Zweepslagen

Met het vertrek van Sévérin eindigden Maurice' privélessen en begon zijn lijdensweg op een school in New Orleans voor jongens uit de gegoede klasse, waar hij niets leerde maar zich wel moest verdedigen tegen de bullebakken die hem als mikpunt kozen. Dat maakte hem niet dapperder, zoals zijn vader en zijn stiefmoeder hoopten, maar deed hem juist meer in zijn schulp kruipen, waarvoor zijn oom Sancho al bang was geweest. De jongen kreeg weer last van de nachtmerries over de veroordeelden in Le Cap en plaste een paar keer in bed, maar daar kwam verder niemand achter omdat Tété ervoor zorgde dat de lakens heimelijk gewassen werden. Hij kon zelfs geen troost bij Rosette zoeken, want zijn vader vond het niet goed dat hij haar opzocht bij de nonnen en had hem bovendien verboden in Hortenses aanwezigheid haar naam te noemen.
Toulouse Valmorain had vreselijk ingezeten over de ontmoeting tussen Hortense en Tété, maar dat was overdreven, bleek achteraf. Hij wist niet dat ze in Louisiana zoiets onbetekenends de moeite van een scène niet waard vonden. Als in elke creoolse familie, durfde in de familie Guizot niemand het gedrag van de patriarch in twijfel te trekken; de vrouwen verdroegen de buitenechtelijke uitstapjes van hun man zolang hij maar discreet bleef, en dat bleven ze altijd. Alleen de echtgenote en de legale kinderen deden ertoe in deze wereld en in de volgende; het zou onwaardig zijn hun jaloezie te verspillen aan een slavin, die konden ze beter besteden aan de beroemde kwartbloeden van New Orleans, die in staat waren zich tot zijn laatste ademteug meester te maken van de wil van een man. Maar ook in het geval van die cocottes deed een hooggeboren dame of ze van niets wist en onthield ze zich van commentaar; zo was Hortense opgevoed. Haar huismeester, die op de plantage was achtergebleven om er het talrijke huispersoneel te bestieren, had haar vermoedens omtrent Tété bevestigd.
'Monsieur Valmorain kocht haar toen ze een jaar of negen was en heeft haar meegenomen uit Saint-Domingue. Zij is de enige concubine, voor zover ik weet, madame,' zei hij.
'En het kind?'
'Voor zijn huwelijk met u behandelde monsieur haar als een dochter, en de jongen Maurice houdt van haar als van een zuster.'
'Mijn stiefzoon heeft nog heel wat te leren,' mompelde Hortense.
Ze vond het een slecht voorteken dat haar echtgenoot allerlei ingewikkelde strategieën had verzonnen om die vrouw al die maanden uit haar buurt te houden; misschien zat het hem nog steeds dwars. Maar toen ze het huis in de stad betraden was ze gerustgesteld. Het personeel stond in een rij om hen te verwelkomen, als om door een ringetje te halen en met Tété aan het hoofd.
Valmorain stelde iedereen voor met een nerveuze hartelijkheid, terwijl zijn vrouw de slavin van boven tot onder en van binnen naar buiten opnam, om tot de slotsom te komen dat ze voor niemand een verleiding kon vormen en zeker niet voor haar echtgenoot, die inmiddels uit haar hand at. Die mulattin was drie jaar jonger dan zij, maar versleten door het werk en gebrek aan zorg; haar voeten waren eeltig, haar borsten hingen en ze had een droevige uitdrukking op haar gezicht. Hortense moest wel toegeven dat ze een zekere elegantie bezat, een voor een slavin waardige houding en een interessant gezicht. Ze betreurde het dat haar man zo slap was geweest; dat mens kende haar plaats niet.
De dagen daarna overlaadde Valmorain Hortense met attenties, wat zij interpreteerde als een poging om de voormalige concubine te vernederen. Je hoeft je niet zo uit te sloven, dacht ze, ik zal er persoonlijk voor zorgen dat ze haar plaats leert kennen. Maar Tété gaf haar geen enkele aanleiding tot klagen. Het huis was onberispelijk toen ze aankwamen, er was geen spoor meer van de activiteiten van de timmerlieden, van de stofwolken en het zweet van de metselaars, en aan niets was meer te merken dat de patio één grote modderpoel was geweest. Alles stond keurig op zijn plek, de schoorstenen waren geveegd, de gordijnen gewassen, aan de balkons hingen bloemen en de vertrekken waren gelucht.
