·63·

De atoomonderzeeër Tennessee had de onprettige taak toebedeeld gekregen om de raketaanval op Damascus uit te voeren. De Tennessee was een 178 meter lange onderzeeboot uit de Ohio-klasse van bijna 17.000 ton, en net als de rest van de Atlantische atoomonderzeeërs had ze haar thuisbasis in King’s Bay, Georgia. De atoomonderzeeërs van de Ohio-klasse waren de krachtigste wapens in het arsenaal van de Verenigde Staten. Elke onderzeeër van dit type had genoeg atoomkoppen aan boord om elk land ter wereld met één enkele aanval van de kaart te kunnen vegen.

De Tennessee lag op dit ogenblik op honderd meter diepte midden in de Atlantische Oceaan, maar met haar Trident II D5-raketten had ze Damascus ook vanuit haar thuishaven gemakkelijk kunnen raken. Elke bijna vijftien meter lange D5-raket kostte bijna dertig miljoen dollar, woog meer dan zestig ton en had met gereduceerde lading een actieradius van maar liefst twaalfduizend kilometer. Met zijn maximumsnelheid van Mach 20 was de D5 tien keer zo snel als de Concorde en geen enkele straaljager ter wereld kon zijn snelheid zelfs maar bij benadering evenaren.

Er zou slechts één raket gelanceerd worden, maar gezien de werkelijke kracht van het wapengeweld dat daarmee zou worden ontketend, was dat een misleidend gegeven. De langeafstandsversie van de Trident D5 bevatte maar liefst zes onafhankelijke MK5-projectielen, die elk waren voorzien van een W-88 thermonucleaire lading met een explosieve kracht van 475 kiloton. Ter vergelijking: een enkele kernkop van dit type had een kracht die groter was dan de gecombineerde explosieve kracht van álle bommen die in élke oorlog in de hele menselijke geschiedenis ooit tot ontploffing waren gebracht, inclusief de twee atoombommen die in 1945 waren afgeworpen boven Japan.

Hoewel de 155 opvarenden van de Tennessee al vier weken op zee waren, waren ze dankzij de uitstekende communicatiemiddelen van de Amerikaanse atoomonderzeeërs goed op de hoogte van de actuele ontwikkelingen. De strijdkrachten waren inmiddels overgegaan op defcon I, de allerhoogste staat van paraatheid, die door de meeste militairen als het equivalent van een staat van oorlog werd beschouwd. De opvarenden wisten wat hun opdracht was en ieder van hen was van plan om dat bevel naar de letter uit te voeren, zelfs al koesterden de meesten van hen heimelijke angsten over de wereldwijde gevolgen daarvan. Ze tuurden naar hun computerschermen en namen telkens opnieuw de lanceringsprocedures door die maar al te goed het begin van een gigantische oorlog zouden kunnen worden. Voor een groepje mensen met een gemiddelde leeftijd van 22 jaar was dat een zware belasting.

Intussen had de Arabische wereld zich als één man achter haar zusterland geschaard. Diplomaten uit Saudi-Arabië, Jordanië, Koeweit en Pakistan probeerden wanhopig Amerika op andere gedachten te brengen. Terwijl Damascus werd geëvacueerd, overlegden de militaire commandanten en politieke leiders van de andere islamitische landen over wat de beste reactie zou zijn als Syrië inderdaad werd getroffen door een Amerikaanse raket, en in grote delen van het Midden-Oosten waren de leiders van dergelijke groepjes bezig vergeldingsmaatregelen voor te bereiden.

Als Syrië inderdaad werd getroffen door een atoomraket zou de ravage groter zijn dan alles waarvan de wereld ooit getuige was geweest. Damascus was een van de dichtstbevolkte steden ter wereld en had meer dan zes miljoen inwoners. Slechts een minuscuul deel daarvan zou erin slagen om in de tijd die hun nog restte een veilige plek te bereiken. Alle anderen zouden eenvoudigweg verdampen in de intense hitte van de ontploffing, nog voordat er een paddestoelwolk vol radioactief afval zou oprijzen om vervolgens neer te dalen op de plek waar ooit een van de alleroudste steden ter wereld had gestaan.

