Zarité

De aangegeven dag ging ik bij de deur van de rechtbank staan om de rechter op te wachten. De aankondiging hing nog aan de muur, zoals ik elke middag van die veertig dagen had gezien wanneer ik, doodzenuwachtig en met een gelukbrengende gris-gris in mijn hand, kwam kijken of iemand bezwaar had aangetekend. Madame Hortense kon het tegenhouden, dat was heel makkelijk voor haar; ze hoefde me alleen maar te beschuldigen van losbandig gedrag of een kwaadaardig karakter, maar het zag ernaar uit dat ze zich niet tegen haar man durfde te verzetten; monsieur Valmorain had een hekel aan praatjes.
Ik had in die dagen de tijd om na te denken en werd besprongen door twijfels. Ik hoorde Célestines waarschuwingen en de dreigementen van de meesters in mijn hoofd: vrijheid betekende dat ik niet op hulp kon rekenen, dat ik geen bescherming zou krijgen, geen veiligheid. Als ik geen werk vond of ziek werd, zou ik net zo eindigen als de bedelaars die bij de ursulinen in de rij stonden voor eten. En Rosette?
'Rustig, Tété, vertrouw op God, die ons nooit in de steek laat,' troostte père Antoine me.
Er was niemand naar de rechtbank gekomen om bezwaar aan te tekenen, en op 30 november 1800 bevestigde de rechter mijn vrijheid en was Rosette mijn eigendom. Alleen père Antoine was erbij, want don Sancho en dokter Parmentier, die ook beloofd hadden te komen, waren het vergeten. De rechter vroeg me onder welke naam ik me wilde inschrijven, en de heilige gaf me toestemming de zijne te gebruiken. Zarité Sedella, dertig jaar, mulattin, vrij. Rosette, elf jaar, kwartbloed, slavin, eigendom van Zarité Sedella. Dat stond op het papier dat père Antoine me woord voor woord voorlas voor hij me zijn zegen gaf en me daarna stevig omhelsde. Zo ging het.
De heilige vertrok meteen weer om voor zijn nooddruftigen te zorgen en ik ging op het Place d'Armes op een bankje zitten huilen van opluchting. Ik weet niet hoe lang ik daar heb gezeten, maar het was een lange huilbui want de zon had zich aan de hemel verplaatst toen mijn gezicht droog werd in de schaduw. Toen voelde ik dat iemand mijn schouder aanraakte en een stem die ik onmiddellijk herkende, zei me gedag.
'Eindelijk bent u tot rust gekomen, mademoiselle Zarité! Ik dacht dat u zou smelten van al die tranen.'
Het was Zacharie, die op een ander bankje naar me had zitten kijken, zonder enige haast. Hij was de knapste man van de wereld, maar dat had ik vroeger nooit gezien omdat ik blind was van liefde voor Gambo. Toen hij in zijn prachtige livrei voor de intendant van Le Cap werkte was hij al een indrukwekkende figuur geweest, maar nu op het plein, met zijn mosgroene zijden vest, een batisten hemd, laarzen met bewerkte gespen en verschillende gouden ringen, zag hij er nog beter uit.
'Monsieur Zacharie! Bent u het werkelijk?' Hij was net een droom, heel gedistingeerd, met wat plukjes grijs haar langs zijn slapen en een smalle stok met een ivoren knop.
Hij kwam naast me zitten en stelde voor elkaar gezien onze oude vriendschap voortaan te tutoyeren. Hij vertelde dat, toen in Saint-Domingue het einde van de slavernij was aangekondigd, hij in allerijl aan boord was gegaan van een Amerikaanse schoener die hem naar New York had gebracht, waar hij helemaal niemand kende, het ijskoud had en geen woord verstond van het brabbeltaaltje dat de mensen daar spraken, zoals hij zelf zei. Hij wist dat de meeste vluchtelingen uit Saint-Domingue zich in New Orleans hadden gevestigd en daarom was hij hier nu ook. Het ging hem heel goed. Een paar dagen eerder had hij toevallig de aankondiging van mijn vrijlating aan de muur van het gerechtsgebouw zien hangen en had navraag gedaan, en toen hij zeker wist dat het om dezelfde Zarité ging die hij kende - de slavin van monsieur Toulouse Valmorain had hij besloten er op de aangegeven datum ook te zijn, aangezien zijn schip dan in New Orleans voor anker zou liggen. Hij had me met père Antoine het gerechtsgebouw binnen zien gaan, had op me gewacht op het Place d'Armes en was daarna zo fijngevoelig geweest me uit te laten huilen voor hij me was komen begroeten.
'Ik heb dertig jaar op dit moment gewacht en nu het eenmaal zover is, zit ik te huilen in plaats van te gaan dansen,' zei ik beschaamd.
'Je zult nog tijd genoeg hebben om te dansen, Zarité. Laten we het vanavond nog gaan vieren,' bood hij aan.
