·66·

Toen Stone en Rueben om zich heen keken, zagen ze dat ze zich in iets bevonden wat erg op het roemruchte ‘Hogan’s Alley’ leek, het nagebouwde straatje in het fbi- trainingscentrum te Quantico, Florida waar agenten met realistische scenario’s oefenden. In zijn trainingscentrum in Beltsville beschikte de Secret Service ook over iets dergelijks. Deze ruimte was voorzien van nagebouwde huizen, een telefooncel, trottoirs en een kruising, compleet met verkeerslichten. Een oude zwarte personenwagen met weggerotte banden stond langs de stoeprand. Het leek wel of ze plotseling jaren terug in de tijd waren gereisd.

Er stond een aantal etalagepoppen op straat: een paar mannen, drie vrouwen en wat kinderen. De verf op hun koppen was verschoten en ze waren allemaal erg vies geworden, maar zagen er verder nog steeds opmerkelijk levend uit. Rueben zag dat ze allemaal kogelgaten in het hoofd hadden.

Stone liep met Rueben naar de achterkant van een van de gebouwen, waar houten trappen naar platforms achter de vensters leidden.

‘Hier oefenden we in scherpschutterswerk,’ legde Stone uit.

‘Wie moesten jullie dan vermoorden?’

‘Dat wil je niet weten,’ zei Stone kortaf en toen hield hij zijn vinger tegen zijn lippen. Voetstappen kwamen hun kant uit. Stone wees omhoog, naar een van de vensters. Ze liepen stilletjes naar boven en keken voorzichtig door het raam.

Drie Noord-Koreanen waren de ruimte binnen gekomen. Ze bewogen zich als een goed geoefende eenheid. Telkens als twee mannen een stuk van de ruimte afzochten, hield de derde de omgeving onder schot.

Stone en Rueben klemden hun wijsvinger om de trekker. Stone stapte geruisloos naar voren en bracht zijn pistool in de aanslag. Het probleem was echter dat de drie mannen MP5-machinepistolen bij zich hadden. Als Stone en Rueben ieder een van hen buiten gevecht wisten te stellen, was er nog steeds één over, en die zou dan weten waar zij zich bevonden. En zelfs met twee pistolen zou het een hele toer worden om het niet af te leggen tegen een machinepistool in handen van iemand die wist hoe hij daarmee moest omgaan.

‘Jezus christus!’ riep Rueben uit.

Een van de Noord-Koreanen was zojuist op de grond gevallen, en er stak een mes uit zijn nek. De twee anderen vuurden onmiddellijk in de richting waaruit het mes was gekomen. Toen werd het stil en de twee mannen renden snel naar voren om dekking te zoeken achter de oude auto. Daar zaten ze met hun rug naar Stone en Rueben toe, zodat die hen zonder enige moeite buiten gevecht hadden kunnen stellen. Maar toen Rueben Stone vragend aankeek, schudde die zijn hoofd. Voordat hij zich hierin mengde, wilde hij zien wat er verder ging gebeuren.

Een van de Noord-Koreanen haalde een voorwerp uit zijn jasje, trok er een pen uit en gooide het naar de messenwerper.

Hoewel de granaat de andere kant op werd gegooid, greep Stone Rueben beet en duwde hem tegen de vloer van het houten platform.

De ontploffing deed de hele ruimte op zijn grondvesten trillen. Toen het geluid was weggestorven en de rook wat optrok, keken Stone en Rueben net op tijd op om de Noord-Koreanen naar voren te zien lopen. In hun positie zou Stone nog even gewacht hebben. Het was nog steeds te rokerig om goed te kunnen zien.

Een ogenblik later kwam er een geheel in het zwart gehulde gedaante uit de rook tevoorschijn, die met zo’n ongelooflijke snelheid en behendigheid op de twee mannen afdook dat de zwaartekracht geen vat op hem leek te hebben. De kromzwaarden die hij in zijn beide handen hield, flitsten als insectenvleugels op en neer.

Hij sloeg de mannen de machinepistolen uit de handen en toen ze naar hun pistool grepen, sneden de zwaarden door hun holsters, zodat die op de grond vielen, waar de zwarte gedaante ze snel wegschopte. Het ging allemaal in een reeks oogverblindend snelle bewegingen.

Toen bleef de man voor de twee Noord-Koreanen staan, legde heel langzaam en nadrukkelijk zijn twee zwaarden op de grond en trok zijn zwarte kap af.

Tom Hemingway keek de Noord-Koreanen aandachtig aan en zei iets tegen hen in het Koreaans.

‘Wat zei hij?’ vroeg Rueben.

