Straf
Valmorain liet Tété weten dat
ze over twee dagen met een Amerikaanse schoener zouden vertrekken,
en gaf haar geld om de familie in nieuwe kleren te
steken.
'Is er iets?'
vroeg hij toen hij zag dat de vrouw geen aanstalten maakte om de
zak geld aan te pakken.
'Het spijt me, monsieur, maar... ik wil daar niet heen,'
stamelde zij.
'Wat
zeg je nu, idioot? Doe wat ik zeg en hou je mond!'
'Is mijn vrijheidspapier daar
ook geldig?' durfde Tété te vragen.
'Aha, is het dat? Natuurlijk
is het daar geldig, het is overal geldig. Mijn handtekening staat
eronder, mijn zegel. Het is geldig tot in China.'
'Louisiana ligt heel ver weg
van Saint-Domingue, nietwaar?' drong Tété aan.
'We gaan niet terug naar
Saint-Domingue, als je dat soms dacht. Is wat ons daar allemaal is
overkomen nog niet ellendig genoeg? Je bent nog erger dan ik
dacht!' riep Valmorain geërgerd uit.
Somber begon Tété de reis voor
te bereiden. De houten pop die de slaaf Honoré voor haar had
gesneden toen ze klein was, was in Saint-Lazare achtergebleven, en
nu miste ze haar gelukbrengende fetisj.
'Zal ik Gambo ooit terugzien,
Erzuli? We gaan nog verder weg, er komt nog meer water tussen ons
in.'
Na de siësta wachtte ze tot
de zeebries wat koelte bracht en toen nam ze de kinderen mee om
inkopen te doen. Op bevel van de meester, die Maurice niet wilde
zien spelen met een sjofel meisje, zorgde ze er altijd voor dat de
kinderen er even netjes uitzagen, en op het eerste gezicht leken
het twee rijke kindertjes met hun kindermeisje.
Sancho had voorgesteld dat ze
zich voorlopig in New Orleans zouden vestigen, want de nieuwe
plantage lag maar op een dag reizen van de stad. De grond bezaten
ze al, maar verder ontbrak alles: molens, machines, gereedschap,
slaven, onderkomens en het grote huis. Ze moesten de grond
ontginnen en inplanten, het zou nog een aantal jaren duren voor ze
konden produceren, maar dankzij Valmorains reserves hoefden ze geen
armoede te leiden. Zoals Sancho altijd zei: met geld koop je geen
geluk, maar verder bijna alles.
Ze wilden er bij hun aankomst
in New Orleans niet uitzien als armoedzaaiers, alsof ze elders
ergens aan waren ontsnapt; ze kwamen als investeerders, niet als
vluchtelingen. Ze waren uit Le Cap vertrokken met niet meer dan wat
ze aan hun lijf hadden en in Cuba hadden ze alleen het
hoogstnoodzakelijke aangeschaft, maar voor ze de reis naar New
Orleans ondernamen moesten een complete uitzet, hutkoffers en
tassen worden aangeschaft.
'Alles van de beste kwaliteit, Tété. En ook een paar jurken
voor jezelf, ik wil niet dat je eruitziet als een bedelaarster. En
doe iets aan je voeten!' beval Valmorain, maar de enige bottines
die Tété bezat waren een kwelling. In de comptoirs, de grote
winkels in het centrum, kocht ze alles wat ze nodig hadden, na veel
afdingen, zoals ze in Saint-Domingue gewend was; ze ging ervan uit
dat dit in Cuba ook wel de gewoonte zou zijn. Op straat werd Spaans
gesproken en hoewel ze iets van die taal van Eugenia had geleerd,
verstond ze het glibberige, zangerige Cubaanse accent niet, het was
heel anders dan het harde, klankrijke Castiliaans van haar
overleden meesteres. Op een gewone markt was ze niet in staat
geweest af te dingen, maar in de comptoirs werd ook Frans
gesproken.
Toen ze
klaar was liet ze de inkopen naar het hotel sturen, zoals haar
meester haar had opgedragen. De kinderen hadden honger en zelf was
ze moe, maar toen ze buiten kwamen hoorde ze trommels en ze kon de
roep niet weerstaan. Via allerlei steegjes kwamen ze uiteindelijk
op een klein plein terecht waar een menigte gekleurde mensen in
vervoering aan het dansen was op de muziek van een orkestje. Het
was lang geleden dat Tété op een calenda de vulkanische impuls van
de dans had gevoeld, ze had op de plantage meer dan een jaar in
angst geleefd, gekweld door het geschreeuw van de veroordeelden in
Le Cap, en daarna waren ze gevlucht, had ze afscheid moeten nemen,
was het wachten begonnen.
