdreven misschien, maar veel van deze boeken waren eigenlijk meer kunstwerken dan boeken.

Hoewel de leeszaal voor het publiek toegankelijk was, werd hij zeer streng bewaakt. De hele ruimte werd zeven dagen per week, vierentwintig uur per dag bewaakt met videocamera’s. Alle boeken werden door medewerkers voortdurend goed in de gaten gehouden en geen enkel boek mocht ooit de leeszaal uit, behalve als het werd uitgeleend aan een andere instelling of in opdracht van de Congressioneel Bibliothecaris. De zeldzaamste publicaties mochten alleen onder speciale omstandigheden de kluis uit. In dergelijke uitzonderlijke gevallen werden de bladzijden van het boek over het algemeen omgeslagen door gekwalificeerde medewerkers en mocht de bezoeker er alleen maar naar kijken.

De hele zaal werd voortdurend in de gaten gehouden door een videocamera met een tijdsaanduiding. Tassen of notitieboekjes waarin de zeldzame materialen verborgen konden worden, waren niet toegestaan, en pennen al evenmin, want daarmee konden vlekken op de oude bladzijden worden gemaakt. Alleen potloden en losse vellen papier werden in dit heiligdom toegelaten en zelfs dan haalden sommige medewerkers nerveus adem als een potlood binnen dertig centimeter van een van hun geliefde ‘pleegkinderen’ kwam.

Oliver Stone ging naar de op de eerste verdieping gelegen leeszaal en liep door de grote lederen en koperbeslagen deuren met een rond, patrijspoortachtig raampje. Opengeslagen tegen de wand zag hij een paar enorme bronzen deuren die van drie ingeperste panelen waren voorzien, wat volgens sommigen was bedoeld om het belang van de drukpers te benadrukken. Als de leeszaal gesloten was, werden deze deuren eveneens afgesloten, over de binnendeuren heen, zodat er een formidabele barrière ontstond voor iedereen die erin zou slagen om langs alle elektronische beveiliging en gewapende bewakers te komen. De zaal zelf was een van de mooiste in de hele Congresbibliotheek. Hij was ingericht in de eenvoudige Georgiaanse stijl van de Independence Hall in Philadelphia, misschien wel met de bedoeling om een omgeving te scheppen die de voor studie en overpeinzing zo noodzakelijke rust uitstraalde. Als dat hun bedoeling was, dan waren de bouwers in hun opzet geslaagd, want zodra Stone de zaal binnen liep, voelde hij een wonderbaarlijke rust over zich neerdalen.

Caleb Shaw zat aan zijn bureau aan de andere kant van de zaal. Als specialist Bronnenonderzoek was hij een expert in catalogiseringssystemen en verschillende historische perioden, en hielp hij de geleerde bezoekers bij hun werk. Toen hij zijn vriend opmerkte, kwam hij snel naar hem toe en knoopte intussen zijn gebreide vest dicht, want het was hier erg koud.

‘Oliver, je hebt gelijk. Als ik het niet had geweten, had ik je nooit herkend,’ zei hij terwijl hij zijn vriend aandachtig opnam.

‘Het geeft me wel een prettig gevoel.’ Stone keek even naar de beveiligingscamera’s. ‘Het wordt hier behoorlijk goed bewaakt.’

‘Dat moet wel. Deze collectie is van onschatbare waarde. Er is in de hele wereld niets wat dit kan evenaren. Als ik je vertel, wat ze hier allemaal doen om te voorkomen dat er boeken verloren gaan, dan geloof je me niet. Als er een boek zoek raakt, mag niemand het gebouw uit voordat het weer terecht is. En de inkopers hebben geen toegang tot de database, zodat ze de boekbeschrijvingen in de catalogus niet kunnen veranderen. En vice versa. Degene die het boek invoert in de database, kan geen boeken aankopen.’

‘Want anders zou een inkoper een boek kunnen inkopen, het laten “verdwijnen” uit de database, om het dan te verkopen, zonder dat iemand er ooit erg in zou hebben.’

