Bloedband

Een uur later meldde Maurice zich onaangekondigd bij Tétés pension. Ze had hem zeven jaar niet gezien, maar die lange, ernstige jongeman, met zijn verwarde haren en zijn ronde brilletje was voor haar nog precies dezelfde als het jongetje dat ze had opgevoed. Maurice bezat nog dezelfde intensiteit en tederheid als toen hij klein was. Ze hielden elkaar vast in een lange omhelzing, zij keer op keer zijn naam stamelend, en hij 'maman, maman' fluisterend, het verboden woord. In het stoffige kamertje was het altijd halfdonker, en het kleine beetje licht dat door de blinden viel, onthulde haveloze meubels, een gerafeld tapijt en muren met vergeeld behang.
Rosette, die zo lang op Maurice had gewacht, groette hem niet; ze was sprakeloos van geluk, maar ook ongerust omdat hij zo mager was geworden, zo anders dan de knappe jongeman met wie ze twee weken eerder had gedanst. Zwijgend staarde ze naar haar moeder en Maurice, alsof het onverwachte bezoek van haar geliefde niets met haarzelf te maken had.
'Rosette en ik hebben altijd van elkaar gehouden, maman, dat weet u. Al sinds onze kindertijd zeggen we dat we met elkaar willen trouwen, herinnert u zich dat nog?' zei Maurice.
'Ja, jongen, dat weet ik nog. Maar het is zondig.'
'Ik heb u dat woord nog nooit horen gebruiken. Bent u katholiek geworden?'
'Mijn loa's zijn altijd bij me, Maurice, maar ik ga ook bij père Antoine naar de mis.'
'Hoe kan liefde zondig zijn? God heeft haar in ons geplant. Voor we geboren waren hielden we al van elkaar. Het is niet onze schuld dat we dezelfde vader hebben. Hij is degene die heeft gezondigd, niet wij.'
'Er zijn consequenties...' mompelde Tété.
'Dat weet ik wel. Iedereen doet zijn uiterste best me eraan te herinneren dat we abnormale kinderen kunnen krijgen. We zijn bereid dat risico te nemen, nietwaar Rosette?'
Het meisje gaf geen antwoord. Maurice liep naar haar toe en sloeg in een beschermend gebaar zijn arm om haar schouder.
'Wat moet er van jullie worden?' vroeg Tété beklemd.
'We zijn vrij en we zijn jong. We gaan naar Boston en als het ons daar niet bevalt, zoeken we een andere plek. Amerika is groot.'
'En de kleur? Ze zullen jullie nergens accepteren. Ze zeggen dat de haat in de vrije staten nog dieper is. Blanken en zwarten leven er gescheiden van elkaar en willen niets met elkaar te maken hebben.'
'Dat is waar, maar dat gaat veranderen, dat beloof ik u. Er zijn heel wat mensen die zich inspannen voor de afschaffing van de slavernij: filosofen, politici, priesters, iedereen die maar een greintje fatsoen bezit...'
'Dat zal ik niet meer meemaken, Maurice. Maar ik weet wel dat, al laten ze alle slaven vrij, er dan nog geen gelijkheid zal zijn.'
'Op den duur wel, maman. Het is als een sneeuwbal die begint te rollen, die groter wordt en aan snelheid wint, tot er niets meer is wat hem nog kan tegenhouden. Zo vinden de grote veranderingen in de geschiedenis plaats.'
"Van wie heb je dat, jongen?' vroeg Tété, die niet precies wist wat sneeuw was.
'Dat zegt mijn leraar, Harrison Cobb.'
Tété begreep dat het zinloos was te proberen hem te overtuigen, want de kaarten waren vijftien jaar geleden al geschud, toen Maurice zich voor de eerste keer over de pasgeboren Rosette had gebogen om haar gezichtje te kussen.
'Maak u geen zorgen, maman, wij redden het wel,' zei Maurice nogmaals. 'Maar we hebben uw zegen nodig, we willen er niet als een stel boeven tussenuit knijpen.'
'Mijn zegen hebben jullie, kinderen, maar dat is niet genoeg. Kom, we gaan père Antoine om raad vragen, hij weet alles over deze en over de andere wereld,' besloot Tété.
Ze wandelden in het februaribriesje naar het huis van de kapucijner priester, die er net de eerste ronde van zijn liefdeswerk op had zitten en even rust nam. Hij liet hen zonder enig teken van verbazing binnen, want hij verwachtte hen al sinds de eerste geruchten over de erfgenaam van Valmorain, die van plan was met een kwartbloed te trouwen, rond waren gaan zingen. Omdat hij altijd op de hoogte was van alles wat er in de stad gebeurde, dachten zijn parochianen dat de Heilige Geest hem die informatie influisterde. Hij bood hun zijn miswijn aan, bitter als gal.
