De bastaard

El Templo bleek een eilandje in de moerassen van de rivierdelta te zijn, een compacte heuvel van geërodeerde schelpen waarop een eikenbos groeide. Vroeger was het voor de indianen een gewijde plek geweest en er stonden nog resten van een altaar, vandaar de naam. De gebroeders Lafitte waren er al vanaf de vroege morgen, zoals elke zaterdag van het jaar, behalve als Kerstmis of Maria-Hemelvaart op een zaterdag viel. Op de oever lag een rij boten met weinig diepgang: vissersbootjes, kanos, sloepjes, privé roeiboten met zonneschermen voor de dames, en grove barkassen voor het vervoer van de producten.
De piraten hadden verschillende linnen tenten opgezet waarin ze hun schatten tentoonstelden, gratis limonade schonken voor de dames en Jamaicaanse rum voor de heren, en snoepjes uitdeelden onder de kinderen. Het rook er naar stilstaand water en naar de fritures waar pikante grote garnalen werden gebakken die op stukken maïsblad werden geserveerd. Er heerste een carnavaleske sfeer, met muziek, acrobaten en een hondendompteur. Op een houten plankier stonden de slaven die te koop werden aangeboden: vier volwassenen en een naakt jongetje van een jaar of twee, drie. De geïnteresseerden keken naar hun tanden om de leeftijd te kunnen schatten, naar het wit van hun ogen om te zien of ze gezond waren en onderzochten hun anus om zich ervan te vergewissen dat die niet met poetskatoen waren dichtgestopt, de meest gebruikelijke manier om te verdoezelen dat ze aan de diarree waren. Een wat oudere dame met een kanten parasol woog met haar gehandschoende hand het geslachtsdeel van een van de mannen.
Pierre Lafitte was al met de veiling van de handelswaar begonnen; een volstrekt onlogische verzameling, alsof die spullen waren gekozen met als enig doel de klanten in verwarring te brengen: een allegaartje kristallen lampen, balen koffie, dameskleren, wapens, laarzen, bronzen beelden, zeep, pijpen en scheermessen, zilveren theepotten, balen peper en kaneel, meubels, schilderijen, vanille, kelken en kandelaars voor in de kerk, kratten wijn, een tamme aap en twee papegaaien. Niemand vertrok zonder iets te kopen, want de gebroeders Lafitte traden ook op als bankier en geldschieter. Elk voorwerp was exclusief, zoals Pierre luidkeels uitriep, en waarschijnlijk had hij gelijk, want ze waren afkomstig van op volle zee overvallen koopvaardijschepen.
'Kijk toch eens, dames en heren, deze porseleinen kan is een koninklijk paleis waardig!' 'En wat biedt u voor deze brokaten cape, afgezet met hermelijn? Zo'n kans krijgt u nooit weer!' Het publiek reageerde met grappen en gefluit, maar men verhoogde zijn bod in een geamuseerde rivaliteit waarvan Pierre goed gebruik wist te maken.
Intussen wandelde Jean rond in de menigte, gekleed in het zwart, met witte manchetten, een kanten kraag en pistolen in zijn gordel, de onvoorzichtigen verleidend met zijn gemakkelijke glimlach en zijn donkere slangenbezweerdersblik. Hij begroette Violette Boisier met een theatrale buiging, die zij beantwoordde met een kus op zijn beide wangen, want na al die jaren van transacties en wederzijdse diensten waren ze oude vrienden.
'En waarmee kan ik de enige dame die in staat is mijn hart te veroveren, van dienst zijn?' vroeg Jean.
'Verspil uw complimentjes niet aan mij, mon cher ami, want ditmaal kom ik niet om te kopen,' lachte Violette, terwijl ze op Morisset wees, die op vier passen achter haar was blijven staan.
Het duurde even voor Jean Lafitte hem herkende, op een dwaalspoor gebracht door Morissets ontdekkingsreizigersuitrusting, zijn gladgeschoren gezicht en de dikke brillenglazen, want hij kende hem alleen met snor en bakkenbaarden.
'Morisset? C'est vraiment vous!' riep hij uiteindelijk uit, hem op zijn schouder meppend.
De spion keek ongemakkelijk om zich heen en trok zijn hoed tot over zijn wenkbrauwen. Het zou hem niet goed uitkomen als die uitbundige vriendschapsbetuigingen gouverneur Claiborne ter ore kwamen, maar niemand sloeg er acht op want Pierre was net een Arabisch paard aan het veilen waarop alle mannen hun zinnen hadden gezet. Jean Lafitte ging hem voor naar een van de tenten, waar ze onder het genot van een verfrissend glas witte wijn een privégesprek konden voeren.