‘Geef je over of sterf,’ fluisterde Stone die als gebiologeerd naar de drie mannen stond te kijken.

‘Denk je dat ze zich overgeven?’

‘Nee. Het zijn Noord-Koreanen. Hun incasseringsvermogen gaat het bevattingsvermogen van de meeste mensen ver te boven.’ Terwijl Stone naar Hemingway tuurde, dacht hij: en dat incasseringsvermogen zullen ze hard nodig hebben.

De Noord-Koreanen namen allebei een Tae Kwon Do-houding aan. Een van hen deed een snelle uitval met zijn voet, maar Hemingway nam niet eens de moeite daarop te reageren. Hij zei opnieuw iets tegen hen in het Koreaans. Ze schudden allebei van nee, en een van hen schopte naar Hemingway. Die greep de voet met één hand vast, en gaf de man met zijn andere hand een harde duw, zodat hij achterover viel. Opnieuw zei hij iets in het Koreaans.

‘Hij zei: “Het spijt me dat ik dit moet doen”,’ zei Stone toen Rueben hem vragend aankeek.

Voordat ze zelfs maar de gelegenheid hadden gehad om nog eens adem te halen sloeg Hemingway al toe. Zijn vuist drong recht door de zwakke afweerpogingen van de ene Koreaan heen en raakte de man vol op de borst. Daarna draaide Hemingway zich zo snel om dat het met het blote oog nauwelijks te volgen was, en gaf zijn tegenstander een keiharde schop tegen zijn hoofd.

Zelfs op het platform was het knappen van de nek nog te horen. De man was al dood toen hij de grond raakte.

De andere man rende de straat over, naar de auto toe, met Hemingway vlak achter zich. Toen hij zich plotseling omdraaide, zag Hemingway het mes en sprong op hem af. De man wierp het mes dat door Hemingways arm sneed voordat het op de grond viel, maar de Amerikaan holde gewoon door en gaf de Koreaan een harde trap tegen zijn kin, zodat hij achterover tegen de auto smakte. Hemingway bleef staan en keek even naar het bloed op zijn arm, voordat hij zijn aandacht weer op de man richtte.

‘Dit wordt geen fijn gezicht,’ zei Rueben.

Hemingways klap was dodelijk. Zelfs terwijl hij gehurkt op het platform zat, kon Stone dat al zien. Hij had een mens nog nooit zo’n harde klap zien uitdelen. Het leek meer op de brute kracht van een grizzlybeer.

Maar toch liet Hemingway de Koreaan niet op de grond vallen. Hij hield hem rechtop tegen de auto en bleef op hem inbeuken, op zijn hoofd, op zijn borst en in zijn middenrif, en wel met zo’n verbijsterende snelheid en kracht dat toen hij de man eindelijk losliet, en die langzaam in elkaar zakte, Stone en Rueben zelfs op deze afstand nog konden zien dat er een flinke deuk in de carrosserie zat op de plek waar de man ertegenaan had gehangen.

Hemingway deed een stap naar achteren en haalde diep adem terwijl hij zijn blik over de drie mannen liet gaan. Toen hij zijn zwaarden opraapte, pakte Stone zijn pistool en richtte het op Hemingways achterhoofd. Plotseling zagen ze de man verstijven. Hij ging rechtop staan en draaide zich langzaam om totdat zijn ogen recht op de gevel gericht waren waarachter Stone en Rueben zich verborgen hielden.

Hij keek aandachtig naar het venster en hoewel hij hen met geen mogelijkheid kon zien, was het duidelijk dat hij zich toch op de een of ander manier van hun aanwezigheid bewust was.

Terwijl Hemingway daar kennelijk op een kogel stond te wachten, liet Stone langzaam zijn wapen zakken. Hemingway wachtte nog een paar seconden en was toen in een oogwenk verdwenen.

‘Verdomme,’ zei Rueben terwijl hij zijn ingehouden adem uitblies. ‘Zag je dat? Hij maakte die kerels af alsof het niets was.’

‘Hij wist dat we hier waren,’ zei Stone langzaam. ‘Hij voelde onze aanwezigheid aan. Dat is opmerkelijk.’

‘Wat deed hij daar nou allemaal? Dat was niet iets wat je op een karatecursus in het buurthuis kunt leren.’

‘Nee, inderdaad niet. Wat we zojuist hebben gezien, was Chinese vechtkunst. De kromzwaarden zijn het favoriete wapen van de beoefenaren van het Pa Kua. Ik heb één keer een Pa Kua-meester gezien. Dat was een echte vechtmachine, maar vergeleken met deze vent, stelde hij echt niets voor. Zoiets heb ik echt nog nooit gezien.’