Syrië en de Sjaria-groep hadden onmiddellijk alle betrokkenheid bij de ontvoering ontkend. In het Westen werd daar echter weinig geloof aan gehecht, want het afgelopen jaar had de Sjaria-groep zijn terroristische activiteiten sterk opgevoerd. En degene die Al-Jazeera had gebeld, had het ingewikkelde wachtwoord gebruikt dat de Arabische zender de Sjaria-groep had toegewezen om er zeker van te kunnen zijn dat berichten ook werkelijk van deze organisatie afkomstig waren. Dit wachtwoord werd regelmatig veranderd en was alleen maar bekend bij een paar hooggeplaatste leiders van de organisatie. Verklaringen van de Sjaria-groep dat een van zijn woordvoerders al twee weken werd vermist, waren aan dovemansoren gericht.

De Verenigde Naties hadden Amerika opgeroepen om af te zien van zijn voornemen een kernraket te lanceren, en alle andere leden van de Veiligheidsraad hadden die eis via diplomatieke kanalen nog eens herhaald. Geen van de betrokken regeringen verwachtte echter dat de Verenigde Staten nog van mening zouden veranderen.

In Israël was de hoogste staat van alarm uitgeroepen. De Israëlische leiders beseften maar al te goed dat hun land het eerste doelwit zou worden van een islamitische tegenaanval. Syrië lag zo dicht bij Israël en de dreiging van radioactieve fall-out was daarom zo groot, dat de Israëlische premier in eigen persoon president Hamilton om opheldering had verzocht. De waterbronnen op de hoogvlakte van Golan waren voor Israël van vitaal belang en lagen niet ver van Damascus. Omdat Damascus dicht bij de Libanese grens lag, had de regering in Beiroet eveneens contact met Washington opgenomen. Beide landen hadden hetzelfde korte antwoord gekregen: ‘Tref alle voorzorgsmaatregelen die u noodzakelijk acht.’ Dat was voor geen van beide regeringen een geruststelling geweest, maar ze hadden allebei beseft dat ze het daar voorlopig mee zouden moesten doen.

Op alle verzoeken om van de aanval af te zien, had het antwoord hetzelfde geluid: dat was in handen van de ontvoerders. Die hoefden alleen maar James Brennan ongedeerd terug te brengen en alle Syriërs zouden in leven mogen blijven. Het enige verschil met de vorige situatie was dat de ontvoerders niet langer zelf konden bepalen wanneer ze de Amerikaanse president zouden vrijlaten.

In het Oval Office zat president Hamilton samen met minister Decker, zijn militaire commandanten, de Nationale Veiligheidsraad en een paar andere kabinetsleden om de tafel. Carter Gray was nadrukkelijk afwezig.

De beslissing om een kernwapen te lanceren, vormde duidelijk een zware last voor de president. Met zijn bleke en strak om zijn gezicht gespannen huid maakte de man een doodzieke indruk. Terwijl zijn generaals en admiraals met gedempte stemmen overlegden, nam hij een slokje mineraalwater om het zure, brandende gevoel in zijn maag wat te verlichten.

Decker maakte zich los uit een van die groepjes en liep naar Hamilton toe. ‘Meneer, ik begrijp hoe zwaar deze beslissing u valt, maar ik wil toch even zeggen dat we meer dan in staat zijn om de opdracht uit te voeren.’

‘Daar maak ik me geen zorgen om, Joe. Die stad weten we heus wel te raken. Ik maak me zorgen over wat er daarna gebeurt.’

‘Syrië verleent al lange tijd steun en bijstand aan terroristen. Damascus zit vol met Baathisten die alleen maar wachten op het juiste moment voor een staatsgreep in Irak. Het is algemeen bekend dat sommige moskeeën in Damascus mensen rekruteren voor de moedjahedien. En in de soennitische driehoek in Irak krioelt het van de Syrische milities. Het is hoog tijd dat we eens duidelijk tot hier en niet verder zeggen. Het is dezelfde dominotheorie als het idee om vanuit Irak de democratie over het hele Midden-Oosten te verbreiden. We stellen een voorbeeld in Syrië en daarna houdt iedereen zich wel koest.’