De spion bracht Jean Lafitte Napoleons aanbod over: een kaperbrief, een lettre de marqué, wat neerkwam op een officiële toestemming andere schepen aan te vallen. In ruil daarvoor moesten de piraten beloven om de Engelsen aan te pakken. Lafitte antwoordde vriendelijk dat hij geen toestemming nodig had om te blijven doen wat hij altijd al had gedaan en dat hij die lettre de marqué eerder als een beperking zag, omdat hij daarmee verder moest afzien van de Franse schepen, en dat zou verlies aan inkomsten betekenen.
'Maar het zou uw activiteiten legaliseren. U bent dan niet langer piraat maar kaper, wat voor de Amerikanen veel acceptabeler is,' wierp Morisset tegen.
'Het enige wat onze relatie met de Amerikanen zou kunnen veranderen is belasting gaan betalen, en eerlijk gezegd hebben we die mogelijkheid nog niet overwogen.'
'Een kaperbrief is waardevol...'
'Alleen als we onder Franse vlag kunnen varen.'
De zuinige Morisset legde uit dat dat niet in het aanbod van de keizer was inbegrepen, ze zouden de Cartageense vlag moeten blijven gebruiken, maar hij kon wel beloven dat ze op Frans grondgebied welkom waren en daar niet zouden worden vervolgd. Het waren meer woorden achter elkaar dan hij in lange tijd had uitgesproken. Lafitte zegde toe erop terug te komen, want over dit soort zaken werd onder zijn mannen gestemd.
'Maar uiteindelijk gaat het toch alleen om uw stem en om die van uw broer?' zei Morisset.
'U vergist zich. Wij zijn heel wat democratischer dan de Amerikanen en zeker dan de Fransen. Over twee dagen krijgt u antwoord.'
Buiten werd het rumoer van de bieders luider, want Pierre Lafitte was begonnen met het veilen van de slaven, het onderdeel van het festijn waarnaar het meest was uitgezien. De enige vrouw in de partij slaven hield het jongetje tegen haar lichaam gedrukt en smeekte de geïnteresseerden haar en haar kind niet te scheiden, haar zoon was slim en gehoorzaam, zei ze, terwijl Pierre Lafitte haar beschreef als een goede fok slaaf: ze had al verschillende kinderen gebaard en zou nog geruime tijd vruchtbaar blijven.
Tété keek met een knoop in haar ingewanden toe en smoorde een kreet toen ze dacht aan de kinderen die de arme vrouw al was verloren en aan de onwaardigheid geveild te worden. Dat had zij tenminste niet door hoeven maken, en haar Rosette was veilig. Iemand vertelde dat het slaven uit Haïti waren en rechtstreeks aan de Lafitte's waren geleverd door handelsagenten van Dessalines, die op die manier zijn wapenaankopen financierde en zich en passant verrijkte door dezelfde mensen te verkopen die met en naast hem voor de vrijheid hadden gevochten. Als Gambo dit zag, zou hij ontploffen van woede, dacht Tété.
Toen de koop leek gesloten, klonk de onmiskenbare stem van Owen Murphy, die vijftig dollar meer bood voor de moeder en tien meer voor het kind. Pierre wachtte de verplichte minuut en toen niemand meer bood, schreeuwde hij dat de twee voor de cliënt met de donkere baard waren. Op het plankier viel de moeder bijna flauw van opluchting, zonder haar kind los te laten, dat doodsbang was en huilde. Een van Pierre Lafitte's assistenten greep de vrouw bij een arm en overhandigde haar aan Owen Murphy.
Toen Tété van haar ontsteltenis was bijgekomen, zag ze de Ier met de slavin en het kind in de richting van de boten lopen en ze holde achter hen aan, zijn naam roepend. Hij begroette haar zonder al te veel emotie, maar aan zijn gezicht kon je zien hoe blij hij was om haar te zien. Hij vertelde dat Brandan, zijn oudste zoon, halsoverkop was getrouwd en dat ze spoedig grootouders zouden worden. Hij vertelde ook dat hij bezig was grond in Canada te verwerven, en dat ze hoopten daar heel spoedig naartoe te gaan om een nieuw leven te beginnen, met de hele familie, inclusief Brandan en zijn vrouw.
'Ik stel me zo voor dat monsieur Valmorain niet blij zal zijn met uw vertrek,' zei Tété.
