11 Willem van Oranje
1533-1584

Willem van Oranje-Nassau, door A.T. Key. (Rijksmuseum, Amsterdam)
Van rebelse edelman
tot ‘vader des vaderlands’
De graaf en gravin van het Duitse vorstendom Nassau-Dillenburg kregen op 24 april 1533 hun eerste zoon, die ze Willem noemden. In hun gezin werden de ideeën van Maarten Luther aangehangen, maar toen Willem elf jaar oud was eiste karel v (9) dat hij zijn verdere opvoeding kreeg aan het hof van de katholieke Maria van Hongarije. Willem was namelijk in 1544 erfgenaam geworden van de uitgestrekte bezittingen van de Bredase tak van het geslacht Nassau en Karel had al zoveel problemen met hervormingsgezinden in Duitsland dat hij probeerde te voorkomen dat invloedrijke edelen in de Lage Landen ook afvallig werden. In het zuiden lag, omringd door Frans gebied, het zelfstandige prinsdom Orange en dat erfde Willem eveneens in 1544. Vandaar dat hij behalve als Willem van Nassau en Willem de Zwijger ook de geschiedenis is ingegaan als Willem van Oranje.
Karel v raakte zeer op de jongeman gesteld en toen hij in 1555 troonsafstand deed, leunde de vermoeide keizer op zijn vertrouweling Willem van Oranje. Ook Karels zoon Filips ii, die de volgende koning van Spanje werd en dus ook van de Nederlanden, vertrouwde op Willem. Hij benoemde hem in 1555 in de Raad van State, nam hem op in de prestigieuze ridderorde van het Gulden Vlies en benoemde hem toen hij zelf in 1559 naar Spanje vertrok tot stadhouder van Bourgondië, Holland, Zeeland en Utrecht.
Willems bijnaam De Zwijger kreeg hij niet omdat hij nooit iets zei, maar omdat hij nooit het achterste van zijn tong liet zien, men moest vaak gissen naar zijn mening over iets. Zo was het lange tijd onduidelijk aan welke kant hij stond in de steeds feller wordende tegenstellingen tussen katholieken en hervormden. Hoge edelen aan het hof van Margaretha van Parma, die door Filips ii was aangesteld tot landvoogdes over de Lage Landen, verdachten hem (terecht) van sympathieën voor de hervormden. Dat was onder andere het gevolg van Willems sympathie voor de regionale edelen en regenten die zich verzetten tegen het absolute monarchisme van Filips en ernaar streefden de rechten en privileges te behouden die hen door Karel v en diens voorgangers gegeven waren. Willem probeerde die argwaan weg te nemen door de katholieke leer te volgen, in zijn hof in Breda het uiten van calvinistische ideeën te verbieden en in Orange de Hugenoten (hervormden in Frankrijk) te vervolgen. Maar welke partij hij ook was toegedaan: vanaf 1564 pleitte hij in de Raad van State (het hoogste regeringsorgaan dat overigens alleen een adviserende functie had) nadrukkelijk voor vrijheid van godsdienst.
Aanvankelijk leek het hof van Margaretha daar nog betrekkelijk tolerant tegenover te staan, maar in 1567 vond Willem het toch maar beter om te verhuizen naar het stamslot Dillenburg in Nassau, waar hij de vrijheid had om de Lutherse praktijk te volgen. Enkele jaren later werd hij calvinist. Hij bleef echter, anders dan heel veel calvinisten in die tijd, humanistisch en tolerant van opstelling, waardoor hij vooral in zijn laatste levensjaren veel weerstand opriep bij de meeste calvinisten.
Intussen was Filips ii begonnen met een beleid van zware onderdrukking van de hervormden in de Lage Landen. Hij stuurde in 1567 de hardvochtige Hertog van Alva naar onze streken, wiens ‘Bloedraad’ menig doodvonnis uitvaardigde vanwege afvalligheid van het ‘ware geloof’. De Graven van Egmond en Hoorne, trouwe volgelingen van de koning maar bezorgd over de harde opstelling ten aanzien van godsdienstvrijheid, werden door Alva verraderlijk gevangen genomen en begin 1568 in het openbaar onthoofd. Willem zag zichzelf ook als een trouwe aanhanger van zijn koning, maar kon dit beleid niet accepteren. Nog in hetzelfde jaar viel hij met een klein leger het land binnen maar door geldgebrek en onervarenheid, en vanwege het feit dat de bevolking hem niet zoals hij had verwacht te hulp kwam, mislukte die invasie jammerlijk. Deze gebeurtenis (de Slag bij Heiligerlee) wordt door velen gezien als het begin van de Opstand, niet zozeer tegen de Spaanse koning als wel tegen diens landvoogd. Het zou pas vrede worden in 1648 (Vrede van Münster) zodat men ‘de Opstand’ vaak de Tachtigjarige Oorlog noemt. Die term is de laatste tijd in onbruik geraakt want er zijn diverse andere jaartallen waarmee men het begin van de Opstand zou kunnen aangeven, bijvoorbeeld 1572. In dat jaar mislukte ook een tweede militaire campagne van Willem, maar in hetzelfde jaar slaagden de ‘geuzen’ (opstandelingen tegen het Spaanse regime) erin Den Briel te veroveren waarna de vonk overal in Nederland oversloeg. Het verzet tegen het Spaanse regime was overigens niet alleen van religieuze aard. Ook het streven van Filips II om de macht te centraliseren, ten koste van in het verleden verleende rechten en privileges van de edelen en steden, speelde een grote rol.