In het begin was Tété nog bang en stilletjes, maar na een week, toen ze inzicht kreeg in de gewoonten en eigenaardigheden van haar nieuwe meesteres, begon ze zich te ontspannen en ze deed haar uiterste best Hortense niet te provoceren. De nieuwe meesteres was veeleisend en star: als ze eenmaal een bevel had gegeven, hoe onzinnig ook, moest het worden uitgevoerd. Toen het haar was opgevallen dat Tété lange, elegante handen had, zette ze haar aan de was, terwijl de wasvrouw de hele dag niets zat te doen op de patio omdat Célestine haar niet in de keuken wilde hebben; de vrouw was legendarisch onhandig en rook naar bleekwater. Vervolgens besloot Hortense dat Tété niet naar bed mocht voor zij zelf ging slapen, en in haar kleren moest blijven wachten tot zij thuiskwamen van hun uitjes, terwijl Tété bij zonsopgang toch alweer op moest en dan de hele dag slaapdronken rondliep.
Valmorain voerde zwakjes aan dat dit misschien niet nodig was, dat de loopjongen het huis wel kon afsluiten en de lichten doven en dat het Denises taak was om Hortense te helpen met uitkleden, maar Hortense stond erop. Ze was een tiran voor de bediendes, die het schreeuwen en slaan van hun meesteres moesten verdragen. Maar met haar opgezwollen, zwangere lijf was ze niet meer behendig genoeg om met de zweep haar woorden kracht bij te zetten; ze had er ook de tijd niet voor, ze was druk met haar sociale leven, haar soirees, toneelvoorstellingen, haar gezondheid en haar schoonheidsbehandelingen.
Na de lunch was Hortense een paar uur bezig met haar stemoefeningen en haar toilet. Ze kwam pas tegen een uur of vier, vijf tevoorschijn, als ze zich had opgedoft om uit te gaan en klaar was om al haar aandacht op Valmorain te richten. De mode die door Frankrijk werd gedicteerd stond haar goed: japonnen van lichte stoffen, in heldere kleuren, gefestonneerd, met een hoge taille, een wijde rok met plooien en de onvermijdelijke kanten omslagdoek om de schouders. Haar hoeden waren stevige bouwsels van struisvogelveren, strikken en kwikken waar ze zelf mee varieerde. Op dezelfde manier als ze de etensrestjes had willen verwerken, recycleerde ze haar hoeden: ze haalde van de ene de pompons af om die voor een tweede te gebruiken waarvan ze de veren op de eerste zette; die veren verfde ze zelfs, zonder dat ze hun vorm verloren, en zo pronkte ze elke dag met een andere hoed.
Op een zaterdag, om middernacht, toen ze al een paar weken in de stad verbleven en in de koets op weg waren van de schouwburg naar huis, vroeg Hortense haar echtgenoot naar Tétés dochter.
'Waar is dat mulattinnetje gebleven, liefste? Ik heb haar niet meer gezien sinds we hier zijn, en Maurice blijft maar naar haar vragen,' zei ze op onschuldige toon.
'Bedoel je Rosette?' stamelde Valmorain, de das om zijn hals losknopend.
'Heet ze zo? Ze zal ongeveer van Maurice' leeftijd zijn, nietwaar?'
'Ze wordt zeven, ze is groot voor haar leeftijd. Ik had niet verwacht dat je je haar zou herinneren, je hebt haar maar één keer gezien,' antwoordde Valmorain.
'Het was schattig zoals ze met Maurice danste. Maar ze is oud genoeg om aan het werk gezet te worden, we kunnen een goede prijs voor haar krijgen,' zei Hortense, de hals van haar echtgenoot strelend.
'Ik ben niet van plan haar te verkopen, Hortense.'
'Maar ik heb al een koper! Mijn zus Olivie heeft haar op het feest gezien en ze vond haar zo leuk dat ze haar cadeau wil doen aan haar dochter als die over een paar maanden vijftien wordt. Dat kunnen we haar toch niet weigeren?'
