Ontwaken

Ik moet niet wakker worden, dacht ze. Ik wil doorslapen tot de morgen. Zo gauw die gedachte bij haar was opgekomen, wist ze dat ze wakker zou worden, omdat er iets volkomen anders was dan andere nachten. Ze lag met gesloten ogen doodstil onder het dekbed. Dit was het ergste wat ze zich kon voorstellen, alleen wakker worden, midden in de nacht, in de stilte.

Toen ze eindelijk haar ogen durfde te openen, keek ze recht naar de vloer, waar een streep geel licht uit de andere kamer als een laserstraal over het parket en langs de wand omhooggleed. Ze verroerde geen spier. Heel zachtjes probeerde ze regelmatig en rustig te ademhalen, terwijl ze dacht aan de vorige keer dat ze op deze manier wakker was geworden.

Het belangrijkste was nu dat ze rustig bleef liggen, zodat het dekbed niet ritselde, zodat ze zelf geen geluid maakte. Waarom niet? dacht ze. Omdat … Er is geen omdat, ik moet gewoon rustig blijven liggen, ontspannen en inzien dat alles is zoals het moet zijn. Ik moet voelen dat de slaap langzaam terugkomt, en dan moet ik weer in slaap vallen, ontsnappen aan deze verschrikkelijke uren, ontsnappen aan de eenzaamheid, ontsnappen aan wakker en alleen in deze kamer zijn, in dit bed zonder Reidar.

Zo gauw ze aan Reidar dacht, zag ze het witte, levenloze lichaam voor zich dat niet langer Reidar was, dat dood was. Zo dood dat hij was veranderd in een lege dop. Een omhulsel zonder een vermoeide, stijve en ijdele man, niet langer een gesloten pantser. Reidar was een man geworden die ze de waarheid niet durfde te vertellen, omdat hij nooit de waarheid zou accepteren waar zij voor stond, omdat hij haar uiteindelijk altijd behandelde als een klein meisje. Ingrid Jespersen, 54 jaar oud, een klein meisje.

Zonder na te denken, en zonder te merken dat het gebeurde, ontsnapte een snik van zelfmedelijden aan haar lippen. Ze verstarde zo gauw ze het hoorde.

Ze had geluid gemaakt, en dat wilde ze niet.

Ik ben mislukt, dacht ze. Zo is het. Ik ben de vijftig al gepasseerd, weduwe en nog steeds een kind dat medelijden heeft met zichzelf. Niet omdat ik alleen woon, maar omdat ik nooit mijn eigen leven heb geleefd. Ik had niet mijn best hoeven doen om anderen tevreden te stellen. Ik had mezelf kunnen zijn. Ik hoefde niet bang te zijn. Je bent veel te bang, zei ze tegen zichzelf. En jij dacht dat Reidar je kon beschermen? Kijk nu eens. Wat kan Reidar nu voor je doen? De angst die door zijn aanwezigheid wegbleef, heeft je onmiddellijk weer ingehaald. Je bent gevangen in angst, en je komt nooit meer vrij.

Ingrid Jespersen lag doodstil en wist dat ze gelijk had. Ze was met Reidar getrouwd omdat hij haar een gevoel van veiligheid gaf. Nu zat ze gevangen in dezelfde angst die ze was ontvlucht.

Het was fout geweest om Reidar te kiezen. Ze had een man van haar eigen leeftijd moeten kiezen, gelukkig moeten leven en kinderen moeten krijgen.

En nu? Het is te laat. Nu kan ik geen kinderen meer krijgen.

Je wilde nooit kinderen hebben.

Nee, misschien wilde ik geen kinderen hebben. Maar ik had toch kinderen moeten krijgen, iemand had me moeten dwingen. Een vrouw die zegt dat ze geen kinderen wil, is zelf een kind. Ze kan niet volwassen worden. Kijk nu naar mij, een verouderend lichaam dat door mannen wordt geliefkoosd uit beleefdheid en barmhartigheid. Ik ben altijd behandeld als een trofee. Ik ben een Amerikaanse met blauw haar. Ik ben een ooievaar, een vogel zonder de afmetingen van een vogel, een vrouw die haar leeftijd niet met ere kan dragen omdat ik nooit heb ontdekt hoe het is om oud te worden. Ik ben iemand die door jonge vrouwen wordt veracht en die jonge mannen te schande zet, omdat ik met alle middelen probeer jong te blijven, en daarmee verloochen ik mezelf. In de ogen van anderen bezit ik geen waardigheid.

Een nieuw geluid deed haar opnieuw verstarren.

Ze lag op haar zij met wijd opengesperde ogen te staren naar de vloer en de gele lichtstreep.

Ze was niet alleen in de kamer.

Die zekerheid liep als een streling van kou over haar lichaam en bezorgde haar kippenvel. Terwijl ze haar nekharen overeind voelde komen, perste de zachte, koele tocht zich verder onder haar huid tot op haar bot. Vanuit haar onderrug groeide het gevoel, het verspreidde zich door haar lichaam en veranderde in een zware verlamming die haar benen gevoelloos maakte, haar armen ontdeed van kracht, haar pupillen liet verwijden en haar adem deed stoppen.

Ze bewoog langzaam haar wijsvinger op en neer. Ze kon hem bewegen. Maar de rest van haar lichaam, haar buik, voelde ze niet. Het enige wat ze voelde, was het geruis van bloed dat door haar aderen stroomde. Ze voelde haar eigen hart bloed pompen door een lichaam dat verlamd was van schrik.

Het drong tot haar door dat ze een ritmische ademhaling hoorde, terwijl ze tegelijkertijd begreep dat degene die ademde wist dat ze roerloos lag te luisteren.

Toen hoorde ze het geluid weer.

Iemand schraapte zijn keel. Het geluid maakte iets los in haar eigen lichaam. Ze kroop in elkaar. Ze kroop in elkaar als een kat die op het punt staat te springen, met haar benen onder zich en haar armen klaar om af te zetten. Ze merkte niet dat ze dat deed. Het enige waar ze aan kon denken, was het beeld van zichzelf op de vlucht, door de kamer naar de buitendeur en de vrijheid. Ze maakte zich klaar. Haar bloed stroomde suizend door haar hoofd en overstemde bijna wat er daarna gebeurde. Iemand sprak.

“Ik begrijp dat je wakker bent”, zei de stem. “Dat werd tijd.”