'Wij willen trouwen, mon père,' kondigde Maurice aan.
'Maar er is dat kleine probleem van jullie ras, nietwaar?' zei de priester glimlachend.
'We weten dat de wet...' ging Maurice verder.
'Hebben jullie de zonde van het vlees begaan?' onderbrak père Antoine hem.
'Hoe kunt u dat nu denken, mon père! Ik geef u mijn woord dat Rosettes deugd en mijn eer ongeschonden zijn,' riep Maurice geschokt uit.
'Wat jammer, kinderen. Als Rosette haar maagdelijkheid was verloren en jij het begane kwaad zou willen goedmaken, was ik verplicht jullie te trouwen om jullie ziel te redden,' legde de heilige uit.
Toen sprak Rosette haar eerste woorden sinds het Cordon Bleubal: 'Dat kan vanavond nog geregeld worden, mon père. Doe maar alsof het al gebeurd is, en red onze ziel, alstublieft,' zei ze blozend en vastbesloten.
De heilige bezat een bewonderenswaardige flexibiliteit waarmee hij regels die hij onzinnig vond naar zijn hand zette en placht de wet te omzeilen met dezelfde kinderlijke onvoorzichtigheid waarmee hij de Kerk uitdaagde. Tot dan toe had geen enkele religieuze of burgerlijke autoriteit het gewaagd hem ter verantwoording te roepen. Hij pakte een scheermes uit een kist, bevochtigde het lemmet met de wijn uit zijn beker en zei de geliefden een mouw op te stropen en hem een arm voor te houden. Zonder te aarzelen maakte hij met de handigheid van iemand die dat vaker had gedaan, een klein sneetje in Maurice' pols. Maurice slaakte een kreet en likte aan het wondje; Rosette klemde haar lippen op elkaar en sloot haar ogen terwijl ze haar arm uitstak. Daarna pakte de priester hun armen en wreef Rosettes bloed in het wondje van Maurice.
'Bloed is altijd rood, zoals je ziet, maar als iemand je ernaar vraagt, Maurice, kun je zeggen dat je zwart bloed hebt. Dan is jullie huwelijk legaal,' legde de priester uit terwijl hij het mes met zijn mouw schoonmaakte en Tété haar zakdoek in tweeën scheurde om hun polsen te verbinden.
'Laten we naar de kerk gaan. We zullen zuster Lucie vragen om getuige te zijn bij deze trouwpartij,' zei père Antoine.
'Nog één ding, mon père.' Tété hield hem tegen. 'We hebben het probleem dat ze halfbroer en -zus zijn nog niet opgelost.'
'Mijn kind, wat zeg je nu!' riep de heilige uit.
'U kent Rosettes achtergrond, mon père, ik heb u verteld dat monsieur Valmorain haar vader is. Maar u weet toch dat hij ook Maurice' vader is?'
'Dat was ik even vergeten. Mijn geheugen laat me in de steek.' Père Antoine zakte verslagen op een stoel neer. 'Dan kan ik deze kinderen niet trouwen, Tété. Het is één ding om de menselijke wet te belazeren, want die is vaak onzinnig, maar de wetten van God zijn iets anders...'
Somber verlieten ze het huisje van père Antoine. Rosette had moeite haar tranen te bedwingen en Maurice, die ook van streek was, sloeg een arm om haar middel.
'Ik zou jullie zo graag willen helpen, kinderen! Maar het ligt niet in mijn macht. Niemand op deze aarde kan jullie trouwen, niemand op deze aarde', had de heilige ter afscheid bedroefd gezegd.
Terwijl de geliefden zich ontroostbaar voortsleepten, liep Tété twee passen achter hen, piekerend over de nadruk waarmee père Antoine die laatste zin had uitgesproken. Misschien was dat helemaal niet zo, misschien had zij zich vergist vanwege het merkwaardige accent waarmee de heilige Spanjaard Frans sprak, maar de zin leek haar gezocht, en ze hoorde hem opnieuw en opnieuw, als een echo van het geluid van haar blote voeten op de keien van het plein, net zo vaak tot ze de sleutel gevonden dacht te hebben. Ze veranderde van richting en zette koers naar Chez Fleur.
