4 Karel de Grote


742-814


Karel de Grote heeft niet alleen het grote gebied dat hij van zijn vader erfde aanzienlijk uitgebreid. Hij is ook een uitstekend heerser geweest, die bestuurlijke vernieuwingen invoerde en ervoor zorgde dat de mensen die daarvoor verantwoordelijk waren hun werk goed deden.


Handtekening Karel de Grote. De keizer liet zijn handtekening schrijven door een monnik en tekende zelf alleen het ruitje binnen het monogram.



Keizer van het avondland


Het enorme Romeinse Rijk was in de vijfde eeuw onder de voet gelopen door de benden van Attila de Hun en van andere nomadenvolkeren uit Azië zoals de Vandalen. Het heeft lang geduurd voordat zich in Europa weer omvangrijke vorstendommen ontwikkelden, maar het was onvermijdelijk dat uiteindelijk enkele krachtige heersers hun gebied konden uitbreiden met de gebieden van hun buren. In de loop van de zesde, zevende en achtste eeuw vormde zich het almaar groeiende land van de Franken. Toen koning Pippijn III in 768 overleed omvatte het Frankische rijk het hele gebied ten noorden van de Pyreneeën, inclusief heel huidig Nederland, en naar het oosten toe omvatte het de westelijke helft van het huidige Duitsland en Zwitserland. Van dat land erfde Pippijns zoon Karel aanvankelijk de helft, en toen drie jaar later Karels broer Karloman overleed werd Karel de koning van het hele land, dat hij daarna nog fors heeft uitgebreid.

Hij was in 774 door de paus benoemd tot beschermer van de kerk, wat hem gelegenheid gaf om het rijk van de Longobarden, dat de pauselijke staat bedreigde, te veroveren. Hij liet het land voortbestaan als zelfstandig koninkrijk, maar wel met hemzelf als koning. In datzelfde jaar vestigde hij een protectoraat over de kerkelijke staat, wat inhield dat de kerkelijke staat in feite ondergeschikt gemaakt werd aan Karel zelf.

Door zijn veroveringstochten in het oosten en noorden voegde hij Saksen en Beieren aan zijn rijk toe, waarna hij de nog heidense Saksen onder dwang tot het christendom bekeerde. Zijn pogingen om het door de moslims bezette Iberische schiereiland te veroveren hadden minder succes. Hij leed een bloedige nederlaag in de Pyreneeën, die prachtig beschreven is in een van de oudste ridderromans: het Roelantslied. De Saksen zagen hun kans en begonnen een opstand die door Karel bloedig onderdrukt werd, waarna Karel een terreurregime vestigde om zijn politieke macht en de heerschappij van de kerk grondig in Saksenland te vestigen. In de strijd met de Saksen, die alles bij elkaar 33 jaar geduurd heeft, zijn de gruwelijkste dingen gebeurd. Zo liet hij eens op één dag 4500 Saksische edelen onthoofden.

In 795-96 versloeg hij de Avaren in het gebied dat nu Oostenrijk heet, waarbij hij een ongelooflijk grote schat buit maakte want de Avaren hadden het Oost-Romeinse rijk, waarvan Constantinopel (het huidige Istanbul) de hoofdstad was, gedurende lange tijd afgeperst. Verder waren er nog kleine aanvullingen voor zijn land in Bretagne en het gebied van de Pyreneeën. Door dat alles werd hij de heerser van een land met vele volkeren die vele talen spraken en heel verschillende culturele achtergronden hadden. En hij was ook nog de beschermheer van de Roomse kerk. Alles bij elkaar genomen was hij veel meer geworden dan een gewone koning. Paus Leo iii heeft hem daarom op kerstdag van het jaar 800 tot keizer gekroond. Later zou keizer karel v (9) hem als ideaal voorbeeld nemen, maar die miste de bekwaamheid om een zo groot rijk bijeen te houden.



Karel de Grote ontvangt de relikwieën van Christus, geschilderd rond de tijd van de kroning van Karel V, ca. 1520. (Galleria Sabauda, Turijn)



Bronzen ruiterbeeldje van Karel de Grote, ca. 860. (Musée du Louvre, Parijs)



Karel de Grote heerste dus over een voor die tijd reusachtig rijk. Maar hij is de geschiedenis ingegaan als ‘de Grote’ omdat hij een voortreffelijke bestuurder was, vooral na 800 toen hij luisterde naar raadgevers die hem erop wezen dat men meer bekeerlingen maakt door goed bestuur dan door geweld. Veel bestuursvormen die hij introduceerde zouden nog eeuwenlang voor vele landen het model blijven. Hij verdeelde zijn grondgebied onder mannen die hij vertrouwde, ‘vazallen’ of leenmannen. Die moesten hem in tijden van oorlog steunen met door henzelf bijeen te roepen legertjes van hun eigen onderdanen, hem bij bestuurlijke kwesties raad geven en binnen hun eigen gebied zorgen voor de veiligheid van de bevolking en voor de rechtspraak. In ruil daarvoor mochten zij het grootste deel van de inkomsten van hun gebied houden. Zo ontstond een nauwe vertrouwensrelatie tussen vorst en hogere edelen, die er samen voor zorgden dat het uit zoveel verschillende onderdelen bestaande land een eenheid werd. De hogere edelen deelden vaak hun gebieden weer op in stukjes die zij voor zich lieten regeren door lagere edelen.

