Onheilsnachten

Na een paar maanden liep Valmorains huishouden dankzij Zacharies lessen op rolletjes: zo had hij het sinds zijn jonge jaren in Parijs niet meer meegemaakt. Hij besloot een feest te geven waarvoor hij de dure, maar prestigieuze diensten inhuurde van monsieur Adrien, een door Zacharie gerecommandeerde vrije mulat. Twee dagen voor het feest nam monsieur Adrien, met een ploeg slaven in zijn kielzog, het huis in beslag, schoof de kok aan de kant en verving hem door vijf gezette matrones die een menu van veertien gangen bereidden dat geïnspireerd was op een banket in de residentie. Hoewel het huis zich eigenlijk niet goed leende voor dit soort deftige diners, was de sfeer er haast elegant nadat de afgrijselijke ornamenten van de Portugees waren verwijderd en her en der potten met dwergpalmpjes en Chinese vazen met bloemen waren neergezet. Op de bewuste avond kwam monsieur Adrien opdraven met tientallen bedienden in blauwe livreien met veel goud, die gedisciplineerd als een bataljon hun posities innamen. De afstand tussen de meeste huizen van de grands blancs bedroeg zelden meer dan een paar blokken, maar de genodigden kwamen per koets, en toen de rij koetsen weer was vertrokken, lag de straat bezaaid met paardenstront, die meteen door de lakeien werd opgeruimd om te voorkomen dat de stank het parfum van de dames zou overstemmen.
'Hoe zie ik eruit?' vroeg Valmorain aan Tété. Hij droeg een brokaten vest, met goud- en zilverdraad geborduurd, voldoende kant rond zijn polsen en zijn hals om er een heel tafellaken uit te maken, roze kousen en dansschoenen. Zij gaf geen antwoord, onthutst naar zijn lavendel-kleurige pruik kijkend.
'Die jakobijnse boerenpummels willen de pruik afschaffen, maar aan een ontvangst als deze geeft het net wat extra cachet. Dat zegt mijn kapper tenminste,' zei Valmorain.
Toen monsieur Adrien de gasten een tweede glas champagne had laten inschenken en het orkest een nieuw menuet inzette, kwam een secretaris van de gouverneur aanrennen met het ongelooflijke bericht dat ze in Frankrijk Lodewijk xv1 met de guillotine hadden onthoofd. Het koninklijke hoofd was door de straten van Parijs gesjouwd, zoals dat in Le Cap was gebeurd met dat van Boukman en zoveel anderen. Hoewel de gebeurtenissen al in januari hadden plaatsgevonden, hoorden ze het in Saint-Domingue nu pas, in maart. Iedereen raakte in paniek, de genodigden vertrokken schielijk en zo eindigde, nog voor het diner was geserveerd, het eerste en enige feest dat Toulouse Valmorain in dat huis zou geven.

Diezelfde avond, nadat monsieur Adrien, een hartstochtelijk monarchist, zich snikkend met zijn mensen had teruggetrokken, viste Tété de lavendelkleurige pruik die Valmorain weg had gesmeten van de grond, controleerde of Maurice rustig lag te slapen, vergrendelde de deuren en ramen en ging naar bed in het kleine kamertje dat ze met Rosette deelde. Valmorain had de verhuizing aangegrepen om zijn zoon uit Tétés kamer te krijgen; hij wilde het kind laten wennen aan alleen slapen, maar Maurice werd daar zo verschrikkelijk nerveus van dat zijn vader bang was dat de jongen weer ziek zou worden en hij had hem daarom in een geïmproviseerd bedje in zijn eigen kamer geïnstalleerd.
Sinds ze in Le Cap waren had Valmorain het niet meer over Gambo gehad, maar hij had Tété 's nachts ook niet meer laten komen. De schaduw van die geliefde vormde een belemmering. Het duurde weken voordat zijn voeten genazen, maar zodra hij kon lopen ging hij elke avond uit om de doorstane ellende te vergeten. De kleffe bloemengeur die in zijn kleren hing als hij terugkwam, deed Tété vermoeden dat hij zich met de cocottes amuseerde, en ze had goede hoop eindelijk verlost te zijn van de vernederende omhelzingen van de meester; daarom was ze helemaal van de kaart toen ze hem in haar kamer aantrof, op zijn sloffen en in een groen fluwelen kamerjas, op het voeteneind van het bed waarin Rosette de slaap der onschuldigen sliep.
