·49·
Oliver Stone stond te wachten voor de torenflat en zag goed geklede jonge mensen naar buiten komen en naar hun werk gaan. Dat laatste maakte hij op uit het grote aantal koffertjes en aktetassen dat hij zag. En toen kwam ze naar buiten. Jackie Simpson had niet meer dan een klein tasje over haar schouder en toen ze langs hem heen liep, keurde ze hem geen blik waardig. Hij wachtte even en liep toen achter haar aan. Hij nam lange stappen en zij korte dus hij moest voordurend zijn pas een beetje inhouden. Twee keer dacht hij erover om haar aan te spreken, maar beide keren gebeurde er iets wat hem nog nooit eerder was overkomen: hij voelde dat de moed hem in de schoenen zakte. Toen ze bleef staan om een krant te kopen bij een automaat, liet ze het wisselgeld vallen. Hij liep haastig naar haar toe, raapte de muntjes op en legde ze in haar hand. Hij begon sneller te ademen toen hij die zag, maar ze glimlachte alleen maar, bedankte hem en liep verder.
Toen ze het wfo had bereikt, bleef hij staan en keek toe terwijl ze naar binnen ging.
Klein van stuk, met een olijfkleurige huid en een nogal arrogante houding. Hij al had eerder zo’n vrouw gekend.
Hij draaide zich om en liep naar de metro. Hij moest naar een heel belangrijke bespreking, maar hij had Jackie Simpson gewoon even willen zien, al was het maar om er zeker van te zijn dat ze inderdaad bestond. Toen hij op de afgesproken plek uit de trein stapte, zag hij dat de andere leden van de Camel Club al op hem zaten te wachten.
Ze hadden afgesproken dat Milton om de opnamen van de inbraak in handen te krijgen het beste samen met mensen van het beveiligingsbedrijf zijn huis binnen kon gaan. Dat was geregeld, en Milton had niet ver van zijn huis een afspraak gemaakt met twee beveiligingsmensen. Nu reden ze met zijn drieën naar Miltons huis toe, gevolgd door de rest van de Camel Club in Calebs Ford Malibu.
Een minuut of dertig later kwam Milton naar zijn vrienden toe gelopen en gingen ze in Calebs auto zitten.
‘Heb je hem?’ vroeg Stone.
Milton knikte en viste een dvd uit zijn rugzak. ‘De camera is ingeschakeld geweest, dus waarschijnlijk staat er iets op.’
Hij schoof hem in zijn laptop en een minuut later zagen ze het onverlichte interieur van Miltons huis in beeld verschijnen.
‘Dáár!’ zei Stone en hij wees op een man die de hoek om kwam.
‘Dat is Reinke!’ riep Caleb uit.
‘En dat is zijn collega,’ voegde Rueben eraan toe. ‘Degene die je een dreun hebt gegeven met je helm, Oliver.’
Ze bleven kijken, en zagen de twee mannen voorzichtig van de ene kamer naar de andere sluipen.
‘Grote hemel, Milton,’ zei Rueben sarcastisch. ‘Thuis ben je wel een sloddervos, hè?’
‘Wat pakt hij nou uit die doos?’ vroeg Caleb.
Milton draaide dat deel nog eens. ‘Dat lijkt me de doos waar ik mijn bonnetjes in bewaar, maar ik kan niet zien wat er op het papiertje staat.’
‘Kijk, daar heb je de bewaker,’ zei Stone.
Ze keken toe terwijl de man het huis binnen kwam toen er plotseling vanuit het donker iets op hem af kwam duiken en hij in elkaar zakte.
‘Wat was dat nou?’ vroeg Rueben.
‘Een man met een masker op,’ zei Stone. ‘In elk geval had één van hen het benul om in te breken zonder zijn gezicht te laten zien.’
‘Maar Reinke of die andere kerel was het niet?’ vroeg Milton.