Het ritme van de muziek nam bezit van haar, stroomde van
haar blote voetzolen naar de knoop van haar tignon, haar hele
lichaam raakte bezeten door de trommels en net zo vervuld van
vreugde als wanneer ze de liefde met Gambo bedreef. Ze liet de
kinderen los en voegde zich bij de dansers: de slaaf die danst is
vrij... zolang hij danst, had Honoré haar geleerd. Maar zij was
geen slaaf meer, ze was vrij, ze had alleen nog de handtekening van
de rechter nodig. Vrij! Vrij! En laten we bewegen, de voeten aan de
grond vast, benen en heupen op en neer bewegend, uitdagend draaien
met de billen, armen als meeuwenvleugels, schuddende borsten, laten
we nergens aan denken. Rosettes Afrikaanse bloed reageerde ook op
de heftig dwingende roep van de muziek. Het driejarige meisje
sprong midden tussen de dansers, vibrerend met hetzelfde genot en
dezelfde overgave als haar moeder. Maurice, daarentegen, trok zich
terug tot hij met zijn rug tegen een muur stond. Hij was op de
habitation Saint-Lazare een paar keer bij een calenda aanwezig
geweest, als toeschouwer, veilig aan de hand van zijn vader, maar
daar op dat onbekende plein was hij alleen, werd hij opgezogen door
een uitzinnige mensenmassa, in de war door het geluid van de
trommels, vergeten door Tété, zijn Tété, die was veranderd in een
wervelwind van rokken en armen; ook vergeten door Rosette, die
tussen de benen van de dansers was verdwenen, vergeten door
iedereen. Hij barstte in luid snikken uit. Een zwarte man, met
nauwelijks meer aan zijn lijf dan een schaamlapje en drie strengen
opzichtige kettingen, die plagerig voor hem op en neer kwam
springen, zwaaiend met een maraca om hem wat af te leiden, maakte
hem alleen maar banger. Maurice ging ervandoor zo hard zijn benen
hem konden dragen. De trommels denderden nog urenlang door en
misschien was Tété blijven dansen tot in de vroege ochtend, tot de
laatste trommel zweeg, als ze niet door vier sterke armen was
vastgegrepen die haar uit de dansende menigte
wegsleepten.
Het was
bijna drie uur geleden sinds Maurice instinctief buiten zichzelf
van angst in de richting was gerend van de zee, die hij van de
balkons van de suite waar hij met zijn vader woonde, had gezien.
Hij herinnerde zich niet meer waar het hotel was, maar een blond,
goed gekleed jongetje, angstig huilend op straat, kon niet
onopgemerkt blijven. Iemand bleef staan om hem te helpen, vroeg hoe
zijn vader heette en deed navraag in verschillende gelegenheden tot
hij Toulouse Valmorain vond, die geen moment aan het kind had
gedacht; bij Tété was zijn zoon veilig.
Toen hij eindelijk uit het
heftig snikkende kind wist te krijgen wat er gebeurd was, vertrok
hij op stel en sprong om de vrouw te zoeken, maar voordat hij één
blok verder was, besefte hij dat hij de stad niet kende en haar dus
nooit zou kunnen vinden; toen wendde hij zich tot de politie. De
twee mannen die met de vage aanwijzingen van Maurice naar haar op
jacht werden gestuurd, gingen af op het geluid van de trommels en
stuitten al snel op het plein waar gedanst werd. Tété verzette zich
maar ze sleurden haar mee naar een cel, en omdat Rosette hen,
gillend dat ze haar mama los moesten laten, achternaliep, sloten ze
het kind ook op.
In
de verstikkende duisternis van de cel, die naar urine en
uitwerpselen stonk, kroop Tété met Rosette in haar armen in een
hoekje. Ze realiseerde zich dat er meer mensen waren, maar het
duurde even voordat ze in het schemerduister een vrouw en drie
mannen kon onderscheiden, zwijgend en bewegingloos, op hun beurt
wachtend om de zweepslagen te ontvangen waar hun meester opdracht
toe had gegeven. Een van de mannen, die ze enkele dagen eerder de
eerste vijfentwintig al hadden toegebracht, moest eerst van zijn
verwondingen herstellen voor hij de rest kon verdragen. De vrouw
vroeg haar iets in het Spaans, maar Tété begreep het niet. De ernst
van wat ze had gedaan begon nog maar net tot haar door te dringen:
in de vervoering van de dans had ze Maurice in de steek gelaten.
Als er iets met het kind was gebeurd, zou zij dat met de dood
bekopen, daarom hadden ze haar gearresteerd en daarom zat ze in dat
vreselijke hol. Meer dan om haar eigen leven, maakte ze zich zorgen
om het lot van het kind.
'Erzuli, loa, moeder, maak dat Maurice veilig is.'
En wat moest er van Rosette
worden? Ze raakte het zakje aan dat ze onder haar lijfje droeg. Ze
waren nog niet vrij, het papier was nog niet door een rechter
ondertekend, ze konden haar dochter nog verkopen.
