De concubine

Ze noemden hem Maurice. De vader was diep ontroerd door dit onverwachte geschenk uit de hemel, dat zijn eenzaamheid kwam bestrijden en een antwoord was op zijn verlangen. Die zoon zou de dynastie van de Valmorains voortzetten. Toulouse Valmorain riep een vrije dag uit, niemand op de plantage hoefde te werken; hij liet een paar dieren roosteren en wees tante Mathilde drie assistenten toe om pikante stoofschotels met maïs en een uitgebreide sortering groentegerechten en gebak te bereiden, genoeg voor iedereen. Hij gaf toestemming voor een calenda op de grootste patio, die tegenover het grote huis, die volstroomde met een rumoerige menigte. De slaven pronkten met het weinige dat ze bezaten - een gekleurde lap, een schelpenketting, een bloem - namen hun trommels en andere geïmproviseerde instrumenten mee en binnen de kortste keren klonk er muziek en waren de mensen onder de spottende blikken van Cambray aan het dansen.
De meester liet ook twee vaten tafia uitdelen en iedere slaaf ontving een royale portie in zijn kalebas om op het kind te kunnen drinken. Tété verscheen op de galerij met de baby in een omslagdoek gewikkeld, en de vader nam hem over en tilde hem boven zijn hoofd om hem aan zijn slaven te laten zien.
'Dit is mijn erfgenaam! Hij zal Maurice Valmorain heten, naar mijn vader!' riep hij uit, schor van ontroering en nog een beetje katterig vanwege zijn dronkenschap van de avond daarvoor.
Op die woorden viel een diepe stilte. Zelfs Cambray was geschrokken: die stomme blanke had de ongelooflijke onvoorzichtigheid begaan zijn zoon naar een overleden grootvader te noemen die, als hij werd opgeroepen, uit zijn graf kon opstaan om zijn kleinzoon te stelen en mee te nemen naar het dodenrijk. Valmorain dacht dat de stilte uit respect was en gaf het bevel ter verhoging van de feestvreugde een tweede ronde tafia uit de delen. Tété kreeg de boreling terug en rende met hem naar binnen, zijn gezichtje met een regen van speeksel besproeiend om hem te beschermen tegen het ongeluk dat zijn vader in diens onvoorzichtigheid over hem had uitgeroepen.

De volgende dag, toen de huisslaven op de patio bezig waren de resten van het feest op te ruimen en de rest naar de rietvelden was vertrokken, trof dokter Parmentier voorbereidingen voor zijn terugkeer naar de stad. De kleine Maurice dronk als een kalf bij zijn min en Eugenia gaf geen blijk van symptomen van de dodelijke kraamvrouwenkoorts. Tété had de borsten van haar meesteres ingewreven met een mengsel van boter en honing en met een rode lap strak opgebonden, volgens tante Rose de beste manier om de melk op te laten drogen voordat de productie op gang kwam. Eugenia's nachtkastje stond vol flesjes en potjes, met druppeltjes om te kunnen slapen, pilletjes tegen verdrietigheid en drankjes om de angst te verdragen, maar niets van dat alles kon haar genezen, zoals de dokter zelf toegaf, dat was nu eenmaal onmogelijk; het kon haar bestaan slechts draaglijker maken.
Er was nog maar een schim van de Spaanse over, haar gezicht zag grauw, maar dat kwam meer door de opiumtinctuur dan door haar geestesstoornis. Maurice had het moeilijk gehad in de buik van zijn moeder, had de dokter Valmorain uitgelegd, vandaar dat hij zo klein en zwak ter wereld was gekomen. Hij zou ongetwijfeld ziekelijk zijn en had frisse lucht nodig, zon en goede voeding. Hij schreef de min drie rauwe eieren per dag voor om de melkproductie goed op gang te houden.
'Nu moet jij verder voor madame en de baby zorgen, Tété. Ze zouden niet in betere handen kunnen zijn,' voegde hij eraan toe.