‘Wat duidelijk betekent dat er nog iemand in het spel is,’ zei Stone langzaam. ‘Maar dit bandje geeft ons wel een manier om druk mee...’ Hij maakte zijn zin niet af omdat Miltons telefoon luid ging piepen.
‘Hé, hallo, Chastity,’ zei Milton. Toen veranderde de uitdrukking op zijn gezicht. ‘Wát? O, mijn hemel! Waar héb je het o...’
Stone rukte zijn vriend de telefoon uit de hand. ‘Chastity!’
Maar de stem die hij nu hoorde, was de stem van een man.
‘Gezien de omstandigheden denk ik dat we nu wel van een gelijkspel kunnen spreken. Zolang jullie niets doen, doen wij ook niets.’
De verbinding werd verbroken.
Stone keek naar de paniekerige Milton, wiens ogen nu vol tranen stonden. ‘Het spijt me, Milton.’
Kate Adams had de volgende ochtend en middag een onderzoek ingesteld naar Milton Farb, Rueben Rhodes en Caleb Shaw. Ze had ook op Google gekeken en wat informatie gevonden over Miltons successen bij het quizprogramma Jeopardy . Oliver Stone bleef echter een onopgelost raadsel. Er was maar één ding waar Kate Adams zeker van was. Ze geloofde vast dat de mannen hadden gezien wie Patrick Johnson had vermoord. Het kogelgat en het bloed op de boot leken erop te wijzen dat ze zelf ook bijna hun leven erbij ingeschoten waren.
Gewapend met die kennis, ging ze die middag terug naar het Mount Zion-kerkhof en zag dat Stone daar aan het werk was.
‘Hallo, Oliver. Ik ben Kate Adams. We hebben elkaar gisteravond even gesproken.’
‘Dat weet ik nog wel, ja,’ zei hij kortaf.
‘Gaat alles goed met je? Je ziet eruit of je je zorgen maakt.’
‘Niets van belang.’
‘Nou, zoals je weet, is Alex de stad uit. Ik hoop dat je het niet te brutaal van me vindt, maar kan ik je vanavond te eten vragen?’
‘Te eten?’ Stone keek haar aan of ze zojuist was overgeschakeld op een taal die hij niet kende.
‘Bij mij thuis. Nou, niet echt bij mij thuis. Ik woon in het koetshuis. Maar bij Lucille Whitney-Houseman thuis, in Georgetown. Ken je haar?’
‘Helaas heb ik nooit het genoegen gehad,’ zei hij.
‘Ik wilde Adelphia en je andere vrienden ook uitnodigen.’
Stone gooide wat onkruid in een vuilniszak. ‘Heel aardig van je, maar ik ben b...’ Hij onderbrak zichzelf en keek haar scherp aan. ‘Welke andere vrienden?’
‘Je weet wel. Rueben Rhodes, Caleb Shaw en Milton Farb. Ik wil zeldzame boeken gaan verzamelen en ik denk dat Caleb een fascinerende gesprekspartner zou kunnen zijn. En ik ben een enorme fan van Jeopardy , al heb ik Milton geloof ik niet gezien destijds. En Ruebens werk voor de dia , al die jaren geleden, hoe zou dat nou niet buitengewoon boeiend kunnen zijn? En dan ben jij er natuurlijk ook nog. Ik weet zeker dat het een heel interessant etentje wordt. Vroeger hadden ze die in Georgetown voortdurend, als ik Lucky, mevrouw Whitney-Houseman bedoel ik, mag geloven.’ Het kwam er allemaal in één lange stroom woorden uit. Kate hoopte Stone daarmee zo te overdonderen dat hij ja zou zeggen, al was het maar omdat zijn nieuwsgierigheid geprikkeld was.
Stone zat op de grond geknield en bleef zwijgend voor zich uit kijken. Kennelijk liet hij het allemaal even goed tot zich doordringen. ‘Ik heb gemerkt dat als iemand zoveel moeite doet om zoveel over iemand anders te weten te komen, daar meestal een niet al te voor de hand liggende reden voor is.’