De rest van die nacht brachten
ze door in de cel, het was de langste nacht die Tété zich kon
herinneren. Rosette werd moe van het huilen en om water vragen, en
uiteindelijk viel ze koortsig in slaap. In de vroege morgen viel
het onverbiddelijke Caribische licht tussen de dikke tralies van
het enige venster door en een raaf streek neer om insecten te
pikken uit het stenen kozijn. De vrouw begon te jammeren en Tété
wist niet of dat was vanwege het slechte voorteken van die zwarte
vogel, of omdat zij die dag aan de beurt was. De uren verstreken,
de warmte nam toe, er was zo weinig lucht en het was zo heet, dat
Tété het gevoel had dat haar hoofd vol watten zat. Ze wist niet hoe
ze de dorst van haar dochter kon lessen en nam haar aan de borst,
maar ze had geen melk meer.
Tegen een uur of twaalf ging het traliehek open en werd de
deuropening gevuld met een dikke gestalte die haar naam riep. Pas
bij een tweede poging lukte het Tété overeind te komen; haar benen
wilden niet en ze was zo uitgedroogd dat ze waanbeelden zag. Zonder
Rosette los te laten wankelde ze naar de uitgang. Achter haar
hoorde ze de vrouw met bekende woorden afscheid van haar nemen,
want die had ze zo vaak van Eugenia gehoord: Heilige Maria, Moeder
van God, bid voor ons zondaars. Tété antwoordde haar in gedachten,
want haar droge lippen vormden geen woorden: Erzuli, loa van het
mededogen, bescherm Rosette.
Ze werd naar een kleine patio
gebracht, met slechts één deur en omgeven door hoge muren, waar een
schavot met een galg stond, een paal en een boomstronk, zwart van
het opgedroogde bloed, die voor amputaties werd gebruikt. De beul
was afkomstig uit Congo, enorm breed en groot, met rituele
littekens op zijn wangen, puntig gevijlde tanden en een naakt
bovenlijf, hij droeg een leren schort dat onder de donkere vlekken
zat. Voordat de man haar aanraakte, duwde Tété Rosette weg en beval
haar uit de buurt te blijven. Het kind gehoorzaamde huilend, te
zwak om vragen te stellen.
'Ik ben vrij! Ik ben vrij!' schreeuwde Tété in het kleine
beetje Spaans dat ze kende, terwijl ze de beul het zakje liet zien
dat ze om haar hals droeg. Maar de klauw van de man rukte het van
haar af, tegelijk met haar bloes en haar lijfje, die bij de eerste
ruk kapot scheurden. Met een tweede beweging trok hij haar rok
kapot en was ze naakt. Ze probeerde zich niet te bedekken. Ze zei
Rosette met haar gezicht naar de muur te gaan staan en zich niet om
te draaien, wat er ook gebeurde; daarna liet ze zich naar de paal
leiden en strekte zelf haar handen uit om die met sisaltouw bij de
polsen te laten vastbinden. Ze hoorde het vreselijke sissen van de
zweep in de lucht en dacht aan Gambo.
Toulouse Valmorain stond aan
de andere kant van de deur te wachten. Hij had de beul opgedragen,
tegen de normale betaling met wat extra als fooi, zijn slavin zo
bang te maken dat ze dit nooit meer zou vergeten, maar zonder haar
te beschadigen. Er was Maurice gelukkig niets ernstigs overkomen en
over twee dagen gingen ze op reis; Valmorain had Tété meer nodig
dan ooit, maar als ze net was afgeranseld kon hij haar niet
meenemen. De zweep kletste tegen de vloer van de patio, de vonken
vlogen van de stenen, maar Tété voelde het op haar rug, in haar
hart, in haar ingewanden, haar ziel. Ze zakte door haar knieën en
bleef aan haar polsen hangen. Van heel ver hoorde ze de beul
schaterlachen en toen klonk een schreeuw van Rosette: 'Monsieur!
Monsieur!'
In een
uiterste krachtsinspanning lukte het Tété haar ogen te openen en
haar hoofd om te draaien. Valmorain stond een paar meter van haar
vandaan en Rosette klemde zich aan zijn knieën vast, haar hoofd
tussen zijn benen, óp van het huilen. Hij streek haar over haar
hoofd en tilde haar op. Het meisje kroop weg in zijn armen, inert.
Zonder een woord voor de slavin maakte hij een gebaar naar de beul
en draaide zich om naar de deur. De man uit Congo maakte Tété los,
pakte haar gescheurde kleren en overhandigde die haar. Tété, die
zich even daarvoor niet had kunnen bewegen, liep snel achter
Valmorain aan, wankelend, met de energie die uit doodsangst
voortkomt, naakt, haar vodden tegen haar borst. De beul liep met
haar mee naar de uitgang en overhandigde haar het leren zakje met
haar vrijheid.