'Meekomen,' beval hij, terwijl hij haar aan haar arm meesleurde naar een van de gastenkamers. Hij smeet haar neer, scheurde haar kleren stuk en verkrachtte haar in het duister met een drang die dichter bij haat lag dan bij begeerte.
Als Valmorain terugdacht aan de vrijpartijen van Tété en Gambo, ontstak hij in woede, maar het veroorzaakte ook onweerstaanbare fantasieën. Die schurk had het gewaagd met zijn smerige handen aan zijn eigendom te zitten; als hij hem te pakken kreeg, zou hij hem vermoorden. Het was klip en klaar dat ook de vrouw straf verdiende, maar in de afgelopen twee maanden had hij haar nog steeds niet laten boeten voor haar ongelooflijke brutaliteit. Teef. Hete teef. Je kon geen moraal en fatsoen van een slavin eisen, maar het was zijn plicht haar zijn wil op te leggen. Waarom had hij dat niet gedaan? Er was geen excuus voor haar gedrag. Zij had hem het hoofd geboden en hij moest haar corrigeren. Toch stond hij ook bij haar in het krijt, want zijn slavin had afgezien van haar vrijheid om hem en Maurice te redden. Voor het eerst vroeg hij zich af wat die mulattin voor hem voelde.
Hij kon zich die vernederende nachten in het oerwoud nog zo voor de geest halen, toen zij lag te vrijen met haar minnaar, de omhelzingen, de kussen, het hernieuwde vuur, hij kon zich zelfs nog herinneren hoe ze roken als ze terugkwamen. Tété, veranderd in een duivel, een en al begeerte, likkend, zwetend en kreunend; terwijl hij haar in het gastenvertrek verkrachtte bleef dat beeld door zijn geest spoken. Hij besprong haar opnieuw, drong vol woede in haar, verrast over zijn eigen energie. Zij kreunde en hij begon haar te slaan met de woede van de jaloezie en het genot van de wraak: smerige teef, ik ga je verkopen, hoer, hoer, en je dochter ook. Tété sloot haar ogen en gaf zich over, haar lichaam week, bood geen verzet en ontweek de klappen niet, terwijl haar ziel elders zweefde. Erzuli, loa van de begeerte, maak dat het snel voorbij is.
Valmorain klapte voor de tweede keer boven op haar in elkaar, nat van het zweet. Tété bleef enkele minuten liggen wachten, zonder te bewegen. Hun ademhaling kwam langzaam tot rust en zij probeerde voorzichtig uit bed te glippen, maar hij hield haar tegen.
'Je gaat nog niet weg,' beval hij.
'Wilt u dat ik een kaars aansteek, monsieur?' vroeg ze met een gebroken stem. Haar gekneusde ribben belemmerden haar ademhaling.
'Nee, liever zo.'
Het was voor het eerst dat ze hem met 'monsieur' aansprak in plaats van met 'meester', maar Valmorain liet het passeren. Tété ging op het bed zitten, terwijl ze met haar aan flarden gescheurde bloes het bloed van haar mond en neus veegde.
'Morgen haal je Maurice uit mijn slaapkamer,' zei Valmorain. 'Hij moet alleen slapen. Je hebt hem te veel verwend.'
'Hij is pas vijf.'
'Op die leeftijd leerde ik lezen, ging ik op mijn eigen paard op jacht en kreeg ik schermles.'
Ze bleven even stil zitten en eindelijk besloot Tété de vraag te stellen die haar al sinds ze in Le Cap waren aangekomen op de lippen brandde: 'Wanneer zal ik vrij zijn, monsieur?' Ze kromp ineen, in afwachting van een nieuwe aframmeling, maar hij kwam zonder haar aan te raken overeind.