'Madame Hortense wil me al tijdenlang kwijt. We hebben niet dezelfde ideeën,' antwoordde Murphy. 'Ze zal ook wel weer tegensputteren omdat ik dit jongetje heb gekocht, maar ik heb me aan de Code Noir gehouden: het kind is nog te jong om van zijn moeder te worden gescheiden.'
'Hier houdt niemand zich aan de wet, monsieur Murphy. De piraten doen wat ze willen.'
'Daarom doe ik liever geen zaken met hen, maar ik ben niet degene die daarover beslist, Tété,' zei de Ier. Hij wees naar Toulouse Valmorain, die op enige afstand van de menigte onder een eik met Violette Boisier stond te praten, zij met een Japanse parasol om zich tegen de zon te beschermen en hij op een stok leunend en met zijn zakdoek het zweet van zijn gezicht vegend. Tété trok zich terug, maar het was al te laat: hij had haar opgemerkt en ze voelde zich verplicht naar hem toe te gaan. Jean-Martin, die in de buurt van Lafitte's tent op Morisset had gewacht, liep achter haar aan en even later stond het hele gezelschap bijeen in het kleine beetje schaduw van de eik. Tété groette haar voormalige meester zonder hem rechtstreeks aan te kijken, maar ze kon wel zien dat hij dikker was geworden en nog roder. Ze betreurde het dat dokter Parmentier beschikte over middelen om het bloed af te koelen, middelen die zijzelf nota bene maakte; die man kon met één enkele klap van zijn stok haar onzekere bestaan en dat van Rosette vernietigen, en het was maar beter als hij op het kerkhof lag.
Valmorain was vol aandacht toen Violette Boisier haar zoon aan hem voorstelde. Hij nam Jean-Martin van top tot teen op, zijn ranke gestalte waarderend, de elegantie waarmee hij zijn pak van bescheiden makelij droeg, de volmaakte symmetrie van zijn gezicht. De jongen groette hem met een hoofdknikje, eerbiedig, vanwege het verschil in stand en leeftijd, maar Valmorain stak hem een dikke, met gele vlekjes bezaaide hand toe die hij moest drukken. Valmorain hield Jean-Martins hand veel langer vast dan beleefd was, met een merkwaardig glimlachje op zijn gezicht. Jean-Martin voelde een hete blos op zijn wangen en trok zijn hand ruw terug. Het was niet de eerste keer dat een man avances maakte en normaal kon hij zich zonder al te veel misbaar uit dergelijke situaties redden, maar de opdringerigheid van deze homoseksueel was wel erg beledigend en hij vond het beschamend dat zijn moeder getuige moest zijn van de scène. Zijn afwijzing was zo duidelijk dat Valmorain zich realiseerde dat de jongen zijn gedrag verkeerd interpreteerde, maar in plaats van zich geërgerd af te wenden, barstte hij in lachen uit.
'Ik zie dat dit slavenkind het hoog in zijn bol heeft!' riep hij geamuseerd uit.
Er viel een diepe stilte toen die woorden hun gierenklauwen naar de aanwezigen uitsloegen. De lucht werd nog warmer, het licht nog heller, de geur van de markt nog misselijkmakender, het lawaai van de menigte nog intenser, maar Valmorain merkte niets van de uitwerking van zijn woorden.
'Wat zei hij?' wist Jean-Martin lijkbleek uit te brengen toen hij zijn stem terugvond. Violette pakte hem bij een arm en probeerde hem mee te slepen, maar hij rukte zich los en ging tegenover Valmorain staan. Gewoontegetrouw bracht hij zijn hand naar zijn heup, waar het handvat van zijn degen zat als hij in uniform was.
'U hebt mijn moeder beledigd!' riep hij schor uit.
'Je gaat me toch niet vertellen, Violette, dat deze jongeman niet weet waar hij vandaan komt,' zei Valmorain, nog steeds spottend.
Zij gaf geen antwoord. Haar parasol viel uit haar handen en rolde over de grond, en ze sloeg met uitpuilende ogen een hand voor haar mond.
'U bent mij genoegdoening schuldig, monsieur. Ik zie u in de tuinen van Saint-Antoine, met uw secondanten, uiterlijk over twee dagen want daarna vertrek ik weer naar Frankrijk,' beet Jean-Martin hem toe, elke lettergreep kauwend.
'Doe niet zo idioot, jongen, ik ga geen duel aan met iemand van jouw stand. Ik vertel de waarheid. Vraag maar aan je moeder,' antwoordde Valmorain. Met zijn stok wees hij naar de vrouwen voordat hij hun zijn rug toekeerde en wankelend op zijn gezwollen knieën naar de boten kuierde om zich bij Owen Murphy te voegen.
