33 Vincent van Gogh


1853-1890


Een van de bekendste Nederlandse kunstenaars is Vincent van Gogh, die een zeer 
groot aantal kunstwerken heeft nagelaten uit een creatieve periode van maar tien 
jaren. Hij werd krankzinnig en pleegde uiteindelijk zelfmoord.


Zelfportret uit 1887. (Institute of Arts, Detroit)



De moderne kunstenaar


Kunstenaars hebben na een ontwikkeling tot vakman vaak behoefte aan het scheppen van iets meer, of ten minste iets anders, dan de voorgangers hebben gemaakt. Daarom maakt de schilderkunst voortdurend allerlei perioden van stijlen en vernieuwingen door (zie bijvoorbeeld bij: de stijl (36)). In de tweede helft van de 19de eeuw ontwikkelde zich het impressionisme. Die stijl is betrekkelijk kort in de mode gebleven en maakte al snel plaats voor het neo-impressionisme, maar heeft toch meesterwerken opgeleverd van schilders als Monet, Manet en Gauguin. Een schilder die in dezelfde periode werkte, maar zich geheel onafhankelijk van het impressionisme opstelde, was Vincent Willem van Gogh.

Tijdens zijn leven was Van Gogh eigenlijk een mislukkeling. Hij werd op 30 maart 1853 geboren in Zundert, Noord-Brabant, als oudste zoon van een dominee. Hij ging werken in een kunsthandel waarvoor hij onder andere naar Londen en Parijs werd uitgezonden, maar werd na enkele jaren ontslagen. Tijdens zijn verblijf in Engeland werd hij gegrepen door de theologie en eind 1876 ging hij terug naar Nederland om theologie te studeren. Die studie bleek te zwaar. Hij stopte met de studie, maar niet met de theologie. Hij ging als lekenbroeder werken in de Borinage (België), waar hij zo fanatiek te werk ging dat men hem daar na enkele jaren ook niet meer wilde hebben. Fanatiek was hij al, maar het is in de Borinage verergerd omdat hij daar zag hoe verschrikkelijk arm de mensen er waren. Zelf leefde hij tussen hen als een van de armsten onder de mijnwerkers.

Tijdens deze periode van mislukkingen en zoeken naar een lijn in zijn leven leefde hij voornamelijk van een maandelijkse toelage van zijn vier jaar jongere broer Theo, die hem tot zijn dood financieel gesteund heeft. Theo is de enige met wie hij zijn leven lang een goede relatie heeft gehad, want Vincent van Gogh was geen sociaal mens. Hij voelde zich slecht op zijn gemak bij andere mensen, was opvliegend en lichtgeraakt en kon zich, behalve in zijn brieven aan zijn broer, eigenlijk alleen maar uitdrukken in zijn schilderijen. Rond 1880 was dát tenminste duidelijk voor hem: hij zou kunstschilder worden.



De aardappeleters, uit 1885. (Van Gogh Museum, Amsterdam)



Hij ging terug naar zijn ouders, waar hij zich net zo gedreven als tijdens zijn lekenbroederperiode ging toeleggen op het leren beheersen van de tekentechniek. Later verhuisde hij naar Den Haag, waar hij ging samenwonen met een vrouw die hij vele malen heeft geportretteerd. Toen hij ruzie met haar kreeg verhuisde hij weer, deze keer naar Nuenen waar hij zijn stijl verder ontwikkelde. In Nuenen raakte hij diep onder de indruk van de armoede van de boeren. Zijn meesterwerk De Aardappeleters (1885) dateert uit die periode. Hij zag het impressionisme als een voorbijgaande mode en zocht het zelf in het zich uitdrukken in donkere aardse kleuren. Hij streefde er niet naar om de werkelijkheid zo exact mogelijk weer te geven, maar wilde door symboliek en het gebruik van kleuren en vormen de symbolische uitdrukkingswaarde ervan afbeelden. De mensen in De Aardappeleters hebben te korte armen en hun gezichten lijken opgeblazen en dat riep kritiek op van zijn tijdgenoten, maar tegenwoordig maakt het doek juist daardoor veel meer indruk op ons dan wanneer het ‘gewoon’ geschilderd was geweest. De met waardigheid gedragen armoede van het boerengezin in hun donkere krot is weergaloos afgebeeld.