‘Dat lijkt me niet onaannemelijk.’
‘Ik weet echter niet zeker of vanavond nou wel zo goed schikt. We hebben, tja, we hebben kort geleden heel slecht nieuws gehad.’
‘Dat spijt me. Alex en ik hebben de afgelopen tijd ook iets naars meegemaakt. Een paar mensen wilden ons vermoorden. En het gekke was, dat dat gebeurde heel kort nadat we een boot hebben gevonden, ergens in een greppel in Georgetown. Het was een oude boot, met een gat erin dat wel een kogelgat leek, en er zaten ook wat bloedsporen op.’
‘Juist.’ Stones kalme reactie op iets wat voor hem een buitengewoon schokkende onthulling moest zijn geweest, maakte haar respect voor de man er alleen maar groter op, en dat gold ook voor haar nieuwsgierigheid. ‘Nou, dan moeten we misschien maar een hapje gaan eten. Ik zal contact opnemen met mijn vrienden.’
‘Een uur of zeven is mooi. Wil je het adres hebben?’
‘Ja, mevrouw Whitney-Houseman verkeert ongetwijfeld in kringen waar de gewone burgerij niet vaak toegang toe krijgt.’
Ze gaf hem het adres en stak hem haar hand toe. ‘Dan ga ik nu Adelphia ook nog even uitnodigen. Ik weet zeker dat ze wel een lift kan krijgen van je “vrienden” en jou.’
‘Kate, dat lijkt me werkelijk niet zo’n goed idee.’
‘O, mij lijkt het juist een heel goed idee,’ zei ze vastberaden.
‘En waarom dan wel?’
‘Omdat, Oliver, jij op mij overkomt als iemand die alle vrienden kan gebruiken die hij maar kan krijgen, en of je het nou weet of niet, Adelphia is een heel goede vriendin van je.’
Caleb, Milton en Adelphia reden in de Ford Malibu naar Lucky’s huis toe. Er kwam een dikke zwarte walm uit de uitlaat en na de zware beproevingen die de vering bij Reinkes huis had moeten doorstaan, liet die voortdurend een luid gekraak en gepiep horen.
Kate Adams had al op de uitkijk gestaan en trok de met fraai houtsnijwerk versierde voordeur open.
‘Mooie motor,’ zei ze tegen Rueben, die gekleed ging in een rafelig leren jack, een gekreukte kakikleurige broek, een poloshirt en zijn gebruikelijke mocassins. Voor deze speciale gelegenheid had hij echter een blauwe doek om zijn nek gebonden die als een soort vlinderstrikje fungeerde.
Rueben liet zijn blik goedkeurend over de rondingen van de jonge vrouw gaan. Ze droeg een zwarte spijkerbroek, een wit bloesje en bijpassende pumps, en had een parelkettinkje om haar hals. Haar blonde haar was opgestoken, zodat haar lange slanke nek goed te zien was.
‘Ik neem je wel een keertje mee uit rijden,’ zei hij. ‘Wat zich in die zijspan allemaal al heeft afgespeeld...’
Adelphia knikte haar gastvrouw stijfjes toe terwijl ze op de voet gevolgd door Milton het huis binnen liep. Milton ging gekleed in een onberispelijke groene blazer en een broek met een messcherpe vouw. Hij had een gestreepte stropdas om, en had een boeketje bloemen bij zich dat hij zijn gastvrouw aanbood.
‘Jij bent toch Milton? Nou, dank je wel, Milton. Ze zijn echt heel mooi.’ Terwijl ze dat zei, zag Kate dat de tranen de man in de ogen sprongen.
De volgende was Caleb, die na een kort gesprek met Stone toch maar zijn Abraham Lincoln-outfit in de kast had laten hangen. Misschien had Stone wel gelijk en Caleb wilde natuurlijk niet dat zijn gastvrouw hem als een gevaarlijke gek zou beschouwen. Als subtiel protest had hij echter wel zijn dikke horlogeketting en vestzakhorloge meegenomen.
