Pas de deux
“Een en twee en cha-cha-cha, en een en twee en cha-cha-cha!” Er waren maar twee personen aan het trainen in de ruimte, waar de doordringende geur van een oude gymzaal hing. De man die in de zaal ronddraaide had een holle rug, zoals je ook vaak bij stierenvechters ziet. Hij droeg een korte, wijde wollen trui op een geel tricot. Hij had halflang, krullend haar en was van gemiddelde lengte. Hij was atletisch gebouwd. Hij draaide om een meisje heen dat waarschijnlijk niet ouder was dan een jaar of zeventien, achttien. Ze probeerde zijn bewegingen te volgen. De muziek die uit de luidsprekers van een stereotoren op de vloer stroomde, werd overstemd door de schreeuwende stem van de man. “Een en twee en cha-cha-cha!” De man stampte hard met zijn voeten op de vloer. “O, kom op!”, schreeuwde hij. Terwijl hij met een dramatisch gebaar zijn nek achteroverboog, wervelden zijn charmante krullen om zijn hoofd. “Wees-vooral-niet-zwaar-en-taai! Til-je-benen-op-en-zwaai!” Het meisje droeg gymkleren en een paar dikke beenwarmers. De strik in haar blonde haar, dat ze had opgebonden in een paardenstaart, ging los. De man liet haar los en demonstreerde nog een keer in zijn eentje de danspassen. Hij keek naar zijn eigen lichaam in de spiegel. Zijn dijen en lichaamsspieren tekenden zich duidelijk af onder het tricot. Hij wisselde even een blik met Frank Frølich, die op zijn horloge keek. Hij had al twintig minuten op een bankje in de grote danszaal zitten wachten. Het jonge meisje leek nu zo moe dat hij gokte dat de les gauw afgelopen zou zijn.
Vijf minuten later waren de mannen alleen in de zaal.
“Eyolf Strømsted?” vroeg Frank Frølich, zijn hand uitstekend. “Ik kom in verband met Ingrid Jespersen”, zei hij, nadat hij zich had voorgesteld.
“Hemeltjelief, wat een toestand, hè”, zei Strømsted en droogde het zweet van zijn gezicht.
“We hebben reden om aan te nemen dat u goed bekend bent met Ingrid Jespersen”, zei Frank Frølich.
“Zo kun je het ook zeggen”, pareerde Strømsted terwijl hij strak voor zich uit keek.
“Ik maak deel uit van het rechercheteam dat de moord op haar man onderzoekt”, zei Frank Frølich, en wachtte toen zwijgend.
Eyolf Strømsted bleef strak voor zich uit kijken.
Frank Frølich nam de tijd. Hij probeerde te bedenken hoe hij zich het best kon uitdrukken.
“We weten dat u een intieme relatie hebt met Ingrid Jespersen.”
“En wie heeft dat beweerd?” vroeg Strømsted afgemeten. “Zij?”
“We hebben u samen geobserveerd.” Frank Frølich stond op en zocht in zijn schoudertas. “Ik heb een paar foto’s om mijn bewering te staven, maar …” Hij gaf het zoeken op. “Ik heb ze niet bij me. U bent samen met de weduwe geobserveerd in een geparkeerde auto onder relatief intieme omstandigheden, de avond nadat Reidar Folke Jespersen vermoord was gevonden.”
Eyolf Strømsted haalde diep adem.
“Wanneer hebt u haar voor het laatst gezien?” vroeg Frølich eenvoudig.
“Zondag. We zijn naar de parkeerplaats bij het Munch-museum gereden.”
“En daarvoor?”
“Vrijdag 13 januari.”
Frank Frølich noteerde het en keek op. “Kunt u vertellen wat er die vrijdag is gebeurd?”
“Ze kwam bij me op bezoek, tussen halftwaalf en twaalf uur ’s morgens. Een halfuurtje later zijn we samen naar bed gegaan. We hebben eerst een kop thee gedronken en wat gepraat. Dat doen we altijd, elke vrijdag.”
Frank Frølich keek op toen de ander zweeg.
Eyolf Strømsted staarde boos voor zich uit. “En ongeveer een halfuur later belde haar man. Hij belde toen we lagen te vrijen. Zo simpel was het!” Strømsted glimlachte even.
“Wat zei u?”
“Toen we lagen te vrijen.”
Frølich keek de man met de krullen strak aan. Onder zijn lokken was zijn voorhoofd bezweet.
“En wie belde er?”
“Die man van haar. Die vermoord is. Reidar Folke Jespersen.”
“Wat wilde hij?”
“Met zijn vrouw spreken.”
“Deed hij dat ook?”
“Ja.”
Eyolf Strømsted keek nog steeds voor zich uit, naar de spiegel aan de muur aan de overkant van de zaal. Hun blikken kruisten elkaar in de spiegel. “Hebt u samen al lang een verhouding?” vroeg de politieman.
“Te lang!”
“Wat bedoelt u daarmee?”
Strømsted haalde zijn hand door zijn krullen. “Dat betekent dat ik de hele situatie erg vervelend vind.”
“Welke situatie?”
“Dat ik hier op uw kleffe vragen antwoord moet geven terwijl er elk moment een leerling binnen kan komen.”
“Hoe lang duurt de verhouding al?”
“Ongeveer drie jaar.”