‘Maar hoe zit het met straling en fall-out?’ vroeg Hamilton.

‘Er zal ongetwijfeld wel wat straling vrijkomen, maar de ligging van Damascus is zodanig dat we verwachten dat dat redelijk beperkt zal blijven.’

Hamilton dronk het flesje water leeg. ‘“Dat dat redelijk beperkt zal blijven.” Fijn dat jij dat gelooft, Joe.’

‘Meneer de president, u hebt de juiste beslissing genomen. We kunnen zoiets niet laten passeren zonder terug te slaan. Dat zou die mensen alleen maar meer invloed geven. We moeten dit een halt toeroepen. En het land bezetten zou een veel te zware belasting vormen van onze militaire capaciteiten. Dat zou de Syriërs de kans geven om een guerrillaoorlog tegen ons te beginnen, net als de Irakezen nu al doen. En bovendien, zodra het tot ze doordringt dat dit geen bluf is, laten ze de president heus wel vrij. We zullen die raket niet hoeven te lanceren.’

‘Ik hoop dat je gelijk hebt.’ Hamilton stond op en keek uit het raam. ‘Hoelang hebben we nog?’

‘Zes uur, elf minuten en zesendertig seconden,’ zei een adjudant die naar het scherm van een laptop zat te turen.

‘Nog iets gehoord van de Sjaria-groep?’ vroeg Hamilton.

‘Alleen dat ze de president niet hebben ontvoerd,’ zei de minister van Buitenlandse Zaken. Ze kwam naar hen toe gelopen en ging naast haar chef staan. ‘Stel dat ze de waarheid spreken, meneer? Stel dat ze hem inderdaad niet hebben ontvoerd? Misschien wil iemand Syrië wel de schuld in de schoenen schuiven in de hoop dat wij precies zo reageren als we nu doen.’

Decker kwam onmiddellijk tussenbeide. ‘Ik geef toe dat het niet onmogelijk is dat iemand het wachtwoord van de Sjaria-groep in handen heeft gekregen, ook al wordt dat door de zender regelmatig veranderd, maar de beller wist dingen over de ontvoering te vertellen die alleen bij de ontvoerders zelf bekend geweest kunnen zijn. Elke terroristische organisatie die zo’n stunt heeft uitgehaald, wil dat de hele wereld laten weten. Geen enkele terroristische organisatie heeft ooit geprobeerd iemand anders de verantwoordelijkheid in de schoenen te schuiven. Het enige verschil is dat de Sjaria-groep niet had gedacht dat wij zouden reageren met een kernbom. Daarom deinzen ze nu terug en ontkennen ze hier iets mee te maken te hebben. Reken maar dat die klootzakken de president in hun macht hebben!’

Hamilton keek Decker strak aan. ‘Maar als dat nou eens niet het geval mocht zijn en wij maken Damascus met de grond gelijk? Wat dan?’ Hij schudde zijn hoofd, draaide zich om en tuurde in de duisternis van een prachtige Washingtonse nazomernacht. Uit de straten van de stad rezen duizenden protesterende stemmen op. Het gescandeerde ‘Ban de bom!’ drong zelfs door de dikke muren van het Witte Huis heen. De burgers van de Verenigde Staten lieten hun leiders maar al te duidelijk blijken hoe ze erover dachten, maar Hamilton begreep dat als je eenmaal met een kernaanval had gedreigd, je niet zomaar op je schreden kon terugkeren. Anders zou dat hele wapenarsenaal waar Amerika al die miljarden dollars aan had gespendeerd in één klap niets meer waard zijn.

