49 De gasbel
1959-2050?

De eerste boringen naar het gas in het Groningen veld, rond 1955, 1956. (Fotoarchief NAM)
Een eindige schat
In de bodem van veel landen liggen de overblijfselen van kleine organismen die in het water leefden, afstierven en naar de bodem zakten waar ze werden bedekt door nieuwe lagen aarde en steen. Daarna werden die organische resten via allerlei ingewikkelde processen omgezet in ‘fossiele brandstoffen’: steenkool, aardolie of gas. De steenkool in Nederland dateert uit het Carboon, de periode van rond driehonderd miljoen jaar geleden. Vooral in Saoedi-Arabië en andere landen in het Midden-Oosten zijn reusachtige voorraden olie aanwezig. Aardolie is de meest gebruikte vorm van energie, voor auto’s en vliegtuigen, voor de industrie, voor de productie van elektriciteit en voor verwarming of airconditioning. Olie is daardoor zo belangrijk voor de hele wereld, dat Arabische heersers en dictators met rust gelaten worden zolang ze er maar voor zorgen dat in de westerse landen de kachel blijft branden. Die heersers worden er schat- en schatrijk van terwijl de bevolking maar heel weinig van die rijkdom merkt. Dat is jammer, maar in de politiek krijgen maar al te vaak zakelijke belangen de voorrang. ‘Realpolitik’ heet dat.
Het was dus heel prettig toen in Slochteren, in de provincie Groningen, ontdekt werd dat zich op drie kilometer diepte onder onze eigen bodem een grote hoeveelheid aardgas bevond. Men spreekt van een ‘gasbel’ maar in feite gaat het om gas dat in de poriën van een laag poreus gesteente zit. Dat maakte ons minder afhankelijk van die potentaten in het Oosten. Want windenergie en zonnepanelen zijn maar gedeeltelijk een oplossing voor onze grote behoefte aan energie, zolang wij niet bereid zijn onze leefstijl grondig te veranderen. We gebruiken wel ‘alternatieve bronnen van energie’, maar die zullen nooit genoeg aan de behoefte kunnen voldoen. Er zouden dan wel heel veel windmolens moeten komen, met ons klimaat zijn zonnepanelen lang niet effectief genoeg om op grote schaal gebruikt te worden, in ons vlakke land is het niet mogelijk gebruik te maken van stuwdammen en bij kernenergie is er het probleem van de radioactieve afvalproducten. Aardgas is overigens van alle fossiele brandstoffen de schoonste.
Jaknikker bij Schoonebeek. (Fotoarchief NAM)
De Groningse gasbel werd op 22 juli 1959 aangeboord. Dat kwam mooi op tijd. De Limburgse kolenmijnen hadden jarenlang heel Nederland voorzien van kolen voor de kachels, en de energie geleverd voor de industrie en het transport. En door steenkool te vergruizen en te vergassen kon er ook elektriciteit mee worden opgewekt. Maar die steenkool begon op te raken. Er was hier en daar al wel wat aardgas ontdekt in de Nederlandse bodem, en ook wel een beetje olie, maar toen men de gasvondst bij Slochteren nader onderzocht bleek die een gigantische omvang te hebben. Eerst was de schatting driehonderd miljard kubieke meters, een 3 met elf nullen. Uiteindelijk is de schatting bijgesteld en houdt men het op negen keer zoveel: 27 met elf nullen. Daarmee was ‘onze’ gasbel de grootste toen bekende gasbel van de wereld.
Dat was veel meer dan de Nederlandse regering zich kon permitteren, want volgens bestaande contracten moest zij het gas kopen van de NAM, de Nederlandse Aardolie Maatschappij, en zoveel geld was daarvoor gewoon niet vrij te maken. Langdurige onderhandelingen tussen grote oliemaatschappijen (Shell en Esso), de staatsmijnen en de overheid resulteerden in het volgende besluit. Gezien de enorme bevolkingsdichtheid van West-Europa, waar het gasveld middenin lag, leek het aantrekkelijk om het gas vooral te besteden voor ‘kleinverbruikers’, de huishoudens van Nederland, en het gas verder te exporteren naar de omringende landen. Esso, Shell en de staatsmijnen begonnen eind 1963 samen met de exploitatie. In zes jaar tijd werden in heel Nederland alle energiecentrales (die altijd gewerkt hadden met gas van olie- of cokesverbranding) geschikt gemaakt voor aardgas. Begin zeventiger jaren was 90 % van de 3,3 miljoen woningen van Nederland aangesloten op aardgas. En met zoveel gas hoefde men zich niet te beperken tot de kleinverbruikers: de grote industrieën kregen zelfs korting, zij betaalden maar de helft tot eenderde van wat particulieren moesten betalen voor hun gas. Door het aardgas kon de glastuinbouw in het westen van het land enorm worden uitgebreid met allerlei groenten en fruitsoorten. Men was niet meer afhankelijk van het seizoen, maar kon het hele jaar kopen wat men wilde. De industrie en de economie van Nederland groeiden en bloeiden.