'Rosette is niet te koop,' herhaalde Valmorain.
'Ik hoop dat je daar nooit spijt van zult krijgen, Toulouse. Wij hebben zelf niets aan dat kind en ze kan alleen maar problemen veroorzaken.'
'Ik wil het er niet meer over hebben!' riep haar echtgenoot uit.
'Toe nou, niet schreeuwen...' mompelde Hortense bijna in tranen, haar ronde buik met haar gehandschoende handen ondersteunend.
'Het spijt me, Hortense. Wat een hitte ook in deze koets! Later nemen we hier wel een beslissing over, liefste, er is geen haast bij.'
Hortense begreep dat ze een stommiteit had begaan. Ze moest het voorbeeld van haar moeder en haar zusters volgen, die in de schaduw aan de touwtjes trokken, geraffineerd, zonder de confrontatie aan te gaan met hun echtgenoten, om die te laten geloven dat zij het zélf waren die de zaken beslisten. Het huwelijk is als op eieren lopen, je moet het heel voorzichtig doen.
Toen haar buik al te zichtbaar werd en ze thuis moest blijven - geen enkele dame vertoonde zich in het openbaar als het overduidelijk was dat ze had gecopuleerd - lag Hortense als een tarantula achterovergeleund in haar bed haar web te weven. Zonder een vin te verroeren wist ze precies wat er in haar domein gebeurde, was ze op de hoogte van de roddelpraatjes, het lokale nieuws, de geheimen van haar vriendinnen en van alles, maar dan ook alles wat de arme Maurice deed. Sancho kon als enige aan haar waakzaamheid ontsnappen omdat hij zo nonchalant en onvoorspelbaar was dat het moeilijk bleek om hem in de gaten te houden.

Hortense beviel op Kerstmis, bijgestaan door de beroemdste dokter van New Orleans, in een huis vol Guizotvrouwen; Tété en de rest van het huispersoneel kwamen handen te kort om iedereen te bedienen. Ondanks de winter was het in huis om te stikken en er werden twee slaven aangesteld om de ventilatoren in de woonkamer en die in het slaapvertrek van de meesteres te bedienen.
Hortense was de jongste niet meer en de dokter had gewaarschuwd voor complicaties, maar in minder dan vier uur baarde ze een meisje, net zo blozend als de rest van de familie Guizot. Toulouse Valmorain kondigde op zijn knieën naast Hortenses bed aan dat de baby Marie-Hortense zou heten, zoals dat hoorde voor het eerstgeboren meisje, en iedereen applaudisseerde ontroerd, behalve Hortense zelf, die het uitsnikte van woede omdat ze op een jongetje had gehoopt dat Maurice zijn erfenis kon betwisten.
Ze gaven de voedster de zolder en wezen Tété een hok op de patio toe dat ze met twee andere slavinnen moest delen. Volgens Hortense hadden ze die maatregel al veel eerder moeten nemen om Maurice' slechte gewoonte 's nachts bij de slavin in bed te kruipen, te breken.
De kleine Marie-Hortense weigerde de tepel met zo veel vastberadenheid dat de dokter de raad gaf een andere min te zoeken voordat het kindje aan ondervoeding stierf. De dag dat de nieuwe min kwam, viel samen met haar doopfeest, dat werd gevierd met de meest uitgelezen gerechten uit Célestines repertoire: speenvarken met kersen, ingelegde eend, pikante schaal- en schelpdieren, verschillende gumbo's, met oesters gevulde schildpadschilden, op Franse recepten geïnspireerd gebak en een taart van meerdere verdiepingen met een porseleinen wiegje erbovenop.
De traditie schreef voor dat iemand van de kant van de moeder de peettante was, in dit geval een van haar zussen, en de peetoom iemand van vaderszijde, maar Hortense wilde niet dat die losbol van een Sancho, het enige familielid van haar man, de geestelijk leidsman van haar dochter zou worden, en daarom viel de eer toe aan een van Hortenses broers. Er waren die dag cadeautjes voor alle genodigden - een zilveren doosje met de naam van het kind, gevuld met suikeramandelen - en wat muntstukken voor de slaven. En terwijl de genodigden hun eten naar binnen schrokten, krijste de dopelinge het uit van de honger, want ook de tweede min had ze geweigerd. De derde bleef nog geen drie dagen.