'Jij kunt niet vrij zijn. Waar zou je van moeten leven? Ik onderhoud je, ik bescherm je, jij en je dochter zijn veilig bij mij. Ik heb je altijd heel goed behandeld, waar klaag je over?'
'Ik klaag niet...'
'Dit zijn gevaarlijke tijden. Ben je de verschrikkingen die we hebben meegemaakt nu al vergeten? De wreedheden die zijn begaan? Geef antwoord!'
'Nee, monsieur.'
'Vrijheid, zeg je. Wil je Maurice soms in de steek laten?'
'Als u het ermee eens bent, kan ik voor Maurice blijven zorgen, zoals altijd, tot u hertrouwt.'
'Trouwen?' hij lachte. 'Met Eugenia heb ik mijn lesje geleerd! Dat is wel het laatste wat ik zou doen. Als je toch voor me blijft werken, waarom wil je dan vrij worden gelaten?'
'Iedereen wil vrij zijn.'
'Maar vrouwen zijn nooit vrij, Tété. Ze hebben een man nodig die voor hen zorgt. Als ze nog niet zijn getrouwd, zijn ze van hun vader, en als ze trouwen, van hun echtgenoot.'
'Het papier dat u me hebt gegeven... dat is mijn vrijheid, nietwaar?' drong ze aan.
'Natuurlijk.'
'Maar monsieur Zacharie zegt dat het nog door een rechter getekend moet worden om geldig te zijn.'
'Wie is Zacharie?'
'De huismeester van de intendant.'
'Hij heeft gelijk. Maar dit is niet het juiste moment. Laten we wachten tot de rust in Saint-Domingue is weergekeerd. We hebben het er niet meer over. Ik ben moe. En je hebt het gehoord: morgen wil ik mijn kamer weer voor mezelf en is alles weer als voorheen, begrepen?'

Generaal Galbaud, de nieuwe gouverneur, had als opdracht de chaos op het eiland aan te pakken. Hij had onbeperkte militaire volmacht, maar de autoriteiten van de Republiek werden vertegenwoordigd door Sonthonax en twee andere afgevaardigden. Étienne Relais moest de gouverneur als eerste op de hoogte brengen van de situatie. Er werd op Saint-Domingue niets meer geproduceerd, het noorden was één rokende ashoop en in het zuiden gingen de moordpartijen nog steeds door. Port-au-Prince was tot de grond toe afgebrand. Er was geen vervoer meer, de havens functioneerden niet, niemand was veilig. De negerrebellen werden gesteund door Spanje, en het Engelse leger, dat het Caribische gebied beheerste, bereidde een actie voor om de kuststeden in te nemen. Ze waren geïsoleerd, Frankrijk kon geen troepen of voorraden meer sturen, het was zo goed als onmogelijk de kolonie te verdedigen.
'Maak u geen zorgen, overste, we vinden wel een diplomatieke oplossing,' antwoordde Galbaud. Hij voerde geheime onderhandelingen met Toulouse Valmorain en de patriottische grands blancs, die felle voorstanders waren van onafhankelijkheid voor de kolonie, die ze onder Engels protectoraat wilden stellen.
De gouverneur was het met de samenzweerders eens dat de Parijse republikeinen geen flauw benul hadden van wat er op het eiland aan de hand was en de ene na de andere blunder begingen. Een van de grootste fouten was de ontbinding van de Assemblée Coloniale geweest, waardoor Saint-Domingue alle autonomie had verloren. Elk Frans besluit deed er weken over om het eiland te bereiken. Galbaud bezat grond op het eiland en was getrouwd met een creoolse op wie hij na een jarenlang huwelijk nog steeds verliefd was; hij begreep de spanningen tussen rassen en sociale klassen beter dan wie dan ook.
De patriottische grands blancs vonden in de generaal, die zich meer zorgen maakte om de strijd tussen de blanken en de affranchi's dan over de opstand van de negers, de ideale bondgenoot. Veel grands blancs verdienden hun geld in het Caribische gebied en de Verenigde Staten, ze hadden het moederland nergens voor nodig en beschouwden onafhankelijkheid als de beste keus, tenzij de zaken veranderden en er in Frankrijk een sterke monarchie werd hersteld. De executie van de koning was een tragedie geweest, maar ook een fantastische gelegenheid om een wat minder stompzinnige vorst op de troon te zetten.
