Zarité

Op dezelfde dag dat Gambo verdween, werd Rosette geboren. Zo was het. Rosette hielp me de angst te verdragen dat ze hem levend te pakken zouden krijgen en vulde de leegte die hij in mijn lichaam achterliet. Ik werd volledig in beslag genomen door mijn meisje. Gambo, rennend door het bos, achtervolgd door Cambrays honden, vulde maar een deel van mijn gedachten. Erzuli, loa, moeder, zorg voor dit meisje. Nog nooit had ik die vorm van liefde ervaren, want mijn eerste kind had ik niet aan de borst kunnen nemen; de meester had tante Rose gezegd dat ik hem helemaal niet mocht zien, dan zou de scheiding me minder zwaar vallen, maar zij heeft me mijn zoon even laten vasthouden voordat ze hem meenamen. Daarna, terwijl ze me waste, vertelde ze dat het een gezond, sterk kind was.
Met Rosette besefte ik pas echt wat ik had verloren. Als ze me haar ook afnamen, zou ik gek worden, net als doña Eugenia. Ik probeerde er niet aan te denken, want dan kunnen de dingen ook gebeuren, maar een slavin moet altijd leven met die onzekerheid. Wij kunnen onze kinderen niet beschermen of beloven dat we bij hen zullen blijven zolang ze ons nodig hebben; we raken hen veel te vroeg kwijt, daarom is het beter ze niet geboren te laten worden. Uiteindelijk heb ik mijn moeder kunnen vergeven. Zij wilde die kwelling niet doormaken.
Ik heb altijd geweten dat Gambo zonder mij zou vertrekken. In ons hoofd hadden we dat allebei geaccepteerd, maar in ons hart niet. Op zijn eentje zou Gambo zich in veiligheid kunnen brengen, als dat in zijn zétoile stond geschreven en de loa's het toestonden, maar alle loa's samen zouden nog niet kunnen voorkomen dat ze hem oppakten als ik met hem meeging.
Gambo legde zijn hand op mijn buik en voelde het kind bewegen, ervan overtuigd dat het van hem was en Honoré zou heten, naar de slaaf die mij had opgevoed in het huis van madame Delphine. Hij kon hem niet vernoemen naar zijn eigen vader, die bij de Doden en de Mysteriën was, maar Honoré was geen bloedverwant en daarom was het geen onvoorzichtigheid zijn naam te gebruiken. En het is een goede naam voor iemand die eer boven alles stelt, zelfs boven de liefde.
'Zonder vrijheid is er geen eer voor een krijger. Ga met me mee, Zarité.' Maar dat had ik met mijn dikke buik nooit gekund en ik kon doña Eugenia ook niet in de steek laten, die inmiddels niet meer was dan een pop in haar bed, en Maurice al helemaal niet: mijn zoon, die ik had beloofd dat ze ons nooit zouden scheiden.
Gambo wist niet of ik een jongen of een meisje had gekregen, want terwijl ik in de hut van tante Rose aan het persen was, snelde hij voort, als de wind. Hij had alles goed overdacht en was er tijdens de schemering vandoor gegaan, nog voor de bewakers er met de honden opuit gingen. Tante Mathilde sloeg de volgende dag pas om een uur of twaalf alarm, hoewel ze zijn afwezigheid al vroeg in de ochtend had opgemerkt, en dat gaf hem een paar uur voorsprong; tante Mathilde was Gambo's madrina. In Saint-Lazare, net als op andere plantages, wezen ze de slaven die vers uit Afrika kwamen toe aan een andere slaaf, die zo iemand moest leren gehoorzamen, een padrino, maar omdat Gambo in de keuken aan het werk werd gezet, hadden ze hem onder de hoede van tante Mathilde gesteld. Zij was al wat ouder, had haar eigen kinderen verloren en was van hem gaan houden, daarom hielp ze hem.
Prosper Cambray was met de Maréchaussée op pad, achter de slaven aan die kort daarvoor waren ontsnapt, hoewel hij eerder had verteld dat hij hen had gedood. Gambo ging precies de andere kant op en had juist die nacht gekozen omdat de loa's hem dat hadden aangegeven: zijn vlucht viel samen met Cambrays afwezigheid en met volle maan. Je kon 's nachts niet rennen als de maan geen licht gaf, had hij bedacht.
