Een lange zomer

Rosette kon zich niet zo snel bij Maurice voegen als ze van plan waren geweest omdat de winter in het noorden dat jaar uitzonderlijk streng was en de reis onmogelijk maakte. Het voorjaar wilde niet tot die breedtegraad doordringen, en in Boston bleef het tot eind april vriezen, maar toen kon Rosette al niet meer scheep gaan. Je zag haar buik nog niet, maar de vrouwen om haar heen hadden haar staat al geraden want ze was bovennatuurlijk mooi. Ze had een gezonde kleur, haar haren glansden als spiegelglas, haar ogen waren zachter en dieper en ze straalde warmte en licht uit. Volgens Loula was dat normaal: zwangere vrouwen hadden meer bloed in hun lichaam.
'Waar anders denk je dat het kindje zijn bloed vandaan haalt?' zei Loula. Tété vond die verklaring onweerlegbaar, want ze was bij verschillende bevallingen aanwezig geweest en had zich altijd verbaasd over de gulheid waarmee moeders hun bloed gaven. Zij vertoonde niet dezelfde verschijnselen als Rosette; haar buik en borsten waren als stenen zo zwaar, ze had donkere vlekken in haar gezicht, spataderen op haar benen en kon niet meer dan twee blokken lopen omdat haar voeten zo gezwollen waren. Ze kon zich niet herinneren dat ze zich haar twee vorige zwangerschappen zo beroerd en zo lelijk had gevoeld. Verder schaamde ze zich in dezelfde staat te verkeren als Rosette: ze zou tegelijkertijd moeder en grootmoeder worden.
Op een morgen zag ze op de Marché Français een bedelaar die met zijn enige hand op een paar blikken trommels sloeg. Hij miste ook een voet. Ze dacht dat zijn meester die er misschien had afgehakt omdat hij niets meer aan de man had, die dan, omdat hij verminkt was, makkelijker zijn eigen kostje bij elkaar kon scharrelen. Hij was nog jong, als hij lachte zag je een compleet gebit en hij had een bijdehante uitdrukking op zijn gezicht die niet goed paste bij zijn ellendige omstandigheden. Het ritme zat in zijn ziel, in zijn huid, in zijn bloed. Hij speelde en zong met zoveel vreugde en met zo'n ongebreideld enthousiasme dat een aantal mensen zich om hem heen had verzameld. De heupen van de vrouwen bewogen als vanzelf op de maat van de muziek van die onweerstaanbare trommels, en de gekleurde kinderen zongen de woorden mee die ze blijkbaar veel vaker gehoord hadden, terwijl ze met hun houten degens schijngevechten hielden. In het begin waren de woorden voor Tété onbegrijpelijk, maar algauw begreep ze dat het woorden in het gesloten creools van de plantages van Saint-Domingue waren en toen kon ze het refrein vertalen in het Frans: Capitaine La Liberté, protégé de Macandal, c'est battu avec son sable, pour sauver soti général. Haar knieën begaven het en ze moest zich op een fruitkistje laten zakken, met moeite haar enorme buik in evenwicht houdend, en daar bleef ze wachten tot de muzikant klaar was en in ontvangst nam wat het publiek bereid was hem te geven.
Het was lang geleden dat Tété het creools had gesproken dat ze in Saint-Lazare had geleerd, maar het lukte om met de man te communiceren. Hij was afkomstig uit Haïti, dat hij nog steeds Saint-Domingue noemde, en vertelde dat hij zijn hand was kwijtgeraakt in een suikermolen en zijn voet onder de bijl van de beul omdat hij had geprobeerd te vluchten. Zij vroeg hem de woorden van het liedje langzaam te herhalen, zodat ze het goed kon begrijpen, en op die manier kwam ze erachter dat Gambo al een legende was. Volgens het lied had hij Toussaint Louverture als een leeuw verdedigd tegen de soldaten van Napoleon, tot hij uiteindelijk was gevallen, met zo veel verwondingen door kogels en staal dat men ze niet had kunnen tellen. Maar de kapitein was, net als Macandal, niet gestorven: hij was weer verrezen, veranderd in een wolf, vastbesloten om eeuwig te blijven strijden voor de vrijheid.
'Velen hebben hem gezien, madame. Ze zeggen dat die wolf Dessalines en andere generaals belaagt, omdat zij de revolutie hebben verraden en de mensen als slaven verkopen.'
Al lang daarvoor had Tété de mogelijkheid geaccepteerd dat Gambo was gestorven, en het liedje van de bedelaar bevestigde zijn dood. Die avond ging ze naar Adèles huis om met dokter Parmentier te praten, de enige met wie ze haar verdriet kon delen, en vertelde hem wat ze op de markt had gehoord.