Voor de affranchi's daarentegen was onafhankelijkheid volslagen ongewenst omdat alleen de republikeinse regering in Frankrijk bereid was hen als volwaardige burgers te accepteren, wat nooit zou gebeuren als Saint-Domingue onder protectoraat van Engeland, Spanje of de Verenigde Staten kwam. Generaal Galbaud was ervan overtuigd dat het, zodra het probleem tussen de blanken en de mulatten was opgelost, een fluitje van een cent zou zijn om de negers te overwinnen, hen opnieuw in de ketenen te slaan en de orde te herstellen, maar daar had hij het met Étienne Relais niet over.
'En de afgevaardigde Sonthonax, overste?' vroeg hij.
'Hij voert de orders uit van de regering, generaal. Het decreet van vier april kent de vrije kleurlingen politieke rechten toe. De afgevaardigde is met zesduizend soldaten naar de kolonie gekomen om dat decreet uit te voeren.'
'Ja, ja... dat weet ik al. Vertel me eens, vertrouwelijk uiteraard, wat voor iemand is het, deze Sonthonax?'
'Ik ken hem niet goed, generaal, maar men zegt dat hij heel intelligent is, en dat hij het belang van Saint-Domingue uiterst serieus neemt.'
'Sonthonax heeft verklaard dat het niet in zijn bedoeling ligt de slaven in vrijheid te stellen, maar ik heb horen vertellen dat hij het misschien toch van plan is,' zei Galbaud, terwijl hij het onaangedane gezicht van de officier bestudeerde. 'U realiseert zich toch dit dat het eind van de beschaving op het eiland zou betekenen, nietwaar? Stelt u zich de chaos eens voor: de negers vrij, de plantages verlaten, de blanken in ballingschap en de mulatten die maar doen wat in hen opkomt.'
'Daar weet ik niets van, generaal.'
'Wat zou u doen in dat geval?'
'Mijn plicht, als altijd, generaal.'
Om de strijd met het moederland aan te kunnen gaan, had Galbaud officieren nodig die hij blindelings kon vertrouwen, maar op Étienne Relais kon hij niet rekenen. Hij had ontdekt dat Relais met een mulattin getrouwd was, dus waarschijnlijk sympathiseerde de luitenant-kolonel met de affranchi's, en zo op het eerste gezicht leek hij bewondering voor Sonthonax te koesteren. De man kwam niet al te intelligent over, met die ambtenarenmentaliteit; en zonder ambitie, want daar moest het hem totaal aan ontbreken, gezien het feit dat hij met een gekleurde vrouw was getrouwd. Het was verbazingwekkend dat hij met die ballast nog zo ver had kunnen komen. Aan de andere kant interesseerde Relais hem in hoge mate omdat zijn soldaten absoluut loyaal aan hem waren: hij was de enige die in staat was blanken, mulatten, en zelfs negers door elkaar op te nemen in zijn gelederen. Hij vroeg zich af wat het zou kosten die man aan zich te binden; iedereen heeft zijn prijs.
Diezelfde middag meldde Toulouse Valmorain zich bij de kazerne om 'van vriend tot vriend' met Relais te praten, zoals hij dat zelf uitdrukte. Als eerste sprak hij zijn dank uit voor de redding van zijn leven, toen hij zijn plantage had moeten ontvluchten.
'Ik sta bij u in het krijt, luitenant-kolonel,' zei hij op een toon die eerder arrogant dan dankbaar klonk.
'Niet bij mij, monsieur, maar bij uw slavin. Ik was daar toevallig, zij is degene aan wie u uw leven te danken hebt,' antwoordde Relais, enigszins ongemakkelijk.
'U bent te bescheiden. En vertelt u mij eens, hoe gaat het met uw gezin?'