'Maar ik heb niets om aan te trekken!'
'Dan zal ik een jurk voor je moeten kopen. Dat is wel het minste wat je verdient op deze dag, de belangrijkste van je leven.'
'Ben je rijk, Zacharie?'
'Ik ben arm, maar ik leef als een rijke. Dat is verstandiger dan rijk zijn en leven als een arme,' zei hij lachend. 'Als ik sterf zullen mijn vrienden een collecte moeten houden om mijn begrafenis te betalen, maar mijn grafschrift, in gouden letters, zal luiden: "Hier rust Zacharie, de rijkste neger van de Mississippi". Ik heb het al in de grafsteen laten beitelen die ik onder mijn bed bewaar.'
'Dat wil madame Violette Boisier ook, een indrukwekkende graftombe.'
'Het is het enige wat blijvend is, Zarité. Over honderd jaar kunnen de bezoekers van het kerkhof nog steeds de graftomben van Violette en Zacharie bewonderen en zich voorstellen hoe goed ons leven moet zijn geweest.'
Hij liep met me mee naar huis. Halverwege kwamen ons twee blanke mannen tegemoet, bijna net zo goed gekleed als Zacharie, die hem met een spottende uitdrukking van boven tot onder opnamen. Een van hen spuwde op de grond, vlak naast Zacharies voeten, maar hij merkte het niet of gaf er de voorkeur aan niet te reageren.
Hij hoefde geen jurk voor me te kopen, want madame Violette stond er op me mooi te maken voor het eerste afspraakje van mijn leven. Samen met Loula deed ze me in bad, ze masseerden me met amandelcrème, vijlden mijn nagels en verzorgden mijn voeten zo goed en zo kwaad als dat ging, maar het eelt van zoveel jaren blootsvoets lopen konden ze niet verdoezelen. Toen ik in de spiegel keek nadat madame me had opgemaakt, zag ik niet mijn bekladderde gezicht, maar een Zarité Sedella die haast knap te noemen was. Madame leende me een mousselinen jurk van haarzelf, in empirestijl, met een cape in dezelfde perzikkleur en knoopte een zijden tignon op de manier waarop zij die droeg. Ze leende me ook haar tafzijden schoentjes en haar grote gouden oorringen die, naast de ring met de gebroken opaal die ze nooit afdoet, haar enige juwelen zijn.
Omdat Zacharie me met een huurkoets kwam halen, hoefde ik niet op slippers te gaan en de schoenen in een tas mee te dragen, zoals iedereen doet om te voorkomen dat schoenen op straat vies worden. Ik veronderstel dat Violette, Loula, en de buren die nieuwsgierig kwamen kijken, zich afvroegen waarom een heer als hij zijn tijd verdeed met zo'n onbeduidend persoontje als ik.
Zacharie bracht twee gardenia's voor me mee die Loula in mijn decolleté stak, en we gingen naar de opera. Die avond werd er werk van de componist Saint-Georges gespeeld, de zoon van een plantagehouder uit Guadeloupe en diens Afrikaanse slavin. Koning Lodewijk xv1 had hem benoemd tot dirigent van een beroemd Parijs orkest, maar dat duurde niet lang omdat de diva's en tenoren weigerden onder zijn leiding te zingen. Zo vertelde Zacharie me dat. Misschien was geen van de blanken in het publiek, dat zo hard applaudisseerde, ervan op de hoogte dat de muziek door een mulat was geschreven.
Wij hadden de beste plaatsen in het gedeelte dat voor kleurlingen was gereserveerd: boven, in het midden. De dikke lucht in het theater rook naar alcohol, zweet en tabak, maar het enige wat ik rook waren mijn gardenia's. Op het schellinkje zaten verschillende kaintucks die de voorstelling keer op keer met spottend geschreeuw onderbraken, tot ze hardhandig werden verwijderd en de muziek kon worden voortgezet.
Daarna gingen we naar de Salon Orléans, waar walsen, quadrilles en polka's werden gespeeld, dezelfde dansen die Maurice en Rosette hadden geleerd onder dreiging van het rietje. Zacharie leidde, zonder op mijn voeten te trappen of tegen andere dansparen op te botsen; we moesten op de dansvloer bepaalde passen uitvoeren zonder met je armen te zwaaien of je achterwerk te schudden. Er waren enkele blanke mannen, maar ik zag geen enkele blanke vrouw, en Zacharie was het zwartst van iedereen, op de musici en de obers na, en ook het knapst. Hij torende boven iedereen uit, danste alsof hij zweefde en als hij lachte zag je zijn perfecte tanden.
We bleven een halfuur, maar toen Zacharie in de gaten had dat ik me er niet thuis voelde, vertrokken we weer. Het eerste wat ik deed toen we in de koets stapten, was mijn schoenen uittrekken.
