39 Anne Frank


1929-1945


Anne Frank was een van de meer dan honderdduizend Nederlandse joden die tijdens 
de Tweede Wereldoorlog in een vernietigingskamp van de nazi’s werden omgebracht. 
Zij schreef in de twee jaren die ze ondergedoken zat voordat ze werd verraden een dagboek 
dat het mogelijk maakt enigszins mee te leven met de omstandigheden van de joden 
in de oorlog.


Anne Frank. (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam)



Jodenvervolging


De vijftienjarige Anne Frank was geen Nederlandse, maar kreeg toch een plaats in de canon voor de vaderlandse geschiedenis omdat ze een symbool is geworden voor de vernietiging van de joden tijdens de tweede wereldoorlog (38). Al in de eerste jaren van de bezetting van ons land werden de joden door de Duitsers onder druk gezet. In steeds meer openbare gelegenheden werd hen de toegang geweigerd, in november 1940 werden alle joden uit overheidsfuncties ontslagen, hun bedrijven werden geconfisqueerd, ze moesten hun auto’s, fietsen en radio’s inleveren en werden ongestraft op straat gemolesteerd door Duitsers en nsb-ers. Ze hadden een speciale vergunning nodig om te mogen reizen op de trein of de tram en als volgende vernederende maatregel werden ze verplicht de ‘jodenster’, een gele Davidsster met jood erop, duidelijk zichtbaar op hun kleding te dragen.

In de zomer van 1941 besloot Hitler het ‘joodse vraagstuk’ definitief ‘op te lossen’ door alle Europese joden af te laten voeren naar concentratiekampen en hen daar te laten vermoorden. Dat liet hij niet openlijk bekendmaken. Joden moesten zich melden om in het oosten van Europa tewerkgesteld te worden. Op die manier slaagden de nazi’s erin heel veel joden ertoe te brengen zichzelf aan te melden. Hoewel de geruchten al vrij snel rondgingen over wat werkelijk gebeurde met al die mensen die naar het oosten gestuurd werden, bleven velen nog lange tijd geloven dat zoiets onmenselijks niet waar kon zijn. Nog in 1943 meldden joden zich vrijwillig aan voor transport naar Westerbork, waar een verzamelkamp was ingericht voor alle joden die de Duitsers in handen kregen.



De beruchte Jodenster.



Vanuit Westerbork vertrok vanaf 15 juli 1942 elke week een goederentrein met veewagens volgepropt met joden naar de vernietigingskampen in Oost-Europa. Tussen 15 juli 1942 en 13 september 1944 vertrokken in totaal 93 treinen met meer dan 107.000 joden. Behalve joden werden ook zigeuners het slachtoffer van het uitroeiingsbeleid. In Auschwitz en Sobibor waren concentratiekampen ingericht met gaskamers waarin de meeste gedeporteerden meteen vermoord werden. Anderen bleven nog een tijd in leven om te dienen als arbeiders of proefkonijn voor onmenselijke ‘medische’ experimenten, maar de meesten van hen stierven uiteindelijk ook, als gevolg van ziekte, uitputting, honger, mishandeling of het dodelijke Zyklon-B gas. Slechts 5450 hebben die hel overleefd.

Veel mensen vertrouwden de zaak niet en kozen ervoor zich niet vrijwillig aan te melden. Van de 140.000 joden in ons land doken 27.000 onder. Dat was alleen mogelijk als ze mensen kenden die ze konden vertrouwen, en er waren gelukkig niet-joodse Nederlanders die bereid waren hen te helpen. Lang niet zoveel als de Nederlanders jarenlang hebben gedacht, maar toch vormden zich groepen mensen die, met gevaar voor eigen leven, onderduikers hielpen. Dat waren niet alleen joden en zigeuners. De Duitsers riepen op grote schaal mannen op om in de oorlogsindustrie in Duitsland te gaan werken, en toen daaraan te weinig gehoor gegeven werd, pakten ze mannen op om hen als dwangarbeiders in te zetten. Veel mannen doken onder. Bovendien moesten de mensen die vanwege illegale activiteiten gezocht werden, ook aan onderduikadressen geholpen worden. Voor al die mensen waren gastgezinnen nodig, en vervalsers van identiteitspapieren, en mensen die distributiekantoren overvielen om bonnen te roven voor voedsel en andere levensbehoeften. Zowel onderduikers als degenen die hen hielpen, liepen het gevaar te worden doodgeschoten als ze werden betrapt. En voor de joden volgde bij ontdekking onverbiddelijk: transport naar Kamp Westerbork. Dat gebeurde onder andere met Anne Frank.