Jean-Martin probeerde hem achterna te gaan, met de bedoeling hem op zijn gezicht te timmeren, maar Violette en Tété grepen de jongeman bij zijn kleren. Op dat moment verscheen Isidore Morisset weer op het toneel, die, toen hij zijn secretaris rood aangelopen van woede met de vrouwen zag worstelen, hem in een houdgreep nam. Tété had de tegenwoordigheid van geest Morisset te vertellen dat er een conflict met een piraat was geweest en dat ze maar beter snel konden vertrekken. De spion was het ermee eens - hij wilde zijn onderhandelingen met Lafitte niet in gevaar brengen - en terwijl hij Jean-Martin met zijn houthakkershanden in bedwang hield, leidde hij hem, de vrouwen achter hen aan, naar de boot waar de roeier wachtte; de inhoud van de mand was nog onaangeraakt.
Bezorgd sloeg Morisset in een vaderlijk gebaar een arm om Jean-Martins schouder en probeerde erachter te komen wat er nu precies gebeurd was, maar de jongen rukte zich abrupt los en draaide hem zijn rug toe, zijn ogen op het water gericht. Niemand zei iets, de anderhalf uur die de tocht door dat labyrint van moerassen duurde, tot ze weer in New Orleans waren. Morisset ging alleen terug naar zijn hotel, zijn secretaris negeerde zijn bevel hem te vergezellen en volgde Violette en Tété naar de Rue Chartres. Violette ging naar haar kamer, deed de deur dicht en wierp zich op haar bed om te huilen tot ze geen tranen meer over had, terwijl Jean-Martin als een leeuw over de patio liep, heen en weer, wachtend tot ze kalm genoeg was om haar te kunnen ondervragen.
'Wat weet jij van het verleden van mijn moeder, Loula, je móét het me vertellen!' eiste hij van zijn vroegere kindermeid. Loula, die geen idee had van wat er in El Templo was gebeurd, dacht dat hij de glorieuze jaren bedoelde waarin Violette de meest goddelijke cocotte van Le Cap was geweest en haar naam over verre zeeën was rondgegaan, en peinsde er niet over dat aan haar jongen te vertellen, haar prins, al schreeuwde die nog zo hard. Violette had elk spoor van haar verleden in Saint-Domingue met de grootste zorgvuldigheid uitgewist, en het was niet aan haar, de trouwe Loula, om dat geheim te verraden.

Toen Tété Violette tegen de avond niet meer hoorde huilen, bracht ze haar een kruidenthee tegen de hoofdpijn, hielp haar zich uit te kleden, borstelde het kippennest waarin haar kapsel was veranderd uit, wreef haar in met rozenwater, trok haar een dun nachthemdje aan en kwam naast haar bed zitten. In het schemerduister, met de luiken gesloten, durfde ze zich uit te spreken, dankzij het vertrouwen dat er tijdens die jaren dat ze samen hadden geleefd en gewerkt in haar was gegroeid, elke dag meer.
'Het is niet zo erg, madame. Doe toch alsof die woorden nooit zijn gezegd. Niemand zal ze herhalen, en u en uw zoon kunnen verder leven alsof er nooit iets is gebeurd,' zei ze troostend.
Tété had uit Valmorains woorden opgemaakt dat Violette Boisier niet, zoals ze haar een keer had verteld, vrij was geboren, maar als slavin, en ze kon het haar niet kwalijk nemen dat ze dat had verzwegen. Misschien was Jean-Martin al wel geboren voordat luitenant-kolonel Relais haar had vrijgelaten en met haar was getrouwd.
'Maar Jean-Martin weet het al! Hij zal me nooit vergeven dat ik hem heb voorgelogen,' antwoordde Violette.
'Het is niet makkelijk om toe te geven slaaf te zijn geweest, madame. Maar het belangrijkste is dat u beiden nu vrij bent.'
'Ik ben nooit slaaf geweest, Tété. Waar het om gaat is dat ik zijn echte moeder niet ben. Jean-Martin is als slaaf geboren en mijn man heeft hem gekocht. Loula is de enige die ervan weet.'
'En monsieur Valmorain, hoe kon die dat dan weten?'
Toen vertelde Violette Boisier hoe ze aan het kind was gekomen, hoe Valmorain haar het pasgeboren jongetje had gebracht, in een dekentje gewikkeld, en haar had gevraagd een poosje voor het kind te zorgen, en hoe zij en haar man hem uiteindelijk hadden geadopteerd. Ze hadden geen idee waar hij vandaan kwam, maar ze vermoedden dat het een zoon van Valmorain was bij een van zijn slavinnen.