Toulouse Valmorain beloonde de dokter gul voor zijn diensten en nam met spijt afscheid, want hij was oprecht gesteld op die ontwikkelde, goedhartige man. Hij had genoten van hun ontelbare spelletjes kaart tijdens de lange middagen op Saint-Lazare en zou hun gesprekken missen, vooral de discussies waarin ze het niet met elkaar eens waren, want dat dwong hem te oefenen in de vergeten kunst van het voor je plezier argumenteren. Hij wees twee gewapende opzichters aan om de dokter op diens terugtocht naar Le Cap te begeleiden.
Parmentier was aan het inpakken, een karweitje dat hij niet aan slaven overliet omdat hij heel precies was op zijn spullen, toen Tété zachtjes op de deur klopte en met een klein stemmetje vroeg of ze misschien even met hem kon praten, vertrouwelijk. De dokter had vaak in haar gezelschap verkeerd, hij gebruikte haar om met Eugenia, die haar Frans vergeten leek te zijn, en met de slaven te communiceren, in het bijzonder met tante Rose.
'Je bent een prima verpleegster Tété, maar hoed je je meesteres als een invalide te behandelen, ze moet weer op eigen benen leren staan,' had hij gewaarschuwd, toen hij zag dat ze haar meesteres pap voerde en haar op de po zette en haar billen afveegde zodat ze zich niet zou bevuilen.
Het meisje gaf antwoord op alles wat hij vroeg, nauwgezet en in correct Frans, maar begon nooit uit zichzelf een gesprek en keek hem ook nooit recht aan, wat hem in staat had gesteld haar goed te bestuderen. Ze moest een jaar of zestien zijn, hoewel ze geen meisjeslichaam had maar dat van een vrouw. Valmorain had hem Tétés geschiedenis verteld tijdens een van hun gezamenlijke jachtpartijen. Hij wist dat de moeder van de slavin zwanger op het eiland was aangekomen en was gekocht door een affranchi, een paardenhandelaar uit Le Cap. De vrouw had geprobeerd zichzelf te aborteren en was voor dat vergrijp met meer zweepslagen gestraft dan een ander in haar omstandigheden zou hebben overleefd, maar het wezen in haar buik was koppig en werd, toen haar tijd daar was, gezond geboren. Zodra de moeder overeind kon komen, probeerde ze het kind te doden door het tegen de grond te smijten, maar ze hadden haar op tijd weten tegen te houden. Daarna was het meisje een aantal weken aan de zorgen van een andere slavin toevertrouwd, tot haar eigenaar besloot haar te gebruiken als inlossing voor een speelschuld aan een Franse ambtenaar, een zekere Pascal, maar dat heeft de moeder nooit geweten want die had zich eerder al van een verschansing in zee geworpen. Valmorain vertelde hem dat hij Tété had gekocht als persoonlijke meid voor zijn vrouw en dat het een koopje was gebleken nu ze zich tot verpleegster en huishoudster had ontwikkeld. Kennelijk zou ze ook Maurice' kindermeisje worden.
'Wat kan ik voor je doen, Tété,' vroeg Parmentier terwijl hij zijn zilveren en bronzen instrumenten voorzichtig in een glanzende houten kist vlijde.
Zij sloot de deur en vertelde hem in een paar woorden en met een volkomen uitdrukkingsloos gezicht dat zij een kind had van iets meer dan een jaar, een zoon, die ze toen hij net geboren was maar heel kort had mogen zien. Parmentier dacht even dat haar stem brak, maar toen ze verder sprak om hem uit te leggen dat ze het kind had gekregen in de tijd dat de meesteres in een klooster in Cuba op krachten kwam, klonk haar stem weer net zo vlak als daarvoor.
De meester heeft me verboden het over hem te hebben. Doña Eugenia weet van niets,' zei Tété.
Dat was heel verstandig van monsieur Valmorain. Zijn vrouw kon geen kinderen krijgen en raakte vreselijk overstuur met kinderen in naar buurt. Is er nog iemand die het weet?'
Alleen tante Rose. En ik denk dat de hoofdopzichter iets vermoedt, maar hij heeft het nooit kunnen bewijzen.'
"Nu madame haar eigen baby heeft, is de situatie veranderd. De meester zal je kindje vast terug willen halen, Tété. Het is tenslotte zijn eigendom. nietwaar?' zei Parmentier.
"Zijn eigendom, en ook zijn kind.'