“Hebt u Reidar Folke Jespersen ooit ontmoet?” vroeg Frank Frølich.
“Een keer. Jaren geleden, toen ik bij Ingrid danste.”
“En hebt u hem sindsdien nog gezien?”
“Nooit.” Strømsted droogde zijn voorhoofd af met de rug van zijn hand en greep het voorpand van zijn trui beet. Hij plukte aan zijn trui, om zichzelf wat koelte toe te waaien. “Hoe laat is het?” vroeg hij.
“Vijf over”, zei Frølich.
“Ik verwacht elk moment een nieuwe leerling.”
“Dat komt wel in orde. Hebt u Reidar Folke Jespersen die vrijdag gezien?”
Strømsted schrok op. “Haar man gezien? Nee.” Hij droogde zijn gezicht weer af. Toen hij de handdoek weglegde, grijnsde hij. Zijn bovenlip onthulde een brede rij smetteloze tanden. Het was een innemende maar ook ingestudeerde glimlach. Frank Frølich begreep dat deze man vrouwen gemakkelijk voor zich in kon nemen.
“Hoe lang was Ingrid bij u?”
“Tot even na drieën.”
“Wat deed u nadat hij had gebeld?”
Strømsted grijnsde. “Wat denkt u?”
“Geef gewoon antwoord op de vraag.”
“We zijn verdergegaan.” Strømsted keek hem uitdagend aan. “Ze heeft me gepijpt”, zei hij, strak glimlachend.
“Hebt u met haar over het telefoongesprek gesproken?”
“Het was voor haar niet zo gemakkelijk om op dat moment wat te zeggen.”
Frank Frølich haalde diep en geduldig adem.
Strømsted staarde bedachtzaam, met halfopen mond voor zich uit. “Tja, neem me niet kwalijk. De situatie is niet echt gemakkelijk. Waar hebben we over gesproken? We hebben over haar man gesproken. We hebben het erover gehad hoeveel hij kon weten, hoe lang hij van ons geweten kon hebben en wat dat zou betekenen.”
“Wat bedoelt u daarmee?”
“Waarmee?”
“Wat het zou betekenen dat hij belde?”
Strømsted glimlachte dromerig. “Haar ontrouw was ontdekt, ze dacht na wat dat voor haar huwelijk zou betekenen. Ze was gewoon overstuur.”
“Dus haar man had niet de gewoonte om te bellen?”
“Bent u gek?”
“Door dat telefoontje werd ze dus door haar man ontmaskerd. Bedoelt u dat te zeggen?”
“Ja.”
“Denkt u dat ze eigenlijk van haar huwelijk af wilde?”
“Wat bedoelt u daarmee?”
Frølich: “Denkt u dat ze het erg vond dat ze ontmaskerd was? Dat haar huwelijk in gevaar was?”
“Tja”, zei Strømsted. “U kunt toch zelf wel bedenken, haar man belde terwijl ze … terwijl ze … Er moet van alles door haar hoofd zijn gegaan. Ze was compleet uit het veld geslagen, zoals dat heet.” Zijn bovenlip ontblootte nog een keer zijn tanden. Frølich merkte dat juist die glimlach hem begon tegen te staan.
“Ik geloof dat ze als een berg tegen de avond opzag”, zei Strømsted op ernstiger toon.
“Hoe bedoelt u?”
“Stel je voor. Op zo’n manier ontmaskerd, en dan naar huis, naar je man gaan en de hele avond met hem doorbrengen.”
“Waarom belde hij?”
“Hij wilde dat er een eind aan kwam, aan ons beiden, onze verhouding.”
“Weet u dat zeker?”
“Ja, ze vertelde wat hij had gezegd, het was een erg kort gesprek.”
“Wat deed u, later die avond?” vroeg Frølich ontspannen.
“Ik was thuis.”
“Is er iemand die kan bevestigen dat u thuis was?”
Strømsted stond op en slenterde naar de spiegel aan de tegenovergelegen wand. Hij pakte de barre vast en tilde in een vloeiende beweging zijn rechterbeen omhoog. Het was een klassieke danspas, een klassieke positie. “Is dit het moment van de waarheid?” vroeg hij overdreven en theatraal terwijl hij Frølich in de spiegel gadesloeg. “Laat u me gaan, meneer politie, als ik ja zeg?”
Frølich bekeek zichzelf in de spiegel. Hij was alles wat de danser niet was. Zijn grijze haar leek futloos en ongekamd. Zijn baard gaf hem een onguur uiterlijk. Zijn lichaam was te groot en te zwaar.
Eyolf Strømsted was een standbeeld. Zijn spieren en pezen lagen om zijn lichaam gewikkeld als garen op een kluwen. Zijn krullende haar onderstreepte de mooie, bijna vrouwelijke trekken op zijn gelaat.
“Betekent dat dat het antwoord nee is?” vroeg de politieman losjes.
Eyolf Strømsted genoot van de aanblik van zijn eigen lichaam terwijl hij langzaam zijn been liet zakken. Hij zette de beweging voort en zakte in een spagaat naar de grond. “Natuurlijk niet”, zei hij tegen zijn eigen spiegelbeeld. “Ik begreep na het telefoontje dat mijn verhouding met Ingrid Jespersen niet al te verstandig was. Jawel”, grijnsde hij, “u kunt uw bevestiging krijgen dat ik de hele avond en hele nacht thuis ben geweest.”