Hoe ze het ook probeerde, het lukte Tété niet dat wanhopige huilen te negeren en ze meldde zich bij Valmorain om hem te vertellen dat toen ze op Saint-Lazare een keer hetzelfde hadden meegemaakt, tante Rose het probleem had opgelost met geitenmelk. Terwijl er een geit werd gekocht kookte Tété wat rijst tot die uiteenviel, voegde er een snuifje zout aan toe en een theelepeltje suiker, zeefde de stukjes eruit en voerde het de baby. Vier uur later maakte ze nog zo'n aftreksel, maar nu van haver, en op die manier, van papje tot papje en met de melk van de geit, redde ze het kind het leven.
'Soms weten die negerinnen meer dan je zou denken,' luidde het verbaasde commentaar van de dokter. Toen besloot Hortense dat Tété terug moest naar de zolder om voor haar kind te kunnen zorgen. Omdat haar meesteres nog niet aan het openbare leven deelnam, hoefde Tété niet langer te wachten tot de hanen kraaiden om naar bed te kunnen, en omdat het kind haar 's nachts niet stoorde, kon ze eindelijk uitrusten.
De meesteres bleef bijna drie maanden in bed, met de hondjes naast zich, het vuur in de haard aan en de gordijnen open om de winterzon binnen te laten, de verveling verdrijvend met vrouwelijk bezoek en met snoepen. Nooit eerder had ze Célestine zo gewaardeerd. Toen ze eindelijk - mede op aandringen van haar moeder en haar zussen die zich zorgen maakten om die oosterse luiheid - besloot dat ze genoeg had gerust, paste geen van haar jurken haar nog en daarom bleef ze haar zwangerschapskleren dragen, met de nodige veranderingen om ze nieuw te laten lijken.
Na die periode van nietsdoen gaf ze zich nog meer airs, vastbesloten om met volle teugen te genieten van het leven in de stad voor het seizoen ten einde zou zijn en ze naar de plantage terug zouden moeten. In het gezelschap van haar echtgenoot of van haar vriendinnen maakte ze wandelingetjes over de brede dijk, die ook wel 'de langste weg van de wereld' werd genoemd, met zijn bosschages en charmante hoekjes, en waarover altijd wel koetsen reden en meisjes met hun chaperonnes liepen te kuieren, die van opzij door jongemannen te paard bespied werden, maar waar ook het gewone volk kwam, dat voor haar onzichtbaar was. Soms stuurde ze een paar slaven vooruit met de lunch en de hondjes, terwijl zij een luchtje schepte met in haar kielzog Tété, die Marie-Hortense in haar armen droeg.
Het was in die tijd dat markies de Marigny zijn luisterrijke gastvrijheid aanbood aan een lid van de Franse koninklijke familie tijdens diens langdurige bezoek aan Louisiana. De Marigny had toen hij nog maar net vijftien was een ontzagwekkend fortuin geërfd, er werd beweerd dat hij de rijkste man van Amerika was. En als dat niet zo was, deed hij al het mogelijke om het te lijken: hij stak zijn sigaren aan met bankbiljetten. Zijn gedrag was zo verspillend en extravagant dat zelfs de decadente bovenlaag van de bevolking in New Orleans ervan opkeek. Père Antoine ageerde vanaf zijn preekstoel tegen al dat vertoon van weelde, de gelovigen eraan herinnerend dat het makkelijker was voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het Koninkrijk Gods te betreden, maar zijn roep om matiging ging bij zijn kudde het ene oor in en het andere weer uit. De meest bescheiden families wrongen zich in allerlei bochten om een invitatie van de Marigny in de wacht te slepen; geen kameel, hoe bijbels ook, kon hen doen afzien van die feesten.