Tété luisterde al niet meer, want ze kende de rest van het verhaal. Ze had zich vele slapeloze nachten voorbereid op het moment van die onthulling, als ze eindelijk iets zou horen over het kind dat ze haar hadden afgenomen; maar nu haar zoon binnen handbereik was voelde ze geen bliksemstraal van geluk, geen gesmoorde snik in haar keel, geen onweerstaanbare golf van liefde, had ze niet eens de behoefte naar hem toe te rennen en hem te omhelzen; ze hoorde alleen een dof bonzen in haar oren, als de wielen van een koets in het stof van de weg. Ze sloot haar ogen en riep nieuwsgierig het beeld van de jongen op, verbaasd dat ze nooit iets had vermoed; haar instinct had haar nergens voor gewaarschuwd, zelfs niet toen haar de gelijkenis met Rosette was opgevallen. Ze wroette in haar gevoelens, op zoek naar de peilloze moederliefde die ze over Maurice en Rosette had uitgestort, maar vond alleen opluchting. Haar zoon was onder een goed gesternte geboren, met een stralende z'étoile, en daarom was hij bij de Relais' en Loula terechtgekomen, die hem hadden vertroeteld en opgevoed, daarom had die militair hem zijn naam gegeven en werkte Violette zo hard om voor hem een goede toekomst veilig te stellen. Ze kon zich daarover verheugen zonder ook maar een spoortje jaloezie, want zij had hem van dat alles nooit iets kunnen geven.
De wrok jegens Valmorain, die donkere, harde rots die Tété altijd in haar borst voelde zitten, leek minder ruimte in te nemen, en het hardnekkige verlangen zich op haar meester te wreken loste op in het gevoel van dankbaarheid jegens de mensen die zo goed voor haar zoon hadden gezorgd. Ze hoefde niet al te lang na te denken over wat ze aan moest met wat ze net te weten was gekomen, want haar gevoel van dankbaarheid overheerste. Wat won ze erbij als ze rondbazuinde dat ze Jean-Martins moeder was en van hem de liefde eiste die in alle billijkheid een andere vrouw toekwam? Ze koos ervoor Violette Boisier de waarheid op te biechten, zonder uit te weiden over het verdriet waaronder ze in het verleden zo had geleden, want de laatste jaren was dat minder schrijnend geworden. De jongeman die op dat moment over de patio heen en weer liep, was een vreemde voor haar.
De vrouwen zaten hand in hand een tijdje te huilen, met elkaar verenigd door de tere draad van de compassie die ze voor elkaar voelden. Daarna besloten ze dat ze, al konden de woorden die Valmorain had gesproken niet meer worden uitgewist, de gevolgen voor Jean-Martin zouden proberen te verzachten. Waarom de jongen vertellen dat Violette niet zijn moeder was, dat hij als slaaf, als de bastaard van een blanke was geboren en dat hij was verkocht? Hij kon beter blijven geloven wat hij Valmorain had horen zeggen omdat dat in wezen de waarheid was: dat zijn moeder een voormalige slavin was. Hij hoefde ook niet te weten dat Violette een cocotte was geweest of dat Relais de naam had gehad een wreed man te zijn. Jean-Martin zou geloven dat Violette haar verleden voor hem had verzwegen om hem te beschermen, maar hij zou trots kunnen blijven op zijn afkomst, de zoon van Violette en Étienne Relais. Over een paar dagen keerde hij terug naar Frankrijk en naar zijn carrière in het leger, waar het vooroordeel tegen zijn afkomst hem minder nadeel zou berokkenen dan in Amerika of in de koloniën, en waar hij Valmorain's woorden zou kunnen wegstoppen in een verloren hoekje van zijn geheugen.
'Laten we dit voor altijd begraven,' zei Tété.
'En wat doen we met Toulouse Valmorain?' vroeg Violette.
'Dat wachten we af, madame. Vertelt u hem eerst maar dat hij sommige geheimen maar beter niet kan rondvertellen, omdat u er anders persoonlijk voor zult zorgen dat zijn vrouw en de hele stad te weten komen dat hij de vader is van Jean-Martin en Rosette.'
'Fijn dat zijn kinderen de naam Valmorain kunnen opeisen en recht hebben op een deel van de erfenis,' voegde Violette er met een ondeugende glimlach aan toe.
'Is dat zo?'
'Nee, Tété, maar voor de Valmorain's zou het een onoverkomelijk schandaal zijn.'