‘Precies,’ zei Caleb. ‘Goeie help, wat een ochtend heb ik achter de rug, zeg. Er kwam een heel oude heer binnen, niet iemand die we hier kennen, gewoon iemand die kwam binnenlopen, en hij wilde een William Blake inzien. Een William Blake! “Het maakt niet uit welke,” zei hij er nog bij. Nou, toen was ik meteen op mijn hoede. Je had net zo goed kunnen vragen of je onze mormoonse bijbel mocht bekijken. Niemand krijgt een Blake te zien zonder toestemming van het management, en neem maar van mij aan dat zulke verzoeken meestal worden afgewezen.’

‘Is Blake dan zo zeldzaam?’ vroeg Stone.

‘Zeldzaam is veel te zwak uitgedrukt. Laten we het er maar op houden dat ze hier een min of meer goddelijke status hebben.’

‘Dus wat deden jullie?’

‘We hebben nog wat met hem gepraat en het bleek dat hij hoogstwaarschijnlijk van een van Blakes broers afstamde. Dus hebben we een paar van Blakes geïllustreerde werken tevoorschijn gehaald; de gravures. Hij mocht ze natuurlijk niet aanraken, want er zijn maar heel weinig mensen die weten hoe ze met oude boeken moeten omgaan. Maar deze keer liep het goed af. De oude heer was helemaal overdonderd. Ik dacht zelfs dat hij in tranen zou uitbarsten. Maar veel van de oude boeken die we hier hebben, zijn ook werkelijk prachtig. Ik denk dat ik het daarom zo heerlijk vind om hier te werken.’

Dat hele verhaal kwam eruit met de donderende begeestering van iemand die hartstochtelijk om zijn werk geeft en zijn enthousiasme graag met anderen wil delen.

Caleb en Stone namen een dienstlift naar de begane grond en liepen toen door de tunnels tussen het Jefferson-, Adams- en Madisongebouw van de Congresbibliotheek naar de kantine op de begane grond van het Madisongebouw. Ze haalden een lunch bij de zelfbediening, liepen ermee naar buiten en gingen aan een picknicktafel zitten op het marmeren balkon dat uitkeek over Independence Avenue. Het reusachtige Jeffersongebouw stond aan de overkant van de straat, en vlak daarachter stond het Capitool, het parlementsgebouw van de Verenigde Staten.

‘Geen slecht uitzicht,’ zei Stone.

‘De meeste mensen zijn er zo aan gewend dat ze het niet eens meer opmerken, volgens mij.’

Stone at zijn boterham op en boog zich toen naar zijn vriend toe.

‘Patrick Johnson?’

‘Ik heb hem opgezocht in de overheidsarchieven maar niets gevonden. Ik heb lang niet overal toegang toe, dus een echt grondig onderzoek kan ik niet instellen. Vanwege dat speldje in zijn zak dacht jij dat hij misschien van de Secret Service was, maar als dat het geval was, dan kom ik daar niet bij. Politiediensten en bibliotheken gebruiken helaas niet dezelfde databases.’

‘Er is een nieuwe ontwikkeling. Die Secret Service-agent die ik ken, Alex Ford, is me gisteravond komen opzoeken in mijn tent.’

‘Gisteravond! Denk je dat dat hier iets mee te maken heeft?’

‘Dat kan ik me gewoon niet voorstellen, want hij is langsgekomen nog voordat die moord gepleegd was. Maar het is wel verontrustend.’

Er klonk een zoemend geluid. Caleb haalde zijn mobieltje tevoorschijn en nam op. Terwijl hij zat te luisteren, verscheen er een enthousiaste uitdrukking op zijn gezicht. ‘Dat was Milton. Hij is erin geslaagd om in de database van de Secret Service te komen.’

Stone zette grote ogen op. ‘Kán hij dat?’

‘Als het om computers gaat, kan Milton alles, Oliver. Hij zou schatrijk kunnen worden met illegale bezigheden op internet. Drie jaar geleden heeft hij ingebroken in de database van het Pentagon. Hij zei dat hij er zeker van wilde zijn dat ze niet van plan waren een atoombom op een van onze eigen steden te gooien en terroristen daar de schuld van in de schoenen te schuiven, zodat Amerika helemaal voluit zou kunnen gaan tegen de islam.’

‘Dat lijkt me wel iets wat Milton zou kunnen bedenken, ja. En wat is hij te weten gekomen?’

‘Johnson werkte als datamanagement supervisor bij het nic .’

‘Het nic ? Van Carter Gray?’

‘Precies.’