Willem had zichzelf inmiddels bewezen als een betrouwbare edelman die bereid was have en goed in te zetten voor de goede zaak en hij werd onmiddellijk de spil van de Opstand. In juli 1572 hielden de Staten die zich onafhankelijk van Spanje verklaard hadden hun eerste vergadering, waarbij zij Willem erkenden als stadhouder. Eind oktober 1572 vestigde Willem zich in Holland om de Opstand te leiden. Filips ii stuurde een gezant naar hem toe om over vrede te onderhandelen maar Filips hield daarbij vast aan zijn eis dat alleen het rooms-katholieke geloof acceptabel was, zodat de besprekingen op niets uitliepen. Holland, Zeeland, Buren en Zaltbommel sloten in april 1576 de Unie van Delft, waarbij gesteld werd dat in hun gebied alleen het calvinisme zou worden toegestaan. Dat was niet wat de veel tolerantere Willem wilde. Hij probeerde (gedeeltelijk met succes) in zoveel mogelijk plaatsen de door de fanatieke watergeuzen benoemde onverdraagzame regenten te vervangen door tolerante, ongeacht hun religieuze overtuiging.
Allegorische voorstelling van Alva en de onderworpen provincies. Op de achtergrond de terechtstelling van de graven van Egmont en Hoorne. (Bylokemuseum, Gent)
Intussen bereikten de fanatieke calvinisten in het zuiden van de Lage Landen, door een terreurbeleid tegen de katholieken te voeren, het tegendeel van wat ze beoogden. De nieuwe Spaanse landvoogd Parma kreeg daardoor juist steun van de bevolking en zo kwam het in januari 1579 tot een definitieve tweedeling van de Lage Landen. In de Unie van Atrecht verenigden zich de tien zuidelijke gewesten van de ‘Zeventien Provinciën’ en een aantal van de noordelijke gewesten sloten in dezelfde maand de Unie van Utrecht. Tot die unie, een uitbreiding van de Unie van Delft, traden toe: Holland, Zeeland, Gelre, Utrecht en het platteland van Groningen. Later zouden zich Groningen (stad), de provincies Drenthe en Overijssel, Friese steden en grietmannen en nog vele andere steden, ook in Vlaanderen, aansluiten. De zuidelijke steden werden in 1584 en 1585 veroverd door de Spaanse stadhouder Parma en zo bleven er zeven noordelijke provincies over (Drenthe was toen nog zo dun bevolkt dat het niet als volwaardige provincie werd meegerekend). Nadat de ondertekenaars van de Unie van Utrecht zich in 1581 officieel onafhankelijk hadden verklaard van de Spaanse koning (met het Plakkaat van Verlatinghe), zochten zij nog enkele jaren naar een vorst in het buitenland die hun staatshoofd wilde zijn. Een land werd immers altijd door een vorst geregeerd. Maar toen dat een paar maal op een teleurstelling was uitgelopen, besloten zij in 1584 verder te gaan als een zelfstandige natie, met Willem van Oranje als stadhouder. Op deze ingewikkelde manier werd de basis gelegd voor de republiek der zeven verenigde provinciën (12) die tot 1795 zou blijven bestaan.
De verovering van Den Briel op 1 april 1572, door F. Hogenberg. (Atlas van Stolk, Rotterdam).
Willem was er met moeite in geslaagd te voorkomen dat de Unie van Utrecht een calvinistische theocratie werd, maar voor Filips ii, die elke afwijking van de rooms-katholieke kerk weigerde te accepteren, was dat niet genoeg. Hij zag Willem alleen nog maar als een verrader en deed hem in maart 1580 in de ban. De hoge beloning die op Willems hoofd gezet werd trok velen aan, enkele complotten werden gesmeed, en minstens twee moordaanslagen gepleegd. De laatste slaagde. Kort voordat de staten van Holland Willem van Oranje tot Graaf van Holland konden benoemen, wat de band tussen Willem en de belangrijkste en rijkste provincie zeer versterkt zou hebben, vuurde Balthasar Gerards zijn pistool op Willem af. Willems laatste woorden zouden zijn geweest: ‘Mon dieu, ayez pitié de mon ame, ayez pitié de ce pauvre peuple.’ ‘Mijn God, heb medelijden met mijn ziel, heb medelijden met dit arme volk.’
De moord op Willem van Oranje, de ‘Vader des Vaderlands’, heeft Filips II niet geholpen zijn doel te bereiken. De noordelijke provincies bleven doorgaan zich te ontwikkelen tot een zelfstandige statenbond, een proces dat in 1588 min of meer was afgerond. Over de staat die toen gevormd werd wordt hierna verteld in de republiek (12).
De moordaanslag op Willem van Oranje. (Spaarnestad Archief, Haarlem).