‘Nou, uit jouw mond zegt dat wel iets. Denk je dat dat Hemingway was?’

‘Ik denk dat we daar wel van uit kunnen gaan, ja.’

‘En wat doen we nu?’

‘We gaan verder. Dankzij meneer Hemingway zijn er drie Noord-Koreanen minder om ons ongerust over te maken.’

‘Ik denk nog steeds dat je hem had moeten neerschieten. Die vent wil ik pas bij me in de buurt hebben als hij dood is, en zelfs dan misschien nog niet. Godallemachtig, hij ziet eruit als iemand die je zelfs vanuit het graf nog kan vermoorden.’

Heel voorzichtig liepen de twee mannen naar de laatste ruimte toe.

Jackie Simpson holde zo hard als ze maar kon, maar ze was hopeloos gedesoriënteerd. Nadat ze een tijdje doelloos had rondgehold, bleef ze eindelijk staan en keek om zich heen. Ze bevond zich in een doolhof met wanden van de vloer tot aan het plafond. Ze sloeg links af en daarna rechts, en hield haar pistool voortdurend in de aanslag. ‘Alex?’ riep ze.

‘Jackie!’

Ze rende in de richting vanwaaruit ze zijn stem had gehoord.

‘Jackie, ze lopen hier ergens rond. Pas op!’

Onmiddellijk bleef ze staan, liet zich op haar knieën zakken en bleef aandachtig luisteren. Aanvankelijk was haar eigen ademhaling het enige wat er te horen viel, maar toen klonken er voetstappen... heimelijke voetstappen. Ze ging weer rechtop staan en liep langzaam achteruit, weg van het naderende geluid. Ze hield haar pistool in de aanslag, zodat ze onmiddellijk kon schieten.

‘Jackie?’

‘Hier.’

Alex stak zijn hoofd om de hoek, zag haar en kwam snel bij haar staan.

Ze keek naar zijn smerige kleren.

‘Wat is er met jou gebeurd?’

Hij wreef over de smurrie. ‘Dat kun je maar beter niet weten. Maar zeg nooit dat ik geen geduld heb, want dan geef ik je een dreun.’ Hij keek achter zich. ‘Op weg hiernaartoe, kwamen er twee mannen langs me heen gelopen. Heb je iets van hen gezien?’

Ze schudde van nee. ‘Hoe komen we hier weg?’

‘Gewoon naar de vloer kijken.’

‘Hè?’

Alex gaf geen antwoord, maar liep de gang door en bleef staan op het punt waar die een andere gang kruiste. Hij liet zich op zijn knieën zakken en tuurde naar de vloer. ‘Kijk eens! Wat vind je daarvan?’

Jackie liep haastig naar hem toe.

‘Kijk.’ Hij wees naar een smal puntje in een nauwelijks zichtbare inkeping in de vloer.

‘Een rode stip,’ zei Jackie. ‘Wat betekent dat?’

‘Welke kant we op moeten.’

‘Hoezo?’

‘Jij bent zeker een landrot?’

‘Wat wil je daarmee zeggen?’

‘Zeerobben weten dat rood voor bakboord staat, en dat bakboord links betekent.’ Ze gingen de gang in en liepen door tot aan de volgende kruising, waar ze een andere stip vonden, een groene.

‘Groen staat voor stuurboord en stuurboord betekent...’

‘Rechts,’ zei Simpson.

Ze liepen de gang in en stonden al snel bij het eindpunt.

‘Hoe wist je dat, van die stippen?’ vroeg Jackie.

‘Dat heeft Oliver me verteld.’

‘Dus hij is hier echt geweest,’ zei ze langzaam.

Alex keek haar indringend aan. ‘Daar heb ik nooit aan getwijfeld.’ Hij keek naar de deur aan de andere kant van de gang. ‘Volgens Oliver waren er aan deze kant maar twee ruimtes. Dat wil zeggen dat de president...’

‘... zich aan de andere kant van die deur bevindt.’

‘En Hemingway ook,’ zei Alex grimmig.

‘Hemingway is een agent van de federale overheid, Alex. Hij zou aan onze kant kunnen staan.’

‘Jackie, luister goed. Die vent is een verrader en kan je waarschijnlijk met zijn pink al vermoorden. Als je kans ziet om hem neer te schieten, doe het dan.’

‘Alex!’

‘Geen flauwekul, Jackie. Schiet hem gewoon neer. Kom mee.’

Langzaam liepen ze naar de deur toe.