‘Aangenaam, Caleb,’ zei Kate.
De achterhoede werd gevormd door Oliver Stone. Hij had schone kleren aan en hield zijn motorhelm in de hand. ‘Zou je me alvast een kijkje in de agenda willen geven?’
Ze keek hem aan met een twinkeling in haar ogen. ‘Maar dan gaat de lol eraf.’
‘Dit is geen lollige zaak.’
‘Dat ben ik met je eens. Maar ik denk dat je dit wel een goed bestede avond zult vinden.’
Lucky stond de gasten op te wachten met een kan sangria. Terwijl ze druk pratend rondliep om de glazen vol te schenken, werd het duidelijk dat de oude vrouw in haar element was. Toen iedereen voorzien was, zaten ze een uurtje aangenaam te babbelen voordat er werd opgediend.
Rueben en Caleb lieten zich het eten goed smaken, maar Stone, Milton en Adelphia namen slechts plichtmatig af en toe een hapje. De koffie werd geserveerd in de studeerkamer. Lucky bood sigaren aan, maar Rueben was de enige die er een aannam. ‘Ik vind het altijd fijn om een man te zien roken,’ zei Lucky en ze ging naast hem zitten en gaf hem een schouderklopje. ‘Jij lijkt me nou echt iemand die een wapen bij zich heeft.’
Terwijl Rueben haar wat verwonderd zat aan te gapen, bracht Kate het gesprek met subtiele middelen op het werken voor de inlichtingendiensten.
‘Zal ik je eens wat vertellen,’ zei Rueben. ‘De beste beveiliging ter wereld kan tenietgedaan worden door een rammelende maag.’
‘Hoezo?’ vroeg Kate.
‘Ik zal je een voorbeeld geven. Ik wist als eerste wanneer de bombardementen op Afghanistan en Irak zouden beginnen.’
‘Werkte je toen bij de dia ?’
‘Christus, nee. Daar was ik er allang uitgesmeten. Ik wist het omdat ik op de telefooncentrale van Domino’s Pizza werkte. Elke keer dat het Pentagon plotseling enorm veel pizza’s bestelde, vond er even later een bombardement plaats. Dus ondergetekende wist al hoe laat het was voordat Dan Rather, Tom Brokaw of misschien zelfs de president daar erg in had.’
Terwijl Rueben zat te praten, liep Caleb samen met Lucky langs de boekenkasten.
Bij elke nieuwe ontdekking keek Caleb opgewekter. ‘O, dat is echt een heel gaaf exemplaar van Moby Dick. En hier, een eerste Engelse editie met het oorspronkelijke stofomslag van The Hound of the Baskervilles . Heel mooi. En wat is dit? Jeffersons Notes on the State of Virginia uit 1785? Ja, inderdaad. Wij hebben er ook een in onze collectie. Lucky, ik zou je echt dringend aanraden om deze in een zuurvrije doos te leggen. Ik kan hem via de computer precies in de juiste afmetingen laten maken.’
Lucky hing aan Calebs lippen. ‘O, zuurvrije dozen die door een computer op maat zijn gesneden. Wat vreselijk opwindend! Zou je dat voor me willen doen, Caleb?’
‘Het zou me een eer zijn.’
Rueben nam nog wat koffie, en schonk er iets bij uit een flacon die hij uit zijn jaszak viste. ‘Ja, Lucky, als het om boeken gaat, is onze Caleb echt een heel snelle jongen.’
‘Lucky,’ zei Kate een tijdje later. ‘We gaan naar het koetshuis. Ik heb nog iets te bespreken met mijn vrienden hier.’
‘Dat is goed, Kate,’ zei ze en ze gaf Caleb een vriendelijk klapje op zijn arm. ‘Maar eerst moeten ze beloven nog eens terug te komen.’