Mijn dochter kwam met haar ogen groot en open ter wereld, ze hadden dezelfde kleur als de mijne. Het duurde even voor ze ademhaalde, maar toen krijste ze zo hard dat het vlammetje van de kaars begon te trillen. Voor ze haar waste, legde tante Rose haar op mijn borst, ze zat nog met een dikke streng aan me vast. Ik noemde haar Rosette, naar tante Rose, die ik vroeg of ze haar grootmoeder wilde zijn, aangezien we verder geen familie hadden.
De volgende dag werd ze gedoopt door de meester, die wat water over haar voorhoofd gooide en wat katholieke gebeden prevelde, maar de zondag daarna organiseerde tante Rose een echte rada-ceremonie voor Rosette. De meester gaf toestemming voor een calenda en we mochten een paar geiten roosteren. Zo is het gegaan. Het was een hele eer, want op de plantage werd de geboorte van een slaaf nooit gevierd.
De vrouwen maakten eten klaar en de mannen legden vuren aan, en op de hounfort, de plaats waar tante Rose de ceremonies uitvoerde, ontstaken ze toortsen en bespeelden ze trommels. Mijn madrina tekende met maïsmeel in een dunne lijn een vévé, een religieus symbool, op de grond rond de paal die in het midden stond, de poteau-mitan. Daar kwamen de loa's naar beneden om bezit te nemen van verschillende aanwezigen, maar niet van mij. Tante Rose offerde een kip, eerst brak ze de vleugels en daarna rukte ze met haar tanden de kop eraf, zoals dat hoort. Toen bood ze Erzuli mijn dochter aan. Ik danste en danste op het geluid van de trommels, mijn borsten zwaar, mijn handen omhoog, mijn heupen gek, mijn benen gescheiden van mijn gedachten.
Aanvankelijk toonde de meester geen enkele belangstelling voor Rosette. Het ergerde hem als ze huilde of als ik me met haar bezighield, hij vond het ook niet goed dat ik haar op mijn rug droeg, zoals ik met Maurice had gedaan, ik moest haar in een kistje achterlaten als ik aan het werk was. De meester riep me ook al heel gauw weer naar zijn slaapkamer, omdat hij mijn borsten opwindend vond, ze waren dubbel zo groot geworden en je hoefde er maar naar te kijken of de melk spoot eruit. Pas veel later begon hij zich meer om Rosette te bekommeren omdat Maurice zo dol op haar was.
Toen Maurice net geboren was, paste hij in mijn ene hand, hij was nauwelijks meer dan een stil, bleek muisje, heel anders dan mijn dochter, die groot en luidruchtig was. Het had Maurice goed gedaan om zijn eerste maanden tegen me aan te liggen, net als de kinderen in Afrika die, zo is me verteld, de grond niet aanraken tot ze leren lopen, ze worden altijd gedragen. Dankzij mijn lichaamswarmte en zijn goede eetlust is hij gezond geworden en groeide hij over de ziektes heen waaraan zo veel andere kinderen bezwijken. Hij was slim, begreep alles en stelde vanaf zijn tweede jaar al vragen die zelfs zijn vader niet kon beantwoorden. Niemand heeft hem creools geleerd, maar hij sprak het net zo vlot als het Frans. De meester verbood hem met de slaven om te gaan, maar hij piepte ertussenuit om met de paar negerkindertjes van de plantage te spelen, en ik kon hem daar niet voor straffen want er is niets zo zielig als een kind dat alleen op moet groeien.
Vanaf het begin wierp Maurice zich op als Rosettes bewaker. Hij week niet van haar zijde, behalve als zijn vader hem meenam op zijn ronde over de plantage om hem zijn bezittingen te tonen. De meester had zich altijd tot het uiterste ingespannen voor die erfenis, daarom kwam het verraad van zijn zoon, jaren later, zo hard aan.
Maurice installeerde zich naast Rosettes kistje om daar urenlang met zijn blokken en zijn houten paardjes te spelen, hij huilde als zij huilde, trok gekke gezichten voor haar en lachte zich helemaal dood als ze reageerde. De meester had me verboden te zeggen dat Rosette zijn dochter was, wat hoe dan ook nooit in me zou zijn opgekomen, maar Maurice raadde het, of hij is erachter gekomen, want hij noemde haar zijn zusje. Zijn vader waste Maurice' mond uit met zeep, maar kon het hem niet afleren zoals hij hem wel de gewoonte had afgeleerd mij maman te noemen. Voor zijn echte moeder was hij bang, hij weigerde haar op te zoeken en noemde haar 'de zieke mevrouw'. Maurice had geleerd mij Tété te noemen, zoals iedereen, behalve de paar mensen die me vanbinnen kennen; zij noemen me Zarité.