Van Gogh bleef zoekend. Hij experimenteerde met de stijl van de impressionisten en liet zich sterk beïnvloeden door de Japanse kunst. In februari 1888 verhuisde hij naar Arles, in Frankrijk, waar hij hoopte de rust en het heldere licht te vinden die hij nodig had voor zijn werk. In die tijd leed hij al aan terugkerende depressies, maar toch heeft hij in deze periode, die duurde tot mei 1889, heel veel prachtig werk gemaakt. Met vaak felle verfstreken en minimale aandacht voor details wist hij trefzeker een stemming, een sfeer of een boodschap weer te geven.

De variatie in Van Goghs werk is enorm groot: van een liefelijk perzikboompje tot een korenveld met dreigend onweer, en dat allemaal in een periode van tien jaar, waarin hij ongeveer 1700 kunstwerken (de helft schilderijen) heeft gemaakt. Hij heeft met dat oeuvre een grote invloed uitgeoefend op de schilders die na hem hebben gewerkt in Europa en Noord-Amerika. Vooral de expressionistische schilders aan het begin van de 20ste eeuw waren ontvankelijk voor de stijl en het kleurgebruik van Van Gogh. In het bijzonder in Duitsland en Oostenrijk was zijn invloed op de ontwikkeling van het expressionisme groot. En omdat wij tegenwoordig meer dan vroeger open staan voor kunst die niet exact de werkelijkheid weergeeft maar meerwaarde toevoegt aan wat wordt afgebeeld, wordt Van Gogh nu in brede kringen bewonderd. Elk jaar bezoeken bijna anderhalf miljoen mensen het Van Gogh Museum in Amsterdam en zijn schilderijen zijn tegenwoordig onbetaalbaar geworden. In 2006 werd een portret van een cafébazin in Arles voor ongeveer veertig miljoen Euro verkocht.



Bloeiende perzikboom, uit 1888. (Kröller-Müller Museum, Otterloo)



Maar al die roem en belangstelling kwamen pas na zijn dood. Tijdens zijn leven bleef Van Gogh financieel afhankelijk van zijn broer, aan wie hij zijn schilderijen stuurde als tegenprestatie. Voor Theo is dat geen slechte ruil geweest, maar Vincent bleef gedurende zijn hele leven in kommervolle omstandigheden leven. Hij is ook nooit gelukkig geweest, zelfs niet in Arles waar de natuur hem zo aansprak. De impressionist Gauguin heeft drie maanden lang met hem in Arles samengewerkt, maar ook die vriendschap eindigde met een heftig conflict. Dat greep Van Gogh zo sterk aan dat hij een stuk van zijn oor afsneed. Zijn labiliteit verergerde daarna zo, dat hij enkele malen moest worden opgenomen in het plaatselijke ziekenhuis. Uiteindelijk koos hij er zelf voor, zijn toevlucht te zoeken in een psychiatrisch ziekenhuis, waar hij overigens wel bleef doorwerken. Steeds is aan zijn kleurgebruik en stijl van schilderen te zien hoe hij zich voelde. Zijn schilderijen kunnen uitbundig vrolijke kleuren hebben, maar vaak zijn het eerder taferelen die met forse, woedende uithalen zijn gemaakt en zijn onderwerpen zijn vaak somber: de naderende winter, uitgebloeide zonnebloemen, dode vissen. Ook is vaak te zien dat hij weer een periode doormaakte waarin hij het contact met de realiteit verloor en die perioden kwamen steeds vaker voor.

Twee maanden voor zijn dood verhuisde Van Gogh naar Parijs. Uit die laatste periode dateert een onwaarschijnlijk groot aantal schilderijen van ongelijke kwaliteit. Op 27 juli 1890 schoot hij zichzelf een kogel door de borst. Twee dagen daarna stierf hij aan de verwonding.



Twee Cypressen, uit 1889. (Metropolitan Museum of Art, New York)