Rueben hief onmiddellijk zijn glas. ‘Lucky, je zou me met een heel peloton Speciale Eenheden hier nog niet vandaan kunnen houden.’
Kate liep met hen naar het koetshuis, waar ze op de grote bank en de twee luie stoelen om de salontafel gingen zitten.
‘Ik neem aan dat je ze hebt verteld over ons gesprek en de vondst van de boot,’ zei Kate op zakelijke toon tegen Stone.
‘Inderdaad,’ zei die, met even een blik op Adelphia. ‘En om de een of andere reden geloof je dat wij in die boot hebben gezeten en op dat eiland zijn geweest?’
‘Dat geloof ik niet. Dat wéét ik. En nu wil ik weten hoeveel jullie gezien hebben.’
‘Er is geen bewijs dat we iets hebben gezien,’ zei hij rustig. ‘Zelfs als Adelphia je heeft verteld dat ze ons is gevolgd naar de rivier, en ons naar het eiland heeft zien varen, volgt daar nog niet uit dat we ook getuige zijn geweest van de moord.’
‘Maar ik geloof dat jullie alles gezien hebben. En ik vermoed dat degene die Patrick Johnson heeft vermoord, jullie heeft gezien en dat jullie er toen vandoor zijn gegaan. Dat zou verklaren waarom er een kogelgat in de boot zit, en hoe het komt dat er bloedspatten op zitten. Maar wat ik níét begrijp, is waarom jullie niet gewoon naar de politie zijn gestapt om te vertellen wat jullie gezien hebben.’
‘Jij hebt makkelijk praten,’ zei Rueben. ‘Jou geloven ze wel. Maar moet je ons eens zien. Wij zijn een zootje ongeregeld, met een dubieuze achtergrond.’
‘Dus je geeft toe dat jullie getuige zijn geweest van de moord?’
Caleb wilde iets zeggen, maar Stone was hem voor. ‘Wij geven helemaal niets toe.’
‘Oliver,’ zei Kate. ‘Ik wil jullie alleen maar helpen. En vergeet niet dat iemand heeft geprobeerd Alex en mij te vermoorden.’
Rueben keek Stone verbaasd aan. ‘Oliver, dat heb je ons niet verteld.’
‘En Chastity?’ gooide Milton er plotseling uit. ‘Ze hebben Chastity ontvoerd!’
Terwijl de tranen hem over de wangen biggelden, zaten ze hem allemaal sprakeloos aan te kijken.
‘Als er iemand ontvoerd is,’ zei Kate, ‘dan moeten we onmiddellijk de politie bellen.’
‘Zo eenvoudig ligt het niet,’ zei Caleb met een blik op Stone, die met een strak gezicht naar de vloer zat te turen. ‘We kunnen echt niet naar de politie.’
Kate keek Stone eens aan. ‘Oliver,’ zei ze zachtjes. ‘Als team kunnen we misschien wel iets bereiken.’
‘Dat lijkt me wel, ja,’ zei Rueben. ‘Oliver, Kate is ambtenaar bij het ministerie van Justitie, terwijl wij alleen maar informatie uit de tweede of derde hand kunnen krijgen.’
‘Het is inderdaad tijd dat we gaan samenwerken,’ zei Caleb.
Stone zei nog steeds niets.
Rueben legde zijn sigaar neer. ‘Nou, omdat onze vereerde leider vandaag opmerkelijk stil is, wat helemaal niets voor hem is, roep ik hierbij een speciale vergadering van de Camel Club bijeen. En ik stel voor dat we Kate alles vertellen. Zijn er stemmen tegen?’
Het bleef stil.
‘Iedereen is voor,’ zei Rueben met zijn blik op Stone gericht. ‘En dus heeft de Camel Club gesproken.’
‘Wat is de Camel Club?’ vroeg Kate verbaasd.
‘Laat mij de honneurs maar waarnemen,’ zei Stone.