Hoe is het mogelijk dat ik dat niet doorhad, bedacht de dokter. Hij had nooit iets gemerkt van intimiteit tussen Valmorain en de slavin, maar het was logisch dat de man, met zijn vrouw in die toestand, troost had gezocht bij de vrouwen die hem ter beschikking stonden. En Tété was buitengewoon aantrekkelijk, ze had iets raadselachtigs, iets sensueels. Vrouwen als zij zijn als edelstenen die alleen iemand met een geoefend oog van ruwe kiezels kan onderscheiden, dacht hij, ze zijn als een gesloten kistje dat een minnaar voorzichtig moet openmaken om de mysteries die het bevat te onthullen. Iedere andere man zou zich gelukkig prijzen met haar liefde, maar hij betwijfelde of Valmorain haar naar waarde kon schatten. Hij dacht met heimwee aan zijn Adèle, ook zo'n ruwe diamant. Ze had hem drie kinderen geschonken en hij genoot al vele jaren van haar gezelschap, zo discreet dat hij in de bekrompen maatschappij waarin hij zijn beroep uitoefende nooit iets had hoeven uitleggen. Als het bekend werd dat hij een concubine en gekleurde kinderen had, zou hij door de blanke gemeenschap zijn uitgestoten; met het feit dat hij homoseksueel zou zijn en daarom vrijgezel, zoals werd gefluisterd, en met grote regelmaat in de wijken kwam waar de affranchi's woonden en pooiers jongens naar ieders smaak aanboden, had men daarentegen geen enkele moeite. Het was vanwege zijn liefde voor Adèle en de kinderen dat hij niet terug naar Frankrijk kon, hoezeer het leven op het eiland hem ook naar de keel greep.
Dus de kleine Maurice heeft een broertje... In mijn beroep maakt een mens toch van alles mee...' mompelde hij binnensmonds.
Valmorain had zijn vrouw dus niet naar Cuba gestuurd om weer op krachten te komen, zoals hij bij die gelegenheid had verkondigd, maar om voor haar verborgen te houden wat er in haar eigen huis gebeurde. Waarom al dat gedoe? Het was een heel gebruikelijke en algemeen geaccepteerde situatie, het wemelde op het eiland van de bastaards van gemengd ras, hij had ook tussen de slaven van Saint-Lazare een paar kleine mulatjes bespeurd. Maar waarschijnlijk had Eugenia het niet verdragen dat haar echtgenoot juist Tété had gekozen, haar enige anker in de diepe verwarring van haar waanzin. Valmorain was waarschijnlijk bang geweest dat het haar dood zou worden als ze erachter kwam, en de gedachte dat zijn vrouw dan eigenlijk beter af zou zijn kwam niet in hem op, daar was hij niet cynisch genoeg voor. Maar goed, het was zijn zaak niet, besloot Parmentier. Valmorain zou zo zijn redenen hebben en het was niet aan hem om daarnaar te gissen, maar hij was wel razend nieuwsgierig of hij het kind had verkocht of het slechts zolang het nodig was uit de buurt wilde houden.
'Maar wat kan ik doen, Tété?'
'Alstublieft, dokter, kunt u monsieur Valmorain vragen... Ik wil zo graag weten of mijn zoon nog leeft, of hij hem heeft verkocht en aan wie...'
'Maar dat kan ik niet doen, dat zou vreselijk onbeleefd zijn. In jouw geval kun je het kind maar beter uit je hoofd zetten.'
'Ja dokter,' antwoordde ze, met nauwelijks hoorbare stem.
'Maak je geen zorgen, ik weet zeker dat hij in goede handen is,' voegde Parmentier er getroffen aan toe.
Tété liep de kamer uit en deed de deur geruisloos achter zich dicht.

Met de geboorte van Maurice veranderde de dagelijkse gang van zaken in het huis. Als Eugenia rustig was als ze wakker werd, kleedde Tété haar aan, nam haar mee naar buiten om een beetje met haar heen en weer te lopen over de patio, en installeerde haar daarna op de galerij, met Maurice in zijn wiegje naast haar. Van een afstand leek Eugenia, op de muskietennetten na waar zij en haar kind in gewikkeld zaten, een moeder als alle andere, die over de slaap van haar kind waakte. Maar die illusie verdween zodra je dichterbij kwam en de afwezige gezichtsuitdrukking van de vrouw zag. Een paar weken na de bevalling kreeg ze opnieuw een aanval en weigerde ze nog langer naar buiten te gaan, ervan overtuigd dat de slaven haar bespiedden om haar te vermoorden.