In plaats van naar het Witte Huis te gaan om deel te nemen aan iets wat hij beschouwde als een zinloze ‘dodenwake’ voor de zes miljoen Syriërs die op het punt van totale vernietiging stonden, doolde Carter Gray rond door het nic -gebouw. Bij het lege hokje van Patrick Johnson bleef hij naar het dofgrijze beeldscherm staan staren. Bugs en computercrashes. En hocus pocus, pilatus, pas, daar lag een heel stel springlevende terroristen plotseling keurig in een digitaal graf. Hij ging in Johnsons stoel zitten en keek het hokje rond. De foto van Johnsons verloofde Anne Jeffries stond nog steeds op het bureau. Hij pakte het ding op en keek er eens naar. Zo te zien een aardige vrouw, dacht Gray. Ze zou wel iemand anders ontmoeten. Uit wat hij over de man had gehoord, was Johnson goed in zijn werk geweest, maar had hij verder niet veel meer persoonlijkheid gehad dan een slak. Hij was zeker niet degene die dit hele complot had opgezet. Het was werkelijk ongelooflijk, peinsde Gray. Iemand die bij de belangrijkste inlichtingendienst van Amerika werkte, had een groep doodgewaande moslimterroristen gebruikt om de president van de Verenigde Staten te ontvoeren. En nu wankelde de wereld op de rand van een wereldwijde jihad.

Gray had alle databases grondig laten controleren. Er waren geen elektronische sporen gevonden waaruit zou kunnen blijken wie de wijzigingen in de bestanden had aangebracht, maar gezien Johnsons grote deskundigheid was dat geen verrassing. Johnson had meegeholpen bij het opzetten van de database en bracht zijn dagen door met het verhelpen van problemen die zich voordeden bij het gebruik daarvan, dus hij had ongetwijfeld heel goed geweten hoe hij zijn sporen uit moest wissen. Maar wie had hem zover gekregen om dat te doen, en wie had hem daar zo goed voor betaald? Want dát hij er goed voor betaald was, bleek wel uit zijn dure huis en al even dure auto’s. En er was nog iets wat Gray zich afvroeg. Als ik de president had ontvoerd, waar zou ik hem dan heen brengen? Het moest ergens niet al te ver van Brennan zijn. Ondanks alles wat hij daarover tegen Hamilton had gezegd, geloofde Gray geen moment dat de president zich in het Saudi-Arabische Medina bevond.

Hij dacht terug aan de dag waarop Jackie Simpson en die andere agent in het nic waren geweest. Er waren twee mensen van het nic bij hen geweest. Reynolds? Nee, Reinke. Dat was de lange, magere. De andere was korter en dikker... Peters. Ja, zo heette die. Hemingway had hem verteld dat ze opdracht hadden gekregen om een oogje in het zeil te houden bij het onderzoek naar de moord op Johnson. Hij pakte de telefoon en vroeg waar de twee agenten zich bevonden. Het antwoord was verrassend. Ze waren niet op hun werk verschenen. Hij stelde nog een vraag. Het antwoord daarop was nog veel verrassender en hij vroeg zich af waarom hij die vraag niet eerder had gesteld.

Tom Hemingway was degene die deze twee opdracht had gegeven een onderzoek in te stellen naar de dood van Patrick Johnson. Gray wist waar Hemingway zich nu bevond. Niet lang na de ontvoering was hij met een valse identiteit naar het Midden-Oosten gestuurd om te kijken of hij daar soms wat meer te weten kon komen. Er was geen enkele manier om contact met hem op te nemen. Ze moesten wachten tot hij contact met hen zou opnemen. Tot hij contact met hén zou opnemen.

Gray schoof zijn hand in de biometrische scanner op Johnsons bureau, zodat hij onmiddellijk toegang kreeg tot Johnsons computer. Tom Hemingway had daar ook toegang toe gehad. Toen hij keek wanneer Hemingway op deze computer had ingelogd, zag hij dat dat tijdens Hemingways gesprek met Jackie en agent Ford was geweest. Maar toch klopte daar iets niet aan. Officieel hoorde Hemingway helemaal geen toegang te hebben tot Johnsons computer, en al evenmin tot de computer van andere datasupervisoren.