'Ik ken dat liedje, Tété, de bonapartisten zingen het als ze zich bedrinken in het Café des Émigrés, maar zij voegen er nog een strofe aan toe.'
'Welke?'
'Iets over een massagraf waarin de negers en de vrijheid wegrotten, en leve Frankrijk en leve Napoleon.'
'Maar dat is vreselijk, dokter!'
'Bij leven was Gambo een held en dat zal hij blijven in de dood, Tété. Zolang dat liedje wordt gezongen, zal zijn moed als voorbeeld dienen.'
Zacharie had geen idee van de rouw die zijn vrouw doormaakte, omdat zij die voor hem verborgen hield. Tété koesterde die eerste liefde, de grootste van haar hele leven, als een geheim. Ze had het er maar heel zelden over, omdat de liefde die ze Zacharie kon bieden niet dezelfde intensiteit bezat, de liefde die zij deelden was vredig en zonder drang. Hij tetterde in alle vier de windstreken rond dat hij vader werd. Hij was gewend om te pronken en zich te laten gelden, dat was zelfs in Le Cap zo geweest, waar hij slaaf was, en het pak rammel dat bijna zijn dood had betekend en van zijn gezicht één lelijk litteken had gemaakt, had hem zijn lesje niet geleerd: hij bleef met geld smijten en zich luidruchtig gedragen. Hij gaf rondjes onder de gasten van Chez Fleur om te toosten op het kind dat Tété verwachtte, en zijn compagnon Fleur Hirondelle moest hem terugfluiten omdat dit geen tijden waren om geld over de balk te smijten of jaloezie te wekken. Niets irriteerde de Amerikanen meer dan een neger die naast zijn schoenen liep.
Rosette hield hen op de hoogte van Maurice' wederwaardigheden via de brieven die ze van hem ontving en die er drie maanden over deden om haar te bereiken. Toen hij zijn oude leraar, Harrison Cobb, zijn verhaal uit de doeken had gedaan, bood die Maurice gastvrijheid aan in zijn eigen huis, dat hij deelde met een zus die weduwe was en met zijn moeder, een dement oudje dat bloemen at. Maanden later, toen hij hoorde dat Rosette zwanger was en in november zou bevallen, smeekte hij Maurice toch geen andere woonruimte te zoeken, maar met zijn gezinnetje bij hen te blijven wonen. Agatha, zijn zus, was nog het meest ingenomen met dat idee, omdat Rosette haar zou kunnen helpen met de verzorging van de moeder, en de aanwezigheid van de baby zou iedereen tot vreugde zijn. Dat enorme huis, waar het overal tochtte en met die lege kamers waar vele jaren niemand een voet had gezet, met voorouders aan de wand die in hun portretten de wacht hielden, dat huis had behoefte aan een verliefd stel, vond ze, en aan een baby.
Toen Maurice begreep dat Rosette ook die zomer niet zou kunnen reizen, schikte hij zich in een scheiding die langer dan een jaar zou duren, tot na de volgende winter, wanneer zij was hersteld van de bevalling en de baby de reis zou kunnen doorstaan. Intussen voedde hij hun liefde, zoals hij altijd had gedaan, met een stroom brieven, en concentreerde zich elke vrije minuut op zijn studie.
Harrison Cobb had hem als zijn secretaris in dienst genomen en betaalde hem meer dan redelijk was om zijn papieren te ordenen en hem te helpen bij de voorbereiding van zijn lessen, werk dat weinig om het lijf had en Maurice genoeg tijd liet voor zijn rechtenstudie en voor het enige wat Cobb belangrijk vond: de abolitionistische beweging. Ze gingen samen naar openbare manifestaties, stelden pamfletten op, bezochten krantenredacties, gingen langs bedrijven en kantoren en spraken in kerken, clubs, theaters en universiteiten. Harrison Cobb vond in Maurice de zoon die hij nooit had gehad, en de strijdmakker waarvan hij altijd had gedroomd. Met die jongeman naast zich leek de overwinning van zijn idealen binnen handbereik.
Zijn zus Agatha, die net als de rest van de familie Cobb, inclusief de bloemenetende dame, ook abolitionist was, telde de dagen die ze nog hadden te gaan voor ze naar de haven konden om Rosette en de baby te verwelkomen. Een familie van gemengd bloed was het mooiste dat hun kon overkomen, het was de vleesgeworden gelijkheid die zij predikten, het meest overtuigende bewijs dat rassen zich konden en moesten vermengen en in vrede samenleven. Wat een indruk zou Maurice maken als hij zich met zijn gekleurde echtgenote en hun kind in het openbaar zou vertonen om de vrijlating van de slaven te verdedigen! Dat zou meer zeggen dan een miljoen pamfletten. Maurice vond die verhitte toespraken van zijn weldoeners enigszins absurd, want hij had Rosette nooit als anders dan zichzelf beschouwd.

