Zarité

Toen de meester trouwde, vertrok hij met Maurice en zijn echtgenote naar de plantage en was ik een paar maanden alleen met Rosette in het huis in de stad. De kinderen maakten een vreselijke scène toen ze hen uit elkaar haalden, en bleven nog wekenlang mokken. Ze gaven madame Hortense de schuld. Mijn dochter kende haar niet, maar Maurice had haar beschreven: haar liedjes belachelijk makend, haar hondjes, haar kleren en haar manieren; ze was de heks, de indringster, de stiefmoeder, de dikzak. Hij weigerde haar maman te noemen en omdat zijn vader hem had verboden haar op een andere manier aan te spreken, zei hij helemaal niets meer tegen haar. Omdat ze hem dwongen haar met een kus te begroeten, zorgde hij ervoor dat hij altijd wel wat spuug of etensrestjes rond zijn mond had zitten, tot madame Hortense hem zelf van die verplichting ontsloeg. Maurice stuurde Rosette via don Sancho briefjes en cadeautjes, en zij antwoordde met tekeningen en de woorden die ze kon schrijven.
Het was een onzekere tijd, maar ook een periode van vrijheid, want niemand controleerde me. Don Sancho bracht het merendeel van zijn tijd in New Orleans door maar hield zich niet met details bezig; voor hem was alles best, als ik het kleine beetje wat hij vroeg maar deed. Hij was verliefd geworden op de kwartbloed om wie hij had geduelleerd, een zekere Adi Soupir, en zat meer bij haar dan bij ons. Ik deed navraag naar die vrouw en wat ik hoorde, beviel me helemaal niet. Ze was pas achttien maar had de reputatie lichtzinnig en inhalig te zijn, en het verhaal ging dat ze verschillende aanbidders hun geld afhandig had gemaakt. Zo hebben ze het me verteld. Ik durfde don Sancho niet te waarschuwen, want dan zou hij woest zijn geworden.
's Morgens ging ik met Rosette naar de Marché Français, waar ik andere slavinnen ontmoette en we in de schaduw wat gingen zitten kletsen. Sommigen smokkelden met het wisselgeld van hun meesters om een glaasje sap te kunnen kopen of een portie oesters met limoen, maar ik hoefde niemand rekenschap te geven en voor mij was het niet nodig om te stelen. Dat was voordat madame Hortense naar het huis in de stad kwam. Veel mensen maakten opmerkingen over Rosette, die wel een meisje van goede afkomst leek met haar tafzijden jurkje en haar lakleren laarsjes. Ik heb altijd van de markt gehouden, met zijn fruit- en groentestalletjes, de fritures met hun pittige gerechten, het luidruchtige volk van kopers, predikers en charlatans, smerige indianen die hun manden komen verkopen, verminkte bedelaars, getatoeëerde piraten, priesters, nonnen en straatmuzikanten.
Op een woensdag waren mijn ogen gezwollen toen ik op de markt kwam, want ik had de hele nacht liggen huilen omdat ik over Rosettes toekomst piekerde. Mijn vriendinnen drongen zo aan, dat ik hun de angsten opbiechtte die me uit mijn slaap hadden gehouden. De slavinnen raadden me aan een beschermende gris-gris aan te schaffen, maar zo'n amulet had ik al, door een voodoo-priesteres gemaakt: een zakje met kruiden, botten, een paar van mijn eigen nagels en van Rosette. Maar het had niets uitgemaakt. Toen vertelde iemand me over père Antoine, een Spaanse priester met een groot hart, die geen onderscheid maakte tussen meesters en slaven. De mensen aanbaden hem. 'Ga bij hém biechten, hij verricht wonderen,' zeiden ze. Ik had nog nooit gebiecht, want de slaven die in Saint-Domingue hun zonden biechtten, moesten er in deze wereld voor boeten en niet in het hiernamaals, maar ik had verder niemand om naartoe te gaan en dus zocht ik hem op, samen met Rosette. Ik moest een hele tijd wachten, ik was de laatste in de rij biechtelingen, allen met hun eigen zonden en verzoeken.
Toen ik aan de beurt was, wist ik niet wat ik moest doen, ik was nog nooit zo dicht bij een katholieke hungan geweest. Père Antoine was nog jong maar had het gezicht van een oude man, met een lange neus, donkere, vriendelijke ogen, een baard als de manen van een paard en schildpadvoeten in versleten sandalen. Hij riep ons met een gebaar bij zich, tilde Rosette op en zette haar op zijn knie. Hoewel hij naar knoflook rook en zijn bruine habijt smerig was, stribbelde ze niet tegen.
'Kijk eens, maman! Hij heeft haren in zijn neus en kruimeltjes in zijn baard,' zei Rosette tot mijn afgrijzen.
'Ja, ik ben heel lelijk,' antwoordde père Antoine lachend.
'En ik ben mooi,' zei Rosette.
'Dat is waar, mijn kind, en in jouw geval zal God je de zonde van de ijdelheid vast vergeven.'
Zijn Frans klonk als een schor soort Spaans. Nadat hij een paar minuten met Rosette grapjes had gemaakt, vroeg hij wat hij voor me kon doen. Ik stuurde mijn dochter naar buiten om te spelen, zodat ze ons niet zou horen. Erzuli, loa, vriendin, het spijt me, ik was niet van plan me tot de Jezus van de blanken te wenden, maar de vriendelijke stem van père Antoine ontwapende me en ik barstte opnieuw in snikken uit, terwijl ik de nacht daarvoor toch al zo gehuild had. Tranen raken nooit op. Ik vertelde hem dat ons lot aan een zijden draadje hing, dat de nieuwe meesteres hardvochtig was en zich, zodra ze maar zou vermoeden dat Rosette de dochter van haar man was, op ons zou wreken, niet op hem.
'Hoe weet je dat, mijn kind?' vroeg hij.
'Zo gaat het altijd, mon père.'
'God is de enige die weet wat de toekomst brengt. Soms blijkt dat wat we het meest vrezen, een zegening te zijn. De deuren van de kerk staan altijd open, je kunt komen wanneer je wilt. Misschien staat God het me toe je te helpen als de tijd daar is.'
'Ik ben bang voor de god van de blanken, père Antoine. Hij is wreder dan Prosper Cambray.'
'Dan wie?'
'De hoofdopzichter van de plantage in Saint-Domingue. Ik dien Jezus niet, mon père. Mijn goden zijn de loa's die met mijn moeder mee zijn gekomen uit Guinea. Ik behoor Erzuli toe.'
'Ja, mijn dochter, ik weet wie jouw Erzuli is,' zei de priester glimlachend. 'Mijn God en Papa Bondye zijn een en dezelfde, maar met een andere naam. Jouw loa's zijn als mijn heiligen. In het menselijke hart is voldoende ruimte voor alle godheden.'
'In Saint-Domingue is voodoo verboden, mon père.'
'Hier kun je je voodoo beoefenen, mijn kind, omdat het niemand wat kan schelen, zolang er maar geen schandaal van komt. Zondag is de dag van de Heer, ga 's morgens naar de kerk en 's middags naar het Place Congo om te dansen met je loa's. Wat is het probleem?'
Hij overhandigde me een smerige lap, zijn zakdoek, om mijn tranen te drogen, maar ik deed het liever met de rand van mijn rok. Toen we op het punt stonden te vertrekken, vertelde hij me over de zusters ursulinen.
Diezelfde avond nog praatte ik met don Sancho. Zo gebeurde het.