Terwijl Alex en Jackie door de doolhof renden, stapten Stone en Rueben een ruimte binnen met een hangende kooi, ketens aan de muren, brancards, schalen met chirurgische instrumenten en iets wat zo te zien een elektrische stoel was.

Stone keek naar dat apparaat en haalde diep adem. ‘Dit noemden ze de waarheidskamer. Die stoel gebruikten ze om je aan de praat te krijgen. De waarheid was dat ze uiteindelijk iedereen wisten te breken, ook mij. Bij een kerel die samen met mij had getraind, hebben ze te veel stroom gebruikt en die is erin gebleven. Ze hebben zijn familie gemeld dat hij vermist is geraakt tijdens een missie overzee. Waarschijnlijk ligt hij hier ergens op deze kloteberg begraven.’

‘Wij komen hier misschien ook nog wel te liggen,’ zei Rueben mismoedig.

‘Laten we maar snel naar de volgende ruimte gaan,’ zei Stone. ‘Ik word hier altijd weer naar van.’

Ze waren net op weg naar de uitgang, toen de deur waar ze zojuist doorheen waren gekomen open vloog.

‘Rennen!’ riep Stone en hij schoot op de Noord-Koreaan die de kamer binnen was komen hollen. Hij schoot terug zodat Stone moest wegduiken achter de elektrische stoel.

Overal werd nu geschoten. Een minuut later, terwijl Stone zo snel als hij maar kon zat te herladen, hoorde hij Rueben schreeuwen: ‘Ik ben geraakt! Oliver, ik ben geraakt!’

‘Rueben!’ riep Stone terwijl twee kogels rakelings langs zijn hoofd schoten. Hij beantwoordde het vuur en dook toen snel weer weg. Er klonk een kletterend geluid van links, alsof iemand een schaal met instrumenten omver had gesmeten. Snel nam Stone een beslissing. Hij richtte zijn pistool op de lampen in het plafond en schoot die een voor een kapot.

In het donker zette Stone zijn nachtzichtbril op en tuurde wanhopig naar de schimmige groene wereld die de bril voor hem schiep.

Waar zat Rueben nou? Waar wás hij? Toen zag Stone hem eindelijk op de grond liggen, achter een omgevallen brancard, met zijn hand op zijn zij. Van de Noord-Koreaan was geen spoor te bekennen. Stone bleef de ruimte afspeuren, tot zijn blik eindelijk op een hoek daarvan bleef rusten, waar brancards en medische apparatuur slordig waren opgestapeld, zodat ze een muur vormden. Daar zou die vent wel achter zitten. Stone keek omhoog en zag wat hem te doen stond. Hij liet zijn pistool op de armleuning van de elektrische stoel rusten en mikte op zijn doelwit, hij blies alle lucht uit zijn longen en liet zijn spieren zo veel mogelijk ontspannen. Het was net of alle oefening die hij ooit had gehad weer in hem opkwam nu hij die nodig had. Maar wie moest hij daarvoor bedanken: God of Satan?

Bij daglicht zou het geen moeilijk schot zijn geweest, maar als je in een wereld vol groene mist stond te turen en wist dat je maar één keer de kans zou krijgen, was het allemaal een stuk lastiger.

Hij bleef doodstil staan en haalde langzaam de trekker over. De kooi hing aan een ketting, recht boven de Noord-Koreaan en Stones kogel ging dwars door die ketting heen, zodat de bijna duizend kilo zware kooi naar beneden viel.

Met zijn pistool in de aanslag bleef Stone toekijken, maar van wat hij toen zag, werd hij een beetje misselijk, ook al was het zijn bedoeling geweest. Er sijpelde een straaltje bloed onder de brancards vandaan dat een paar centimeter verderop een plas begon te vormen.

Stone kwam overeind, liep behoedzaam naar de hoek van de ruimte en keek voorzichtig over de rand van de muur van brancards. Er stak een hand onder de kooi uit, meer niet. De man had zelfs niet de kans gekregen om te schreeuwen. In Stones oude wereld zou dat een ‘fraaie executie’ zijn genoemd.

‘Oliver!’ riep Rueben.

Stone draaide zich om en rende snel naar Rueben toe, die inmiddels rechtop tegen de muur zat en nog steeds zijn hand tegen zijn zij gedrukt hield. Het mes zat er nog in en het bloed sijpelde uit zijn doorweekte overhemd op de vloer.

‘Shit, die klootzak heeft gewoon geluk gehad met die worp,’ zei Rueben. ‘Maar het komt wel goed met me, hoor. Ik heb wel erger meegemaakt.’ Zijn gezicht zag echter asgrauw.