De zomer van 1806 duurde lang en bracht New Orleans een cholera -epidemie en verschillende branden. Toulouse Valmorain werd, vergezeld door de non die hem verpleegde, naar de plantage overgebracht waar het gezin zich installeerde om de heetste zomermaanden door te brengen.
Parmentier had vastgesteld dat de gezondheidstoestand van de patiënt zich had gestabiliseerd en was van mening dat het platteland hem goed zou doen. De geneesmiddelen die Hortense door zijn soep moest mengen omdat hij weigerde ze in te nemen, hadden zijn humeur er echter niet beter op gemaakt. Hij was zo nukkig geworden dat hij zelfs zichzelf niet verdroeg. Alles ergerde hem, van het branderige gevoel dat zijn luiers veroorzaakten tot het onschuldige gelach van zijn dochters in de tuin, maar vooral zijn herinneringen aan Maurice.
Elke fase van het leven van zijn zoon stond hem helder voor ogen. Hij wist nog woord voor woord wat ze op het eind tegen elkaar hadden gezegd en nam dat eindeloos vaak door, op zoek naar een verklaring voor die zo pijnlijke en definitieve breuk.
Hij was van mening dat Maurice de krankzinnigheid van zijn familie aan moederszijde had geërfd; door zijn aderen moest het verzwakte bloed van Eugenia Garcia del Solar stromen en niet het krachtige bloed van de Valmorains. Hij herkende niets van zichzelf in die jongen. Maurice was net als zijn moeder, hij had dezelfde groene ogen en dezelfde ziekelijke neiging tot fantaseren en zelfdestructie.In tegenstelling tot wat dokter Parmentier verwachtte, vond de patiënt geen rust maar wond hij zich juist nog meer op omdat hij zich zorgen maakte over de plantage, waar hij de teloorgang kon waarnemen die Sancho hem had voorspeld. Owen Murphy was met zijn gezin naar het noorden getrokken om het stuk land te gaan bewerken dat hij met zo veel moeite had verworven, na dertig jaar als een lastdier te hebben gewerkt. In zijn plaats was een jonge opzichter aangesteld, die door Hortenses vader was aanbevolen. Al op de eerste dag dat Valmorain aankwam, besloot hij een andere te zoeken, want de nieuwe hoofdopzichter had de ervaring niet om een plantage van die omvang te leiden. De productie was teruggelopen en de slaven leken nukkig. Het had voor de hand gelegen dat Sancho zich met die problemen bezighield, maar het was Valmorain duidelijk dat zijn compagnon slechts een decoratieve rol vervulde. Dat dwong hem zich op Hortense te verlaten, hoewel hij besefte dat naarmate zij meer macht naar zich toe kon trekken, hij dieper wegzakte in zijn rol van gehandicapte.
Sancho had zich voorgenomen Valmorain en Maurice met elkaar te verzoenen. Hij moest daarbij tactvol te werk gaan, zonder de achterdocht van Hortense Guizot te wekken, voor wie de zaken beter hadden uitgepakt dan ze ooit had kunnen denken omdat ze inmiddels de controle had over haar echtgenoot en al diens bezittingen. Sancho onderhield contact met zijn neef via heel korte briefjes, omdat schrijven in het Frans hem niet goed afging; in het Spaans deed hij het beter dan Góngora, bezwoer hij, hoewel geen mens in zijn omgeving enig idee had wie dat wel mocht zijn. In zijn antwoorden schreef Maurice gedetail-leerd over zijn leven in Boston en dankte hij Sancho uit het diepst van zijn hart voor de hulp aan zijn vrouw. Rosette had hem verteld dat ze regelmatig geld kreeg van zijn oom, die het daar met hem nooit over had.
Maurice vertelde ook over de kleine stapjes voorwaarts van de abolitionistische beweging en over een ander onderwerp dat hem fascineerde: de expeditie van Lewis en Clark, door president Jefferson uitgezonden om de Missouri te exploreren. De missie bestond uit het bestuderen van de indianenstammen en de flora en de fauna in dat gebied waar nog vrijwel geen blanke was geweest. Als het mogelijk was, wilden Lewis en Clark doorstoten naar de kust van de Stille Oceaan.
Sancho liet die Amerikaanse ambitie om meer en meer grond in te nemen, onverschillig. Wie te wijd gaapt, krijgt kramp in zijn kaken, dacht hij, maar het werkte enorm op Maurice' verbeelding en als Rosette, de baby en het abolitionisme er niet waren geweest, was hij het spoor van de ontdekkingsreizigers gevolgd.