Stone stond op. ‘Bel Rueben en Milton en zeg dat we er vanavond op uit gaan. En we hebben je auto nodig. Ik sta op de vaste plek op je te wachten, en Rueben halen we bij Milton thuis wel op. Die woont het dichtste bij de plek waar we naartoe gaan.’

‘Waar gaan we dan naartoe?’

‘Naar Bethesda. Naar het huis van wijlen Patrick Johnson.’

‘Maar, Oliver, de politie is daar allang. Het is een moordzaak.’

‘Nee,’ verbeterde Stone hem. ‘Het is een onderzoek naar een moord, waarbij de politie ongetwijfeld sterk aan zelfmoord denkt. Maar als de politie er is, dan levert ons dat misschien wat waardevolle informatie op. O, en Caleb, neem Goff mee.’

Terwijl zijn vriend wegliep, zat Caleb hem verbaasd na te kijken. Goff was zijn hond! Maar Caleb was wel gewend dat zijn vriend soms vreemde wensen had. Hij gooide de restanten van zijn lunch in een afvalbak en stond op om terug te gaan naar zijn wereldje vol zeldzame boeken.

De samenzwering
titlepage.xhtml
De_samenzwering_split_0.xhtml
De_samenzwering_split_1.xhtml
De_samenzwering_split_2.xhtml
De_samenzwering_split_3.xhtml
De_samenzwering_split_4.xhtml
De_samenzwering_split_5.xhtml
De_samenzwering_split_6.xhtml
De_samenzwering_split_7.xhtml
De_samenzwering_split_8.xhtml
De_samenzwering_split_9.xhtml
De_samenzwering_split_10.xhtml
De_samenzwering_split_11.xhtml
De_samenzwering_split_12.xhtml
De_samenzwering_split_13.xhtml
De_samenzwering_split_14.xhtml
De_samenzwering_split_15.xhtml
De_samenzwering_split_16.xhtml
De_samenzwering_split_17.xhtml
De_samenzwering_split_18.xhtml
De_samenzwering_split_19.xhtml
De_samenzwering_split_20.xhtml
De_samenzwering_split_21.xhtml
De_samenzwering_split_22.xhtml
De_samenzwering_split_23.xhtml
De_samenzwering_split_24.xhtml
De_samenzwering_split_25.xhtml
De_samenzwering_split_26.xhtml
De_samenzwering_split_27.xhtml
De_samenzwering_split_28.xhtml
De_samenzwering_split_29.xhtml
De_samenzwering_split_30.xhtml
De_samenzwering_split_31.xhtml
De_samenzwering_split_32.xhtml
De_samenzwering_split_33.xhtml
De_samenzwering_split_34.xhtml
De_samenzwering_split_35.xhtml
De_samenzwering_split_36.xhtml
De_samenzwering_split_37.xhtml
De_samenzwering_split_38.xhtml
De_samenzwering_split_39.xhtml
De_samenzwering_split_40.xhtml
De_samenzwering_split_41.xhtml
De_samenzwering_split_42.xhtml
De_samenzwering_split_43.xhtml
De_samenzwering_split_44.xhtml
De_samenzwering_split_45.xhtml
De_samenzwering_split_46.xhtml
De_samenzwering_split_47.xhtml
De_samenzwering_split_48.xhtml
De_samenzwering_split_49.xhtml
De_samenzwering_split_50.xhtml
De_samenzwering_split_51.xhtml
De_samenzwering_split_52.xhtml
De_samenzwering_split_53.xhtml
De_samenzwering_split_54.xhtml
De_samenzwering_split_55.xhtml
De_samenzwering_split_56.xhtml
De_samenzwering_split_57.xhtml
De_samenzwering_split_58.xhtml
De_samenzwering_split_59.xhtml
De_samenzwering_split_60.xhtml
De_samenzwering_split_61.xhtml
De_samenzwering_split_62.xhtml
De_samenzwering_split_63.xhtml
De_samenzwering_split_64.xhtml
De_samenzwering_split_65.xhtml
De_samenzwering_split_66.xhtml
De_samenzwering_split_67.xhtml
De_samenzwering_split_68.xhtml
De_samenzwering_split_69.xhtml
De_samenzwering_split_70.xhtml
De_samenzwering_split_71.xhtml
De_samenzwering_split_72.xhtml
De_samenzwering_split_73.xhtml