Het was bijna een uur lopen, en toen ze bij de onopvallende deur van het speelhuis aankwamen, zagen ze een lange rij sjouwers met voorraden, in de gaten gehouden door Fleur Hirondelle die elke baal in haar boekhoudschrift noteerde. De vrouw heette hen als altijd hartelijk welkom, maar had verder geen tijd en wees hen naar binnen te gaan. Maurice realiseerde zich dat het een plek van een twijfelachtige reputatie was en het trof hem dat zijn maman, die zich altijd zo druk maakte om fatsoen, hier rondliep alsof het haar eigen huis was. Op dat tijdstip, in het onbarmhartige daglicht, met lege tafels, zonder klanten, cocottes of muzikanten, zonder rook, lawaai en de geur van parfum en drank, straalde de ruimte de sfeer uit van een armzalig theatertje.
'Wat doen we hier?' vroeg Maurice met een grafstem.
'Wachten tot het lot een andere wending neemt, mijn kind,' zei Tété.
Even later verscheen Zacharie, in werkkleren en met smerige handen, verrast door het bezoek. Hij was sinds hij het slachtoffer was geworden van een overval, niet meer de prachtige man van weleer, zijn gezicht was net een carnavalsmasker. Het was nacht geweest toen hij vanuit een hinderlaag was overvallen. Hij had de mannen die zich met knuppels op hem hadden gestort niet kunnen zien, maar omdat ze zijn geld en de wandelstok met de ivoren knop niet hadden gestolen, wist hij dat het geen bandieten uit El Pantano waren. Tété had hem meer dan eens gewaarschuwd dat zijn elegantie en de manier waarop hij met geld strooide aanstootgevend was voor sommige blanken. Ze hadden hem langs de weg gevonden, in een geul geschoven, in elkaar geslagen, zijn gezicht één grote wond. Dokter Parmentier had zijn uiterste best gedaan, zijn botten weten te zetten en één oog kunnen redden, en Tété had Zacharie door een slangetje gevoed tot hij weer kon kauwen. Die vreselijke ervaring had zijn hooghartige houding niet aangetast, maar hij was sindsdien wel voorzichtiger geworden en altijd gewapend.
'Wat kan ik jullie aanbieden? Rum? Vruchtensap voor de jongedame?' Zacharie glimlachte zijn nieuwe, verwrongen glimlach.
'Een kapitein is als een koning, hij kan op zijn schip doen wat hij wil, zelfs iemand ophangen. Klopt dat?' vroeg Tété.
'Alleen als hij vaart,' legde Zacharie uit, zijn gezicht met een lap afvegend.
'Ken jij een kapitein?'
'Verschillende. Hier in de buurt doen Fleur Hirondelle en ik bijvoorbeeld zaken met Romeiro Toledano, een Portugees die een schoener bezit.'
'Wat voor zaken, Zacharie?'
'Laten we het houden op import en transport.'
'Je hebt me nooit iets over die Toledano verteld. Is hij te vertrouwen?'
'Dat hangt ervan af. Met sommige dingen wel, met andere niet.'
'Waar kan ik met hem praten?'
'Op dit moment ligt zijn schoener in de haven, maar hij komt vanavond vast een borrel halen en een gokje wagen. Maar wat wil je van hem?'
'Ik heb een kapitein nodig die bereid is Maurice en Rosette te trouwen,' beval Tété, tot stomme verbazing van de twee belanghebbenden.
'Waarom vraag je dat aan mij, Zarité?'
'Omdat niemand anders het zou doen, Zacharie. En het moet meteen gebeuren, want het schip dat Maurice naar Boston brengt vertrekt overmorgen.'
'Het schip ligt in de haven, Tété, en daar hebben de autoriteiten van het vasteland het voor het zeggen.'
'Kun jij die Toledano vragen de trossen los te gooien, zijn schip een paar mijl de zee op te varen en deze kinderen te trouwen?'
En zo kwam het dat vier uur later, aan boord van een gehavende schoener onder Spaanse vlag, Rosette Sedella en Maurice Valmorain in de echt werden verbonden door kapitein Romeiro Toledano, een mannetje dat nog geen zeven span mat, maar de handicap van die geringe lengte compenseerde met een zwarte baard die zijn ogen nauwelijks zichtbaar liet. Zacharie, in gala maar nog met smerige nagels, en Fleur Hirondelle, die voor de gelegenheid een zijden kazak had aangetrokken en een ketting van berentanden droeg, waren de getuigen. Terwijl Zarité haar tranen wegveegde, deed Maurice de gouden ketting van zijn moeder die hij altijd had gedragen af en hing die om Rosettes hals.
Fleur Hirondelle deelde glazen champagne rond en Zacharie bracht een heildronk uit op 'dat paar dat de toekomst symboliseert, als de rassen zich vermengd zullen hebben en alle menselijke wezens vrij zijn en voor de wet gelijk'. Maurice, die diezelfde woorden zo vaak van zijn leraar Cobb had gehoord en nog heel gevoelig was na zijn tyfusaanval, slaakte een lange, diepe snik.