2 De Romeinse Limes


47-ca. 400


Julius Caesar veroverde een groot deel van West Europa, maar kon geen vaste voet aan de grond krijgen voorbij de rivier de Rijn. Daarom heeft de grens van het Romeinse Rijk, de ‘limes’, heel lang halverwege ons land gelegen.


Romeinse helm. (Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden)



Op de grens van de romeinse wereld


Het Latijnse woord voor grens, limes, was voor de Romeinen een woord met een grote emotionele lading. Zij waren er voortdurend op uit hun grenzen uit te breiden en hadden daarvoor een ‘staand’ leger, d.w.z. een leger dat continu paraat was en niet, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een militie, in tijden van gevaar moest worden opgeroepen. De beroepssoldaten en dienstplichtigen werden zorgvuldig getraind en waren in staat om in allerlei omstandigheden zeer ingewikkelde manoeuvres uit te voeren, waardoor de Romeinse legioenen in hun tijd bijna onverslaanbaar waren. Het woord grens was dan ook regelmatig gekoppeld aan triomftochten, als een veldheer het rijk weer eens had uitgebreid. Het woord was echter ook vaak gekoppeld aan een gevoel van dreiging, want veel volkeren buiten de grens deden pogingen stukken grondgebied te veroveren, of rooftochten te houden. Daarom staat het woord limes ook voor wachttorens en forten. Aan de grens van het deel van Duitsland dat de Romeinen veroverden bouwden ze over een afstand van 550 kilometer meer dan duizend wachttorens en ruim honderd kleine forten. Ook in Noord-Afrika en in Syrië werden uitgebreide versterkingen opgebouwd want alle grenzen moesten steeds door garnizoenen bewaakt worden. Ten slotte hield het woord limes ook vaak frustratie in. Want dat de troepen ‘bijna’ onverslaanbaar waren hield nogal eens in dat de Romeinse troepen tot staan werden gebracht. Zoals Julius Caesar moest ervaren bij de rivier de Rijn.

De Romeinse veldheer Julius Caesar spreekt nog steeds tot de verbeelding omdat hij werd vermoord door een groep mannen onder wie zijn beste vriend. Bovendien was hij het, die het Romeinse rijk naar het noorden heeft uitgebreid en alle volkeren in het gebied waar nu Frankrijk, België en delen van Zuid-Nederland, Duitsland en Zwitserland liggen, onder de voet gelopen heeft. Dat enorme gebied, dat Gallië genoemd werd, heeft hij niet zonder slag of stoot kunnen veroveren. Van elke vier bewoners van Gallië kon er één onder de wapenen geroepen worden, zodat de Romeinse legioenen vaak zware veldslagen tegen hen moesten leveren. Julius Caesar rekende keihard af met alle tegenstand. Zijn veroveringen gingen gepaard met massamoord, platgebrande dorpen en akkers en het in slavernij afvoeren van tienduizenden mensen. Op grond van Caesar’s eigen boek heeft men berekend dat zijn veroveringen het leven hebben gekost aan één miljoen mensen en dat er nog eens een miljoen in slavernij zijn afgevoerd. Op een totale bevolking van, in die tijd, drie miljoen mensen was dat zo veel, dat het sociale leven er min of meer door tot stilstand kwam.



Romeinse mijlpaal, meer dan twee meter hoog, gevonden bij Monster of Naaldwijk. (Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden).



Al die ellende bleef de volkeren aan de andere kant van de rivier de Rijn bespaard. Want de pogingen van de Romeinen om de grens verder te leggen, bij de rivier de Elbe, mislukten door de hardnekkige tegenstand van de krijgszuchtige volkeren aan de oostkant van de rivier, de Germaanse stammen waarvan een deel later de naam ‘Franken’ kreeg. En zo is er dus eeuwenlang een grens geweest tussen het zuidelijke deel van wat nu Nederland genoemd wordt en het noordelijke deel. De Rijn, de grensrivier, de limes, werd door de Romeinen gebruikt voor het vervoer van troepen, oorlogsmaterieel en handelswaar en garnizoensplaatsen als Lugdunum (Katwijk), Noviomagus (Nijmegen) en vele andere zijn in die tijd gesticht. De Romeinen legden zich neer bij het feit dat ze (voorlopig, hoopten zij) hier niet verder konden komen en de opvolgers van Julius Caesar staken hun energie in het veroveren van Groot-Brittannië. Ook daar zouden ze niet helemaal in slagen: ze kwamen tot in de buurt van de grens met Schotland, waar ze in de jaren 122-128 n. Chr. een wal van de westkust tot de oostkust hebben gebouwd. Dat werd de Hadrianuswal, die de onbeschaafde noordelijke bewoners van het grote eiland buiten hun gebied moesten houden. De resten van deze wal zijn nu nog in het Engelse landschap te vinden. Ook daar liep dus een deel van de Romeinse limes.



De grens van het Romeinse Rijk, de Limes, liep lange tijd min of meer langs de rivier de Rijn, vanaf de huidige grens met Duitsland ten noorden van Nijmegen (Noviomagus), via Driel, Randwijk, Kesteren (Carvone), Maurik (Mannaricium), Wijk bij Duurstede, Utrecht (Traiectum), Bodegraven, Alphen aan de Rijn (Albaniana) en Leiden naar Katwijk aan zee (Lugdunum).



De zo duur betaalde stabiliteit, de Romeinse vrede, de ‘Pax Romana’ leidde op het vasteland van Europa tot rust in een gebied waarin voorheen elke stam, elk volk om de haverklap met elkaar oorlog had gevoerd. Toen de bestuurders vanuit Rome de zaak in handen gingen nemen werd het leven voor de bevolking in feite beter dan het was geweest. De vestiging van veteranen uit het Romeinse leger leidde tot de introductie van betere landbouwtechnieken, het contact met de mensen uit een veel verder ontwikkelde beschaving hielp de veroverde volkeren zichzelf ook verder te ontwikkelen. En de verbindingen in het gebied verbeterden omdat de Romeinen een netwerk van goede wegen aanlegden. Dat deden ze weliswaar om hun eigen troepen sneller te kunnen verplaatsen, maar voor de bevolking opende het de mogelijkheid om betere handelscontacten met elkaar te krijgen.

Toch werd de bezetting van hun land door velen maar moeilijk geaccepteerd. Er zijn heel wat opstanden tegen de Romeinse overheersers geweest, die overigens nooit succes hadden, zoals de opstand van de Batavieren onder Claudius Civilis in het jaar 69. Maar de Romeinse overheersing was uiteindelijk zo slecht nog niet voor Gallië. Daardoor kwam in feite een einde aan langdurige stagnatie en raakte de verdere ontwikkeling van de bevolking in een stroomversnelling.

Reliëf uit het einde van de eerste eeuw na Christus. (Museum Het Valkhof, Nijmegen)