Dat ‘feodale stelsel’ werkte lange tijd goed, maar verloor uiteindelijk zijn functie. Karel de Grote had veel gezag bij zijn edelen en veroverde bovendien zoveel land, dat hij hen steeds rijkelijk van grondbezit kon voorzien zonder dat het ten koste ging van zijn eigen bezittingen. Latere, zwakkere vorsten zouden geleidelijk aan hun greep op hun graven en hertogen verliezen. Die zouden zich in de toekomst in toenemende mate onafhankelijk van hun vorst gaan gedragen.

Maar Karel de Grote deed nog veel meer. Hij introduceerde ‘schepenen’, permanente rechters in rechtsprekende colleges, in plaats van de toen nog gebruikelijke rechtspraak door tijdelijke bijzitters. Daardoor werd de rechtspraak een stuk minder willekeurig. Hij stuurde regelmatig inspecteurs door zijn land om te controleren of alle wetten wel geëerbiedigd werden, verbeterde de administratie van het land en vaardigde allerlei besluiten uit die de veiligheid van de kerk en van de arme vrije lieden moest verbeteren. Hij stelde een algemeen muntstelsel in en deed veel om het onderwijs, vooral voor jonge edelen, te verbeteren. Hij heeft zelf nooit leren schrijven maar hij was een goede wiskundige en sterrenkundige en sprak verschillende talen. Hij was er zich goed van bewust dat de Franken op cultureel en wetenschappelijk gebied erg achter lagen op de Islamitische wereld. Daarom knoopte hij daar vriendschappelijke relaties mee aan, bijvoorbeeld met de kalief van Bagdad, Haroen al-Rasjid. De kalief stuurde Karel schitterende geschenken. Wat Karel hem van zijn kant kon sturen schijnt de oosterse vorst maar matig geïmponeerd te hebben.

In een tijd waarin de verbindingen tussen ver van elkaar gelegen gebieden lange reistijden vergden, was het niet praktisch om vanuit één centrale plaats te regeren. Dan zouden de verder weg gelegen delen van het land geen enkele binding hebben met de vorst. Daarom reisde Karel voortdurend van plaats naar plaats, hij had op vele plaatsen paleizen (‘paltsen’) en kon van daaruit steeds de regeringszaken afhandelen met zijn leenmannen. Voor het gebied van de Lage Landen had hij een palts in Nijmegen, de ‘Valkhof’. Dat vele reizen was echter zeer vermoeiend en kon met zeer primitieve omstandigheden gepaard gaan. Dus toen Karel ouder werd bleef hij meer en meer in Aken, een stad die in de buurt lag van de altijd lastige Saksen. Die stad werd vanaf 794 zijn belangrijkste residentie en vanaf 808 verbleef hij er bijna permanent. Hij is daar ook overleden, op 28 januari 814.



Het Frankische Rijk.



Acht jaar voor zijn overlijden had Karel zijn rijk verdeeld onder zijn drie zoons, met de opdracht elk in zijn eigen deel te zorgen voor het land en ook de kerk van Rome te beschermen. In 810 overleed een van de drie en in 811 nog een, zodat het rijk uiteindelijk geërfd werd door één zoon: Lodewijk de Vrome. Daarmee werd een opdeling van het land echter alleen maar uitgesteld: toen Lodewijk in 840 overleed erfden diens drie zoons ieder een derde deel. Zij begonnen vrijwel meteen elkaar bepaald grondgebied te betwisten en pas toen in 843 bij het verdrag van Verdun een definitieve scheiding tussen de drie delen werd afgesproken leek de rust weergekeerd. Maar de drie vorsten waren te zwak om weerstand te kunnen bieden aan de invallen van de Noormannen, de Hongaren en de Saracenen. Na de dood in 855 van Lotharius, de zoon die het middelste gedeelte had geërfd, werd ‘Lotharingen’ opgedeeld tussen diens drie zoons, die respectievelijk Italië, opper- en neder Bourgondië kregen. In het gebied van Lotharingen zou geleidelijk aan het Bourgondische rijk ontstaan, gedeeltelijk op Frans, gedeeltelijk op Duits gebied. Dat zou de basis vormen voor het latere Nederland. Zie daarvoor: karel v (9).

De andere twee zoons van Lodewijk hadden veel grotere gebieden die niet werden opgedeeld. Daarmee werd de basis gelegd voor de landen Frankrijk en Duitsland. De vete tussen de twee broers werd overgenomen door hun opvolgers. Tot midden in de twintigste eeuw zouden Duitsland en Frankrijk om de haverklap bloedige oorlogen blijven voeren.