Stone rende naar een lange rij kasten langs de wand en rukte ze open. Er lagen nog rollen pleister en verbandgaas en er stonden ook wat potten met zalf. Hij dacht niet dat de zalf nog goed zou zijn, maar het steriele verbandgaas en de zwachtels zaten nog in hun oorspronkelijke verpakking en het spul zou in elk geval schoner zijn dan Ruebens T-shirt. Hij griste de verbanden mee en holde terug.

Nadat hij Rueben had verbonden, hielp hij hem naar de deur naar de volgende ruimte.

Zodra ze de ruimte hadden verlaten, ging de toegangsdeur van de waarheidskamer open en tuurde Captain Jack voorzichtig om de hoek. Hij nam even de tijd om de hele ruimte af te zoeken en zag de hand van zijn Noord-Koreaan onder de kooi uit steken.

‘Oké,’ zei hij. ‘Misschien moet ik eerst maar zien dat ik hier zelf levend uitkom, zodat ik de strijd later kan voortzetten. Ik weet zeker dat de Noord-Koreanen daar wel begrip voor zullen hebben.’ Hij draaide zich om en wilde de stalen deur opentrekken, maar die gaf niet mee.

‘O, ja, dat was ik even vergeten,’ mompelde hij. Hij bleef staan en vroeg zich af wat hem nu te doen stond. Hij keek op zijn horloge. Binnenkort maakte het allemaal toch niets meer uit.

De samenzwering
titlepage.xhtml
De_samenzwering_split_0.xhtml
De_samenzwering_split_1.xhtml
De_samenzwering_split_2.xhtml
De_samenzwering_split_3.xhtml
De_samenzwering_split_4.xhtml
De_samenzwering_split_5.xhtml
De_samenzwering_split_6.xhtml
De_samenzwering_split_7.xhtml
De_samenzwering_split_8.xhtml
De_samenzwering_split_9.xhtml
De_samenzwering_split_10.xhtml
De_samenzwering_split_11.xhtml
De_samenzwering_split_12.xhtml
De_samenzwering_split_13.xhtml
De_samenzwering_split_14.xhtml
De_samenzwering_split_15.xhtml
De_samenzwering_split_16.xhtml
De_samenzwering_split_17.xhtml
De_samenzwering_split_18.xhtml
De_samenzwering_split_19.xhtml
De_samenzwering_split_20.xhtml
De_samenzwering_split_21.xhtml
De_samenzwering_split_22.xhtml
De_samenzwering_split_23.xhtml
De_samenzwering_split_24.xhtml
De_samenzwering_split_25.xhtml
De_samenzwering_split_26.xhtml
De_samenzwering_split_27.xhtml
De_samenzwering_split_28.xhtml
De_samenzwering_split_29.xhtml
De_samenzwering_split_30.xhtml
De_samenzwering_split_31.xhtml
De_samenzwering_split_32.xhtml
De_samenzwering_split_33.xhtml
De_samenzwering_split_34.xhtml
De_samenzwering_split_35.xhtml
De_samenzwering_split_36.xhtml
De_samenzwering_split_37.xhtml
De_samenzwering_split_38.xhtml
De_samenzwering_split_39.xhtml
De_samenzwering_split_40.xhtml
De_samenzwering_split_41.xhtml
De_samenzwering_split_42.xhtml
De_samenzwering_split_43.xhtml
De_samenzwering_split_44.xhtml
De_samenzwering_split_45.xhtml
De_samenzwering_split_46.xhtml
De_samenzwering_split_47.xhtml
De_samenzwering_split_48.xhtml
De_samenzwering_split_49.xhtml
De_samenzwering_split_50.xhtml
De_samenzwering_split_51.xhtml
De_samenzwering_split_52.xhtml
De_samenzwering_split_53.xhtml
De_samenzwering_split_54.xhtml
De_samenzwering_split_55.xhtml
De_samenzwering_split_56.xhtml
De_samenzwering_split_57.xhtml
De_samenzwering_split_58.xhtml
De_samenzwering_split_59.xhtml
De_samenzwering_split_60.xhtml
De_samenzwering_split_61.xhtml
De_samenzwering_split_62.xhtml
De_samenzwering_split_63.xhtml
De_samenzwering_split_64.xhtml
De_samenzwering_split_65.xhtml
De_samenzwering_split_66.xhtml
De_samenzwering_split_67.xhtml
De_samenzwering_split_68.xhtml
De_samenzwering_split_69.xhtml
De_samenzwering_split_70.xhtml
De_samenzwering_split_71.xhtml
De_samenzwering_split_72.xhtml
De_samenzwering_split_73.xhtml