Relais kreeg onmiddellijk het gevoel dat Valmorain hem om wilde kopen, en zijn gezin noemde om hem eraan te herinneren dat hij hem Jean-Martin had gegeven en dat ze quitte stonden: Valmorains leven in ruil voor zijn geadopteerde zoon. Hij voelde zich gespannen, als vlak voor een veldslag, en keek Valmorain aan met de kilheid die zijn ondergeschikten deed beven, in afwachting van wat zijn bezoeker nu precies van hem wilde. Valmorain negeerde de messcherpe blik en de stilte.
'Geen enkele affranchi is nog veilig in deze stad,' zei hij vriendelijk. 'Uw echtgenote loopt gevaar, vandaar dat ik mijn hulp kom aanbieden. En wat het kind betreft, hoe heet hij ook alweer?'
'Jean-Martin Relais,' antwoordde de officier met opeengeklemde kaken.
'Natuurlijk, Jean-Martin. Vergeef mij, met zo veel problemen aan mijn hoofd was ik het vergeten. Ik bezit een tamelijk gerieflijk huis aan de haven, in een goede wijk waar geen problemen zijn. Ik kan uw vrouw en uw zoon onderdak aanbieden...'
'U hoeft zich om hen geen zorgen te maken, monsieur, ze zitten veilig in Cuba,' onderbrak Relais hem.
Valmorain was even uit het lood geslagen; hij had op deze kaart ingezet maar herstelde zich onmiddellijk.
'Ach, daar woont mijn zwager, don Sancho Garcia del Solar. Ik zal hem vandaag nog schrijven uw gezin bij te staan.'
'Dat is niet nodig, monsieur, dank u wel.'
'Maar natuurlijk is dat nodig, overste. Een vrouw alleen heeft altijd de bescherming nodig van een heer, zeker een vrouw die zo mooi is als de uwe.'
Bleek van verontwaardiging over die verhulde belediging kwam Relais overeind om het gesprek te beëindigen, maar Valmorain bleef koppig zitten, alsof het zijn eigen kantoor was, en begon hem in hoffelijke, maar zeer directe bewoordingen uit te leggen dat de grands blancs alles zouden doen wat in hun macht lag om de controle over de kolonie terug te krijgen, en dat iedereen zich moest uitspreken en partij kiezen. Niemand, een hooggeplaatste militair al helemaal niet, kon het zich permitteren afzijdig te blijven of zich neutraal op te stellen, gezien de verschrikkelijke gebeurtenissen die waren ontketend en alles wat - ongetwijfeld nog erger - in de toekomst nog te gebeuren stond. Het was de taak van het leger om een burgeroorlog te voorkomen. De Engelsen waren in het zuiden aan land gegaan en het was nog maar een kwestie van dagen voor Saint-Domingue de onafhankelijkheid zou uitroepen en zich onder de Britse vlag zou scharen. Of dat op een beschaafde manier zou gebeuren of te vuur en te zwaard was afhankelijk van het leger. Een officier die de nobele zaak van de onafhankelijkheid steunde zou veel macht krijgen, hij zou de rechterhand worden van gouverneur Galbaud, en die positie had natuurlijk haar economische en sociale voordelen. Niemand zou nog op een man met een gekleurde vrouw neerkijken als deze, bijvoorbeeld, de nieuwe legerbevelhebber op het eiland was.
'Kortom, monsieur, u zet mij aan tot verraad,' antwoordde Relais, zonder een ironische glimlach te kunnen verbergen, die door Valmorain overigens werd uitgelegd als een uitnodiging het gesprek voort te zetten.
'Het gaat niet om verraad aan Frankrijk, overste Relais. We moeten doen wat het beste is voor Saint-Domingue. We leven in een tijd van ingrijpende veranderingen, niet alleen hier, maar ook in Europa en Amerika. Daar moeten we daarop inspelen. Maar vertelt u me op zijn minst wat uw mening is over wat we zojuist hebben besproken,' zei Valmorain.
'Ik zal er zorgvuldig over nadenken, monsieur,' antwoordde Relais terwijl hij hem naar de deur begeleidde.