Wie zich maar een beetje een voorstelling kon maken van wat de afgevoerde joden te wachten stond, probeerde onder te duiken. (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam)



Anne Frank werd op 12 juni 1929 geboren in Frankfurt am Main. Haar ouders vluchtten in 1933 naar Nederland nadat Hitler in Duitsland aan de macht gekomen was. Het gezin vestigde zich in de Amsterdamse rivierenbuurt, vader Otto Frank had een bedrijf aan de Prinsengracht. Toen de Duitsers in 1942 begonnen met het oppakken van alle joden die zich niet al vrijwillig gemeld hadden, dook het gezin onder in een huis achter het bedrijf van vader Frank. Vier andere onderduikers deelden hun schuilplaats. Anne begon in die tijd met het schrijven van een dagboek. Ze lijkt een begaafd, gevoelig en aardig meisje geweest te zijn, met aspiraties om later schrijfster te worden. Ze schreef ook verhalen en sprookjes voor kinderen, maar haar dagboek is wereldberoemd geworden. Het is geschreven in de vorm van brieven aan ‘Kitty’, een denkbeeldige vriendin van Anne. Haar beschrijving van het leven in constant gevaar van ontdekking, in een veel te beperkte ruimte en met alle spanningen die tussen de onderduikers bestonden, geeft een huiveringwekkende indruk hoe het op veel plaatsen in Nederland geweest moet zijn.



Bij huiszoekingen en razzia’s werden velen opgepakt en naar Westenbork afgevoerd. (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam)



Na twee jaar werden de onderduikers verraden en volgde een inval. Het dagboek eindigt abrupt op die rampzalige dag. Alle gezinsleden werden naar Kamp Westerbork vervoerd en van daaruit naar Bergen-Belsen. Daar werden Anne, haar moeder en haar zuster ziek en overleden. Vader Frank overleefde het kamp, kreeg na de oorlog het dagboek van zijn dochter in handen en liet het uitgeven. Het achterhuis verscheen in 1946. Het boek is in vele talen vertaald, in 1955 werd er een Amerikaanse toneelbewerking van gemaakt die zeer succesvol was, en in 1959 een film, waarna het boek helemaal beroemd werd. Het pand Prinsengracht 263 is nu een museum dat wordt bezocht door mensen vanuit de hele wereld.



Pas toen de overlevenden vertelden wat ze hadden meegemaakt drong het tot de Nederlanders door hoe verschrikkelijk de nazi’s in hun vernietigingskampen bezig waren geweest. (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam)



De Duitsers registreerden iedere jood in Nederland, ongeacht of hij het joodse geloof beleed of niet. Het ging hen om het ras, want ze waren erop uit alle ‘Untermenschen’ uit te roeien. Dat is hen wat Nederland betreft in hoge mate gelukt. Van de 140.552 joden die zij in 1941 telden waren aan het eind van de oorlog nog maar 33.000 in leven. Het percentage vermoorde joden was groter in Nederland dan in enig ander West-Europees land buiten Duitsland. In België bijvoorbeeld werden van de ongeveer 100.000 joden (onder wie tienduizenden vluchtelingen uit Duitsland) maar 25.000 gedeporteerd. Van de gedeporteerden overleefden maar 1244 de concentratiekampen. Dat niet veel meer mensen werden afgevoerd komt omdat in België de hulp aan ondergedoken joden beter georganiseerd was, gedeeltelijk omdat de rooms-katholieke kerk er actief aan meehielp. De uitroeiing van de joden in Nederland gebeurde zoveel effectiever dat de beruchte jodenjager Eichmann later zou zeggen dat Nederland een ‘toonbeeld van efficiëntie’ was geweest. Dat komt onder andere omdat in ons land de Gestapo (de Duitse geheime politie) belast was met de ‘oplossing van het jodenprobleem’, terwijl bijvoorbeeld in België de Wehrmacht dat moest doen. De gewone Duitse soldaat was (relatief gesproken) minder wreed en genadeloos tegen mensen die onderduikers hielpen dan SS-sers of leden van de Gestapo. Maar het kwam ook omdat de Nederlandse politie vlijtig heeft meegewerkt aan de arrestaties, de huiszoekingen en de razzia’s.



Bord afkomstig van de trein die het transport van joden van Westerbork naar Auschwitz verzorgde.



Nederland is al vanaf de 16de eeuw een toevluchtsoord geweest voor joden die hun land moesten ontvluchten (zie bijvoorbeeld bij spinoza (22)). Hoewel zij ook in ons land wel te maken hebben gehad met antisemitisme, was dat in veel mindere mate het geval dan bijvoorbeeld in Duitsland, Oostenrijk of Polen. Maar latent antisemitisme is er ongetwijfeld geweest, anders valt de beschamend ijverige samenwerking van zoveel Nederlanders met de nazi’s niet goed te verklaren.