De boorvloer van een boortoren. De ‘draaitafel’ drijft een stang aan waaraan de boorbeitel is bevestigd. (Fotoarchief NAM)
In 1973 en 1974 draaiden de olielanden tijdelijk de productie van olie terug. Toen begon onze regering zich toch wel te realiseren dat ook onze eigen enorme ‘bel’ eindig was. We moesten misschien wat zuiniger aan gaan doen, want de alternatieve energiebronnen bleven op grote bezwaren stuiten. En dat, terwijl de Nederlandse bevolking juist door de overheidsreclame was overgegaan op veel meer gasverbruik. Niet langer één kachel in de keuken of de woonkamer, maar centrale verwarming in het hele huis. Elke dag een douche of een warm bad. De steeds slechter wordende kolenwinning in Limburg had al geleid tot sluiting van de mijnen (en massale werkloosheid als gevolg daarvan). En zo kwam in 1974 een eind aan het idee van onuitputtelijke rijkdom voor ons land. Nu kreeg de bevolking te horen dat ze zuiniger aan moest gaan doen. Hun huizen isoleren, de thermostaat een graadje lager zetten.
De locatie Bierum is één van de 29 winningslocaties van het grote Groningen gasveld. (Fotoarchief NAM)
Er zaten toch wel nadelen aan de rijke bodemschat. De overheid verdiende weliswaar kapitalen aan belasting, geheven op het aardgas en aan de verkoop ervan (van de 131 miljard gulden die tot 1982 aan het aardgas werd verdiend, incasseerde de staatskas honderd miljard), maar daardoor werd de gulden een ‘harde’ munt: duur in vergelijking met de munt van andere landen. En dáárdoor verslechterde de concurrentiepositie van Nederland. Maar het overheidsbudget, steeds gefinancierd door de inkomsten van het aardgas, bleef uitdijen. De sociale sector (zie bij willem drees (41)) werd verder uitgebreid, en al zagen vooral buitenlandse journalisten de bui al hangen, de regering bleef zich rijk rekenen. Eigenlijk had onze regering dat al veel eerder kunnen weten. En de gevolgen van die kortzichtigheid zullen we binnenkort gaan ondervinden. De nam ontwikkelde technieken om ook kleinere gasvelden rendabel te maken, waardoor het Groningse veld langer behouden kan blijven, maar toch wordt er tegenwoordig van uitgegaan dat de aardgasbel in 2050 ‘op’ zal zijn.
De vondst van het gas heeft de economische ontwikkeling van Nederland in de jaren ’70 en ’80 enorm gestimuleerd en het leven van de Nederlanders veel comfortabeler gemaakt. Maar hoe moet het na 2050? Alleen met windmolens zullen we er echt niet komen, want wind- en zonne-energie zullen nooit meer dan voor 15% aan de huidige energiebehoefte kunnen voldoen. Men zoekt naarstig naar andere oplossingen, zoals motoren die op waterstofgas of biobrandstof kunnen rijden, en toepassing van getijdenstroom of aardwarmte. En er wordt nu veel meer dan de afgelopen jaren het geval is geweest, gepraat over tóch maar kernenergie. Daar zijn natuurlijk allerlei mensen tegen, maar andere mensen protesteren weer tegen het plaatsen van nog meer windmolenparken. Want dit is Nederland. Voor élke oplossing van een probleem bestaat in ons land wel een actiegroep die ‘tegen’ is.
Het startsein van de boring bij de locatie 'Slochteren 3'. (Fotoarchief NAM)