Langzaam stond hij op van de stoel. Hij was te oud voor dit werk. Hij was er niet meer tegen opgewassen. De waarheid had al die tijd vlak voor zijn neus gehangen. De volgende vraag die hij zichzelf stelde, lag voor de hand. Waar? En nu de energie krachtig door zijn spionnenzintuigen bruiste, zag hij het plotseling allemaal glashelder voor zich.

Hij tilde opnieuw de hoorn van de haak, zei dat zijn helikopter onmiddellijk voor vertrek gereedgemaakt diende te worden en riep toen een team uiterst loyale veldagenten bij elkaar. Daarna rende hij Johnsons werkhokje uit en holde in looppas door de gangen van het nic .

Gray had een vermoeden. En tot nu toe waren zijn vermoedens bijna altijd waar gebleken.

De samenzwering
titlepage.xhtml
De_samenzwering_split_0.xhtml
De_samenzwering_split_1.xhtml
De_samenzwering_split_2.xhtml
De_samenzwering_split_3.xhtml
De_samenzwering_split_4.xhtml
De_samenzwering_split_5.xhtml
De_samenzwering_split_6.xhtml
De_samenzwering_split_7.xhtml
De_samenzwering_split_8.xhtml
De_samenzwering_split_9.xhtml
De_samenzwering_split_10.xhtml
De_samenzwering_split_11.xhtml
De_samenzwering_split_12.xhtml
De_samenzwering_split_13.xhtml
De_samenzwering_split_14.xhtml
De_samenzwering_split_15.xhtml
De_samenzwering_split_16.xhtml
De_samenzwering_split_17.xhtml
De_samenzwering_split_18.xhtml
De_samenzwering_split_19.xhtml
De_samenzwering_split_20.xhtml
De_samenzwering_split_21.xhtml
De_samenzwering_split_22.xhtml
De_samenzwering_split_23.xhtml
De_samenzwering_split_24.xhtml
De_samenzwering_split_25.xhtml
De_samenzwering_split_26.xhtml
De_samenzwering_split_27.xhtml
De_samenzwering_split_28.xhtml
De_samenzwering_split_29.xhtml
De_samenzwering_split_30.xhtml
De_samenzwering_split_31.xhtml
De_samenzwering_split_32.xhtml
De_samenzwering_split_33.xhtml
De_samenzwering_split_34.xhtml
De_samenzwering_split_35.xhtml
De_samenzwering_split_36.xhtml
De_samenzwering_split_37.xhtml
De_samenzwering_split_38.xhtml
De_samenzwering_split_39.xhtml
De_samenzwering_split_40.xhtml
De_samenzwering_split_41.xhtml
De_samenzwering_split_42.xhtml
De_samenzwering_split_43.xhtml
De_samenzwering_split_44.xhtml
De_samenzwering_split_45.xhtml
De_samenzwering_split_46.xhtml
De_samenzwering_split_47.xhtml
De_samenzwering_split_48.xhtml
De_samenzwering_split_49.xhtml
De_samenzwering_split_50.xhtml
De_samenzwering_split_51.xhtml
De_samenzwering_split_52.xhtml
De_samenzwering_split_53.xhtml
De_samenzwering_split_54.xhtml
De_samenzwering_split_55.xhtml
De_samenzwering_split_56.xhtml
De_samenzwering_split_57.xhtml
De_samenzwering_split_58.xhtml
De_samenzwering_split_59.xhtml
De_samenzwering_split_60.xhtml
De_samenzwering_split_61.xhtml
De_samenzwering_split_62.xhtml
De_samenzwering_split_63.xhtml
De_samenzwering_split_64.xhtml
De_samenzwering_split_65.xhtml
De_samenzwering_split_66.xhtml
De_samenzwering_split_67.xhtml
De_samenzwering_split_68.xhtml
De_samenzwering_split_69.xhtml
De_samenzwering_split_70.xhtml
De_samenzwering_split_71.xhtml
De_samenzwering_split_72.xhtml
De_samenzwering_split_73.xhtml