Ze bleef de hele dag in haar kamer, volkomen versuft door de laudanum of raaskallend in haar waanzin, zo verward dat ze zich nauwelijks nog realiseerde dat ze een kind had. Ze vroeg nooit hoe ze hem voedden en niemand vertelde haar dat Maurice de borst kreeg van een Afrikaanse vrouw; ze zou hebben gedacht dat ze het kind met de melk wilden vergiftigen. Valmorain had gehoopt dat het onverbiddelijke moederinstinct zijn vrouw weer bij haar verstand zou brengen, dat haar hart geraakt zou worden als door een windvlaag die haar vanbinnen schoon zou vegen, maar toen hij zag hoe ze de baby als een slappe pop door elkaar schudde om hem tot zwijgen te brengen, met het risico zijn nek te breken, begreep hij dat Maurice' eigen moeder de grootste bedreiging voor het kind vormde. Hij rukte haar de baby uit handen en kon zich niet meer inhouden: hij gaf haar zo'n harde klap in haar gezicht dat ze achterover op de grond viel. Hij had Eugenia nog nooit geslagen en stond zelf verbaasd over zijn gewelddadigheid. Tété hielp haar meesteres, die huilde zonder te begrijpen wat er aan de hand was, overeind, stopte haar in bed en liep weg om een kalmerend drankje te halen. Valmorain hield haar halverwege tegen en reikte haar het kind aan.
'Vanaf nu ben jij verantwoordelijk voor mijn zoon. Als er iets met hem gebeurt, zul je er duur voor betalen. Zorg dat Eugenia hem nooit meer aanraakt!' brulde hij.
'En wat moet ik doen als madame om haar kind vraagt?' vroeg Tété, terwijl ze de kleine Maurice tegen haar borst drukte.
'Het kan me niet schelen wat je doet! Maurice is mijn enige zoon en ik zal niet toestaan dat die idioot hem iets aandoet.'
Tété hield zich niet volledig aan die opdracht. Ze bracht het kind zo nu en dan even naar Eugenia, die hem dan heel even mocht vasthouden terwijl zij erbij bleef. De moeder zat onbeweeglijk met het bundeltje op haar schoot, dat ze met een verwonderde uitdrukking bekeek, maar haar verbazing veranderde snel in ongeduld. Dan gaf ze de baby terug aan Tété en zweefde haar aandacht weer naar iets anders.
Toen tante Rose op het idee kwam een pop in Maurice' dekentje te wikkelen en ze merkten dat de moeder het verschil niet eens opviel, bouwden ze die bezoekjes af tot ze niet meer nodig waren. Ze installeerden Maurice met zijn min in een andere kamer, en overdag bond Tété hem in een doek gewikkeld op haar rug, net als de vrouwen in Afrika. Als Valmorain in huis was, legde ze het kind in zijn wiegje in de kamer of op de galerij, zodat de vader hem kon zien. Tétés geur was het enige wat Maurice tijdens de eerste maanden van zijn leven herkende; de min moest een door Tété gedragen bloes aantrekken tijdens het voeden, anders weigerde het kind de borst.
De tweede week van juli, nog voor zonsopgang, wist Eugenia op blote voeten en in nachthemd te ontsnappen. Ze wankelde over de met kokospalmen omzoomde weg van het grote huis naar de rivier. Tété sloeg alarm en er werden onmiddellijk ploegen samengesteld om haar te zoeken, met de patrouilles die de plantage bewaakten. De bloedhonden leidden hen naar de rivier en daar stond ze, haar voeten vastgezogen in de modder, tot haar nek in het water. Niemand begreep hoe ze zo ver had kunnen komen, want ze was bang in het donker. 's Nachts was haar bezeten geschreeuw vaak tot in de hutten van de slaven te horen, die er kippenvel van kregen.