We eindigden in de buurt van de rivier, in een bescheiden straatje buiten het centrum. Het viel me op dat tegenover het huis een aantal zwarte lakeien stond, alsof ze daar al heel lang wachtten. We hielden stil voor een met klimop begroeide muur, slecht verlicht door een straatlantaarn. Er stond ook een met twee pistolen bewapende blanke op wacht door wie Zacharie heel beleefd werd begroet. We kwamen op een patio waar een stuk of zes gezadelde paarden stonden en er klonk een orkest. Het huis, niet zichtbaar vanaf de straat, was tamelijk groot maar nogal eenvoudig, met voor de ramen dikke gordijnen die het interieur aan het zicht onttrokken.
'Welkom in Chez Fleur, het beroemdste speelhuis van New Orleans,' zei Zacharie met een gebaar naar het huis.
Zacharie leidde me naar een ruime salon. In de dichte sigarenrook zag ik blanke en gekleurde mannen, sommige achter de speeltafels, andere die wat dronken en weer andere die met gedecolleteerde vrouwen dansten. Iemand reikte ons een glas champagne aan. We schoten niet erg op, want ze hielden Zacharie bij elke stap aan om hem te begroeten.
Ineens ontstond er ruzie in een groepje spelers, en Zacharie maakte aanstalten tussenbeide te komen, maar iemand was hem voor: een enorme kerel op houthakkerslaarzen, met een bos haren zo hard als ijzerdraad en een sigaar tussen zijn tanden, die met een paar fikse klappen het tumult tot bedaren bracht. Twee minuten later zaten de mannen weer met hun kaarten in de hand grappen te maken, alsof ze nooit een mep hadden gekregen. Zacharie stelde me voor aan degene die de orde had hersteld; ik dacht dat het een man met borsten was, maar het bleek een vrouw met haren op haar gezicht en een romantische bloemen- en vogelnaam die niet bij haar uiterlijk paste: Fleur Hirondelle.
Zacharie vertelde dat ze het speelhuis hadden kunnen kopen met het geld dat hij al die jaren voor zijn vrijlating in Saint-Domingue had gespaard, en met een lening van de bank waarvoor zijn compagnon Fleur Hirondelle had gezorgd. Het verkeerde in een vervallen staat, maar ze hadden het opgeknapt en nu was het voorzien van alle gemakken, van enige luxe zelfs. En ze hadden geen problemen met de autoriteiten omdat ze een deel van hun budget voor steekpenningen bestemden. Ze verkochten drank en eten, twee orkestjes zorgden voor vrolijke muziek en de meest opvallende nachtvlinders van Louisiana boden hier hun diensten aan; ze waren niet in dienst van het huis maar werkten voor zichzelf. Chez Fleur was geen bordeel - daarvan waren er al genoeg in de stad. Aan de tafels werd verloren en gewonnen, er gingen enorme bedragen om, maar het grootste deel van het geld bleef in het speelhuis achter. Chez Fleur was een lucratieve zaak, hoewel ze nog steeds moesten afbetalen aan de bank en veel kosten hadden.
'Het is mijn droom om meer van dergelijke speelhuizen te openen, Zarité. En natuurlijk heb ik dan blanke compagnons nodig, zoals Fleur Hirondelle, om aan geld te komen.'
'Is zij blank? Ze lijkt wel een indiaan.'
'Volbloed Française, maar geblakerd door de zon.'
'Je hebt geluk gehad met haar, Zacharie. Een compagnon is niet praktisch, je kunt beter iemand betalen om zijn naam te mogen gebruiken. Zo pakt madame Violette het aan om onder de wet uit te komen. Don Sancho staat borg voor haar, maar ze laat hem niet in haar zaken snuffelen.'
In Chez Fleur werd op mijn manier gedanst en de nacht vloog voorbij. Toen Zacharie me naar huis terugbracht werd het al licht. Hij moest me ondersteunen, want mijn hoofd tolde van geluk en van de champagne, die ik nooit eerder had gedronken. Erzuli, loa van de liefde, zorg dat ik niet verliefd word op deze man want dat kan alleen maar verdriet brengen, smeekte ik die nacht, toen ik bedacht hoe de vrouwen in de Salon Orléans naar hem hadden gekeken en hoe ze zich in Chez Fleur aan hem aanboden.
Vanuit het raampje van de koets zagen we père Antoine, die op weg was naar de kerk na een nacht vol goede werken, sloffend op zijn sandalen. Hij was uitgeput en we hielden stil om hem een lift te geven, hoewel ik me voor mijn decolleté schaamde en voor de alcohol die je in mijn adem kon ruiken.
'Ik zie dat je de eerste dag van je vrijheid groots hebt gevierd, mijn kind. Als iemand een beetje vreugde verdiend heeft, ben jij het wel,' was alles wat hij zei voor hij me zegende.
Zoals Zacharie me had beloofd, was het een gelukkige dag. Zo herinner ik het me.