Zarité

Toen ik vanaf de boot New Orleans zag opdoemen, als een afnemende maan, zwevend boven zee, wit en helder, wist ik dat ik nooit meer naar Saint-Domingue terug zou keren. Soms heb ik dat soort voorgevoelens en die onthoud ik altijd goed, zodat ik voorbereid ben wanneer ze uitkomen. Het verdriet Gambo kwijt te zijn stak als een lans in mijn borst. In de haven werden we opgewacht door don Sancho, de broer van doña Eugenia, die enkele dagen eerder was aangekomen en al een huis had gevonden waar we gingen wonen. Op straat rook het naar jasmijn, niet naar rook en as, zoals in Le Cap toen het in brand werd gestoken door de opstandelingen, die daarna weer vertrokken om hun revolutie elders voort te zetten.
De eerste week in New Orleans deed ik al het werk in mijn eentje, soms bijgestaan door een slaaf die ons door kennissen van don Sancho was uitgeleend, maar later kochten de meester en zijn zwager hun eigen bedienden. Voor Maurice vonden ze een leraar, Gaspard Sévérin, net als wij gevlucht uit Saint-Domingue, maar arm. De vluchtelingen druppelden binnen, eerst de mannen om zo goed en kwaad als het ging kwartier te maken, later de vrouwen en kinderen. Sommigen hadden hun gekleurde gezin en slaven meegenomen. Ze waren intussen al met duizenden en de inwoners van Louisiana moesten niets van hen hebben.
Die leraar keurde slavernij af, volgens mij was hij een van die abolitionisten aan wie monsieur Valmorain zo'n hekel had. Hij was zevenentwintig, woonde in een negerpension, droeg altijd hetzelfde pak en zijn handen beefden door alle angsten die hij in Saint-Domingue had uitgestaan. Soms, als de meester er niet was, waste ik zijn hemd voor hem en verwijderde de vlekken uit zijn kazak, maar ik kreeg die geur van angst er nooit helemaal uit. Ik stopte hem ook eten toe, heimelijk, om hem niet in verlegenheid te brengen. Hij nam het aan alsof hij mij een dienst bewees, maar hij was dankbaar en liet Rosette daarom aan de lessen meedoen. Ik had de meester gesmeekt om haar te laten leren en hoewel het eigenlijk verboden is om slaven te onderwijzen gaf hij uiteindelijk toe, want hij had zo zijn plannen met haar: hij wilde dat ze later, als hij oud was, voor hem zou zorgen en hem zou voorlezen als zijn ogen hem in de steek lieten. Was hij vergeten dat hij had beloofd ons vrij te laten? Rosette wist niet dat de meester haar vader was, maar ze was evengoed dol op hem en ik veronderstel dat hij op zijn manier ook van haar hield, want mijn dochter wist iedereen om haar vinger te winden. Rosette was een geboren verleidster. Ze hield ervan zichzelf in de spiegel te bewonderen - een gevaarlijke gewoonte.
Er waren indertijd heel wat gekleurde vrije mensen in New Orleans, want onder de Spaanse regering was het niet moeilijk de vrijheid te verkrijgen of te kopen; de Amerikanen hadden ons nog niet hun wetten opgelegd. Ik was het grootste deel van de tijd in de stad om voor het huis te zorgen, en voor Maurice; de jongen moest studeren terwijl de meester op de plantage bleef. Elke zondag werd op het Place Congo, slechts een paar blokken van ons huis vandaan, een bambousse gehouden, en daar ging ik altijd naartoe. Die bambousses leken op de calenda's in Saint-Domingue, er waren trommels en er werd gedanst, maar zonder ceremonies voor de loa's want in die tijd was iedereen in Louisiana katholiek. Tegenwoordig zijn veel mensen baptist, omdat ze dan in de kerk kunnen dansen en zingen en ze het fijn vinden om Jezus op die manier te aanbidden, en is de voodoo in opkomst, door de slaven meegenomen uit Saint-Domingue maar zo vermengd met het geloof van de christenen dat ik moeite heb het te herkennen.
Op het Place Congo dansten we van 's middags tot in de nacht. De blanken die kwamen kijken spraken er schande van, want om ze slechte gedachten te bezorgen schudden we razendsnel met onze billen en om ze de ogen uit te steken schuurden we tegen elkaar aan alsof we verliefd waren.
's Morgens kocht ik water en brandhout dat met een kar huis aan huis werd bezorgd, daarna deed ik inkopen. De Marché Français bestond pas een paar jaar, maar besloeg toch al verschillende blokken en was na de dijk de meest geliefde plek om mensen te ontmoeten. Dat is nu nog zo. En ze verkopen er nog steeds van alles en nog wat, van etenswaren tot sieraden, en ook de waarzeggers, de magiërs en de kruidendokters zijn er nog te vinden. Natuurlijk zijn er kwakzalvers onder hen, die gekleurde watertjes aanbieden en een sarsaparilladrankje tegen onvruchtbaarheid, barensweeën, reumatische koortsen, bloedbraken, vermoeidheid van het hart, broze botten en bijna alle andere ongemakken van het menselijk lichaam. Ik geloof niet in dat drankje. Als het zo wonderbaarlijk was, zou tante Rose het wel hebben gebruikt, maar zij liet de wortels van die planten ongemoeid, hoewel er in de omgeving van Saint-Lazare genoeg te vinden waren.
Op de markt raakte ik bevriend met andere slaven en zo leerde ik de gewoonten van Louisiana kennen. Net als in Saint-Domingue hebben veel gekleurde vrije mensen onderwijs genoten en verdienen ze de kost met hun beroep en hun zaken. Sommigen bezitten zelfs plantages. Er wordt verteld dat zij hun slaven wreder behandelen dan de blanken, maar dat heb ik niet zelf gezien. Zo hebben ze me dat verteld. Op de markt zie je blanke en gekleurde dames met hun dienstmeiden die de manden dragen. De dames hebben handschoenen aan en dragen niets, behalve een met pailletten geborduurd zakje met geld. De wet schrijft voor dat mulattinnen bescheiden gekleed dienen te gaan om de blanke dames niet te provoceren, maar thuis hebben ze zijden japonnen en juwelen, die ze voor de avonden bewaren. De heren dragen een halsdoek, een wollen pantalon, hoge laarzen, handschoenen van geitenlamsleer en een hoed van konijnenbont. Volgens don Sancho waren de kwartbloeden van New Orleans de mooiste vrouwen ter wereld.
'Zo zou jij er ook uit kunnen zien, Tété. Kijk toch eens hoe ze lopen, licht, met wiegende heupen, hun hoofd rechtop, hun achterwerk omhoog en hun borst vooruit. Als volbloedmerries. Geen blanke vrouw kan zich op die manier bewegen,' zei hij tegen me.
Zoals die vrouwen zal ik nooit worden, maar Rosette misschien wel. Hoe moest het verder met mijn dochter?
Diezelfde vraag stelde de meester me toen ik weer over mijn vrijheid begon. 'Wil je dat je dochter in ellende leeft? Een slaaf mag voor zijn dertigste niet vrijgelaten worden en je komt er nog zes te kort. Val me dus niet meer lastig met die flauwekul.'
Zes jaar! Ik wist niets van die wet. Voor mij was het een eeuwigheid, maar het zou Rosette de tijd geven om onder de bescherming van haar vader op te groeien.