Valmorain was ervan overtuigd dat Tété haar niet genoeg druppeltjes uit het blauwe flesje had gegeven, want als ze voldoende verdoofd was geweest zou ze nooit zijn ontsnapt, en hij dreigde haar met de zweep, iets wat hij nooit eerder had gedaan. Ze leefde enkele dagen in angst dat die straf zou worden uitgevoerd, maar Valmorain gaf het bevel nooit.
Spoedig daarna sloot Eugenia zich volledig af voor de buitenwereld; alleen Tété liet ze nog toe, die 's nachts ineengerold naast haar op de grond sliep, klaar om haar meesteres te redden uit haar nachtmerries. Als Valmorain de slavin bij zich wilde, liet hij dat tijdens het diner met een gebaar weten. Zij wachtte dan tot de zieke vrouw sliep en liep vervolgens stilletjes door de gangen naar de grote slaapkamer, aan de andere kant van het huis. Tijdens zon gelegenheid was Eugenia in haar kamer wakker geworden en ontsnapt naar de rivier, en waarschijnlijk was dat de reden dat Valmorain Tété niet voor haar fout liet boeten. Die nachtelijke omhelzingen tussen de meester en de slavin, achter gesloten deuren en in het echtelijke bed dat jaren daarvoor door Violette Boisier was uitgekozen, hoorden alleen bij de nacht, bij daglicht werd erover gezwegen.

Na Eugenias tweede zelfmoordpoging - ditmaal stichtte ze een brand die het huis bijna in de as legde - was de situatie zo duidelijk dat ze zelfs de schijn niet meer probeerden op te houden. In de kolonie wist men dat madame Valmorain krankzinnig was en dat verbaasde maar weinigen want er werd al jaren gefluisterd dat de familie van die Spaanse knettergek was. Bovendien gebeurde het wel vaker dat blanke vrouwen die van elders kwamen in de kolonie in de war raakten. Hun mannen stuurden hen weg om in een ander klimaat te herstellen, en troostten zich met een assortiment meisjes in alle kleuren die het eiland bood. De creoolse vrouwen, daarentegen, floreerden in die decadente omgeving, waarin je je aan verleidingen kon overgeven zonder de consequenties te hoeven dragen.
Wat Eugenia betreft, voor haar was het te laat om haar ergens naartoe te sturen, behalve naar een krankzinnigengesticht, een mogelijkheid die Valmorain uit een gevoel van verantwoordelijkheid en trots nooit zou hebben overwogen: de vuile was hou je in huis. En zijn huis bevatte vele slaapkamers, een salon en een eetkamer, een kantoor en twee kelders, zodat er weken voorbij konden gaan zonder dat hij zijn vrouw zag. Haar vertrouwde hij toe aan Tété en zelf richtte hij zich op zijn zoon.
Valmorain had zich nooit kunnen voorstellen dat hij zo veel van een ander wezen kon houden, meer dan van alles wat hij ooit had bemind bij elkaar, meer dan van zichzelf. Geen enkel ander gevoel leek op de liefde die Maurice bij hem wekte. Hij kon uren naar hem kijken, hij stond er verbaasd over hoe vaak zijn gedachten bij dat kind waren; ooit was hij zelfs halverwege Le Cap omgedraaid en in vliegende galop teruggereden, overvallen door het gruwelijke voorgevoel dat zijn zoon iets vreselijks was overkomen. De opluchting die hem beving toen bleek dat er niets aan de hand was, was zo overstelpend dat hij in snikken uitbarstte. Hij ging met het kind in zijn armen in de luie stoel zitten, voelde het zoete gewicht van het hoofdje tegen zijn arm, zijn warme ademhaling in zijn hals, en snoof de geur op van zure melk en kinderzweet. Hij beefde bij de gedachte aan de ongelukken of ziektes die dit wezentje bedreigden. De helft van de kinderen in Saint-Domingue stierf voor het vijfde levensjaar en kinderen waren de eerste slachtoffers bij een epidemie, en dan rekende hij ongrijpbare gevaren als vervloekingen, waarmee hij niet helemaal oprecht altijd de spot dreef, niet eens mee, of een slavenopstand die de blanken tot de laatste uit zou roeien, zoals Eugenia jarenlang had voorspeld.