Hortense en Toulouse ontvingen een uitnodiging; niet op grond van hun namen, zoals zij eigenlijk verwacht hadden, maar dankzij Sancho, die een graag geziene gast was op de braspartijen van de Marigny en de markies tussen twee slokken door had ingefluisterd dat zijn zwager en diens echtgenote dolgraag met de edelman kennis wensten te maken. Sancho had veel gemeen met de jonge markies: de heroïsche moed waarmee ze hun leven waagden in duels vanwege ingebeelde beledigingen, hun onuitputtelijke energie voor feestvieren, hun verslaving aan het spel, aan paarden, vrouwen, lekker eten en drank, en de diepe verachting die ze voor geld voelden. Sancho Garcia del Solar was nou eens een échte creoolse heer, verklaarde de Marigny, die er prat op ging met zijn ogen dicht zo iemand te herkennen.
Op de dag van het bal brak in huize Valmorain de noodtoestand uit. De bedienden draafden vanaf de vroege morgen rond om alle dringende bevelen van Hortense uit te voeren, trap op trap af, met emmers warm water voor het bad, massageolie, vochtafdrijvende aftreksels om in drie uur de in een aantal jaren opgebouwde vetrollen kwijt te raken, crème om de huid lichter te maken, schoenen, jurken, omslagdoeken, linten, sieraden, make-up spullen. De naaister kwam handen te kort en de Franse kapper viel flauw en moest met azijnkompressen worden bijgebracht. Valmorain, vergeten in de uitzinnige collectieve opwinding, vertrok met Sancho om de tijd te doden in het Café des Émigrés, waar altijd wel vrienden te porren waren voor een spelletje kaart.
Eindelijk, nadat de kapper en Denise de toren van Hortenses krullen hadden weten te stutten en het kapsel hadden versierd met fazantenveren en een gouden sierspeld met diamanten die paste bij haar halsketting en oorhangers, was het plechtige moment aangebroken haar de Parijse jurk aan te trekken. Denise en de naaister hesen de jurk van onder naar boven, om het kapsel niet aan te raken. De japon, een wonder van witte sluiers en diepe plooien, verleende Hortense het verontrustende uiterlijk van een enorm Grieks-Romeins standbeeld.
Toen ze het gewaad op haar rug met de achtendertig piepkleine paarlemoeren knoopjes probeerden te sluiten, bleek, al trokken ze nog zo hard, Hortense er niet in te passen. Ondanks de vochtafdrijvende aftreksels was ze van de zenuwen die week toch een paar kilo aangekomen. Ze slaakte een schrille kreet die de lampen haast in stukken deed springen en alle bewoners van het huis alarmeerde.
Denise en de naaister krompen in een hoek van de kamer in doodsangst op de grond ineen, maar Tété, die haar meesteres minder goed kende, kwam op het onzalige idee voor te stellen de jurk dicht te maken met veiligheidsspelden, die ze onder het lint om haar taille weg konden moffelen. Hortense antwoordde met nog meer gekrijs, greep de zweep - die ze altijd bij de hand hield - en stortte zich scheldend als een zeeman op Tété, haar afranselend met alle wrok die ze jegens haar, de concubine, had opgespaard en die werd versterkt door de boosheid op zichzelf omdat ze zo dik was geworden.
Tété kromp ineen en viel op haar knieën, haar hoofd met haar armen beschermend. De zweep knalde en het gekreun van de slavin wakkerde de woede van Hortense alleen nog maar aan. Acht, negen, tien zweepslagen kwamen kletsend neer, als gloeiende steekvlammen, zonder dat de rood aangelopen, zwetende Hortense tekenen van verzadiging vertoonde. Van het torenhoge kapsel was niet meer over dan wat pathetisch ingezakte slierten.
Op dat moment stormde Maurice als een stier de kamer binnen en schoof de mensen die als aan de grond genageld getuige waren van de scène opzij. Met een enorme duw, volkomen onverwacht voor een jongen die de elf jaar van zijn leven alleen maar geprobeerd had alle geweld te ontlopen, gooide hij zijn stiefmoeder tegen de grond, rukte haar de zweep uit handen en haalde uit om haar recht in haar gezicht te raken; de klap, die in haar hals terechtkwam, benam haar de adem en maakte een eind aan het gekrijs. Maurice hief zijn arm om nogmaals uit te halen, net zo buiten zichzelf als zij een seconde eerder was geweest, maar Tété kroop zo goed en kwaad als het ging naar hem toe, greep hem bij zijn broek en trok hem naar achteren. De tweede zweepslag kwam terecht op de plooien van Hortenses mousselinen jurk.