29 De eerste spoorlijn
1839

Opening eerste spoorlijn Amsterdam-Haarlem. (Spoorwegmuseum, Utrecht)
De
versnelling
De agrarische revolutie vond in alle werelddelen plaats, op verschillende momenten en vaak onafhankelijk van andere gebieden. Met de industriële revolutie liep het heel anders. Die begon in Engeland, als gevolg van een combinatie van factoren. Engeland was rijk gezegend met natuurlijke hulpbronnen en had weinig te duchten van concurrentie sinds het Nederland van de eerste plaats op de wereldranglijst van economische grootmachten had verdrongen. Bovendien had men daar behoefte aan snellere productie dan met het handwerk van vroeger mogelijk was, omdat de beroepsbevolking als gevolg van de hoge kindersterfte maar weinig groeide. Het begon in de 18de eeuw met de technologische vernieuwing van de textielindustrie, maar de uitvinding van de stoommachine betekende de definitieve doorbraak van het fabriekssysteem. Vanuit Engeland verspreidde zich de technologische ontwikkeling snel in West-Europa, waarbij Nederland bepaald niet voorop liep.
Schilderij van de kunstenaar A.F. Dona uit 1854 met een landschap in de omgeving van Rijswijk met de Vliet, waarin zich een trekschuit bevindt. Links in de verte op het jaagpad het paard, dat het schip voorttrekt. Tot ver in de 19de eeuw was deze wijze van vervoer de meest ideale mogelijkheid voor goederen en personenvervoer en tevens de goedkoopste. (Museum voor Communicatie, Den Haag)
Niet alleen de productie en fabricage van goederen kwam door de uitvinding van de stoommachine in een stroomversnelling, ook het vervoer veranderde daardoor ingrijpend. Sinds mensenheugenis was de grootste snelheid waarmee een mens zich kon voortbewegen, die van een rennend paard geweest, ongeveer veertig kilometer per uur. Het bekendste voorbeeld van een ‘snelle’ postverbinding was de ponyexpres in Noord-Amerika, waarbij kleine ruiters op snelle paarden in etappes van ongeveer 120 kilometer elkaar de postzak doorgaven. Daarmee konden brieven in negen dagen over een afstand van 3600 kilometer worden vervoerd. De stoommachine, in combinatie met verbeterde staalproductie, maakte het in de 19de eeuw mogelijk om eindelijk (veel) sneller dan een paard te gaan. De eerste bruikbare stoomlocomotief werd in 1825 in Engeland gemaakt en al snel lagen overal op het grote eiland spoorwegen. Nederland lag ook bij deze ontwikkeling iets achter en volgde met de eerste spoorverbinding in 1839.
Het had nogal wat voeten in de aarde gehad, voordat de eerste spoorlijn feestelijk geopend kon worden. Velen waren bang dat het menselijk lichaam de ‘enorme’ snelheid van een trein niet kon verdragen. Bovendien was zo’n ingewikkeld apparaat riskant in het gebruik. Nog maar heel kort tevoren was bijvoorbeeld bij Gent de ketel van een locomotief geëxplodeerd. Massa’s mensen hadden praktische bezwaren. Een trein maakte zoveel lawaai dat de koeien en paarden waar hij langs reed er dol van zouden kunnen worden. Trekschuitschippers en postkoetskoetsiers vreesden voor hun baan. De vonken van de schoorsteen zouden de rieten daken van huizen en boerderijen langs het spoortraject in brand kunnen steken.
Replica van een van de twee locomotieven die in 1839 voor het eerst een stoomtrein van Amsterdam naar Haarlem trokken. (Foto E. Zijlstra)
Maar door cokes als brandstof te gebruiken in plaats van steenkool kon de uitstoot van vonken sterk beperkt blijven en het vee keek nauwelijks op als het stalen gevaarte langsreed. Bij proefritten bleek ook het gevaar wel mee te vallen. Op 20 september 1839 reden tien wagons met een kleine driehonderd toch wat nerveuze passagiers weg van het station even buiten Amsterdam, om 35 minuten later aan te komen bij het eindpunt vlakbij Haarlem. En dat was dan nog ondanks de vertraging die de trein opliep door het losgekoppeld raken van de eerste locomotief. De normale reisduur zou later 25 minuten zijn. Tegenwoordig is dat nog geen acht minuten.
De spoorverbinding bleek een onmiddellijk succes. Op de eerste dag waarop de verbinding werd opengesteld voor het publiek, werden acht reizen heen en weer gemaakt en 1850 mensen vervoerd. De verbinding van Amsterdam naar Haarlem werd al snel uitgebouwd tot Rotterdam. In 1843 volgde een verbinding van Amsterdam met Utrecht. Allerlei verschillende spoorwegmaatschappijen breidden het spoorwegnet verder uit, tot rond 1900 de trein het belangrijkste vervoermiddel van het land geworden was. Reizen werd daardoor niet alleen sneller, maar ook goedkoper. En veiliger bovendien, want de angstige voorspellingen kwamen niet uit. Hierdoor werden gebieden die voorheen moeilijk te bereiken waren geweest, opengelegd voor verdere ontwikkeling. Nederland werd meer één land. De spoorwegen maakten de verdere industrialisering van Nederland mogelijk want nu konden arbeiders, producten en grondstoffen gemakkelijker, sneller en goedkoper vervoerd worden.
De breedspoorlijn tussen Haarlem en Leiden. Schilderij van N.J. Roosenboom van circa 1850. Het nieuwe vervoermiddel, de trein, maakte diepe indruk op tijdgenoten en vond ook weerklank in kunst en literatuur.
Maar al die spoorlijnen, onafhankelijk van elkaar gebouwd en ontwikkeld, vormden wel een onpraktisch rommeltje. Buurtspoorwegen werden al snel opgedoekt als er betere wegen kwamen en in 1938 werden alle overige spoorlijnen samengevoegd tot een nationale onderneming: de nv Nederlandse Spoorwegen, ns, die tot de reorganisatie van 1995 bleef bestaan. In dat jaar werd de ns geprivatiseerd, waarna allerlei belangenverenigingen zich ermee bleven bemoeien. Want die allereerste vertraging op de lijn Amsterdam-Haarlem zou niet de laatste zijn en de spoorwegen zijn nog steeds veel te belangrijk voor ons land om de ns ongestoord haar eigen fouten te laten maken.