36 De Stijl
1917-1931

Counter Composition V (1924) van Theo van Doesburg.
Revolutie in
vormgeving
Wie een schilderij van Piet Mondriaan bekijkt en niets weet van de visie die achter dat werk schuilgaat, zal misschien zijn schouders ophalen en zeggen: ‘Dat kan mijn dochtertje van negen ook.’ En wie in een stoel van Gerrit Rietveld gaat zitten zal misschien denken dat de man een sadist geweest moet zijn, of ten minste timmerles had moeten nemen. Maar wie op de hoogte is van de bedoeling van deze twee bekendste vertegenwoordigers van de Stijlgroep, zal dat anders zien. De Stijlgroep was in 1917 opgericht door een groep kunstenaars in Leiden: drie schilders, twee architecten, een beeldhouwer en een schrijver. Zij gingen werken volgens heel aparte regels en richtten een maandblad op, De Stijl, waarin zij hun ideeën, gedachten en motieven openbaar maakten. De groep werd internationaal bekend en trok kunstenaars uit andere landen aan, maar is altijd een los verband geweest. De bekendste vertegenwoordigers, Rietveld en Mondriaan, hebben elkaar zelfs nooit ontmoet. Toen Theo van Doesburg, de redacteur en uitgever van dat tijdschrift, in 1931 overleed viel de groep uiteen.
De Eerste Wereldoorlog was een periode van chaos, een tijd waarin naar het gevoel van veel mensen alles onbeheersbaar was geworden. In die periode ontstond een verlangen naar harmonie. De kunstenaars van de Stijlgroep ging daarin nog verder: ervan uitgaande dat harmonie de wet van het heelal moest zijn, gingen zij in hun werk zoeken naar de basis die achter alle dingen schuilgaat. Zij meenden dat achter alle (min of meer toevallig tot stand gekomen) verschijningen in de natuur wetten schuilgaan volgens welke de natuur werkt. Die wetten vormen de opbouw van de werkelijkheid, en die moesten ze zien weer te geven. Kunstenaars waren er in de loop van de afgelopen eeuwen steeds beter in geslaagd om zeer natuurgetrouw weer te geven wat onze ogen zien: gezichten, voorwerpen, landschappen, alle individuele uitingen van de natuur. En met de kort tevoren ontdekte fotografie kon dat nog gemakkelijker gedaan worden. Maar dat was het juist: individuele uitingen. De chaotische toestand van de wereld kwam (vonden de leden van de Stijlgroep) omdat de mensen zich alleen richtten op die individuele uitingen. Terwijl juist in die tijd veel grotere verbanden zichtbaar werden: de groei van grote steden, de industriële productie, de organisatie van politieke partijen en vakbonden. In al die dingen nam een algemeen plan de plaats in van individuele, vaak willekeurig genomen beslissingen.
Rood-blauwe stoel, uit 1918, door G. Rietveld. (Amsterdam, Stedelijk Museum).
Universele waarden, de absolute harmonie, maximale abstractie, uitbanning van alles wat een weergave zou kunnen zijn van voorwerpen of wezens: dat alles zou, vonden de kunstenaars van de Stijlgroep, ook een leidraad moeten worden voor het dagelijkse leven. En de kunst moest daarbij dienen als inspiratiebron voor de toeschouwers. Zo kwamen zij tot het besluit te zoeken naar de harmonie die achter alle dingen schuilgaat. Ze zouden in het vervolg alleen nog maar met rechte hoeken en lijnen werken, en de primaire kleuren rood, blauw en geel gebruiken, plus de tinten zwart, grijs en wit. Dat heeft geleid tot het scheppen van kunstwerken die nu nog steeds beroemd (en in de ogen van velen nogal controversieel) gebleven zijn. Een stoel van Rietveld is niet bedoeld om in te zitten, maar om het wezen van een stoel weer te geven. De schilderijen van Mondriaan zijn exercities in evenwichtigheid en harmonie, het is niet de bedoeling dat ze iets voorstellen. Een gedicht van Theo van Doesburg is niet echt bedoeld om een gedicht te zijn dat iets vertelt. Overigens werd door de kunstenaars van de groep nogal eens afgeweken van de strenge beperking van het kleurgebruik. En als er echt concessies gedaan moesten worden aan de bruikbaarheid van een creatie, zoals bij een huis, werd ook op andere manieren wel ‘gezondigd’ tegen de uitgangspunten.
‘Letterklankbeelden’, door T. van Doesburg in De Stijl iv, 1921.
Als een reactie op het impressionisme ontwikkelde zich in het begin van de 20ste eeuw het kubisme, waarbij alles wordt teruggevoerd op geometrische vormen. Men kan het werk van de schilders van de Stijlgroep zien als een consequent uitvloeisel van wat de kubisten deden, en het is misschien geen toeval dat deze beweging juist in Nederland ontstond. Sommige kunsthistorici wijzen erop dat de Nederlanders de natuur al eeuwenlang naar hun hand hebben gezet met rechte dijken en kanalen, en met de strakke verdeling van hun polders in percelen (zie bijvoorbeeld bij de beemster (15)).Ook bij de planning van straten en pleinen bij een stadsuitbreiding ging men soms volgens zulke patronen te werk, zoals bij de grachtengordel (16) wordt beschreven. Er waren in Nederland precedenten genoeg voor wat de Stijlgroep voor ogen stond. Misschien dat ook het streven naar zuiverheid, het zich beperken tot de essentie zonder franje, iets te maken had met de calvinistische Nederlandse volksaard. In de filosofie van spinoza (22), uit de 17de eeuw, zien we al hetzelfde streven: die wijsgeer koos voor een wiskundige methode van bewijsvoering om te voorkomen dat willekeur en toevallige verklaringen in zijn betoog zouden sluipen.
Alle creaties van de Stijlgroep voldoen aan dezelfde criteria: ze zijn gemaakt om de mensen aan het denken te zetten, grenzen te verleggen. Of ze ‘mooi’ zijn? Lang niet in de ogen van iedereen, maar het scheppen van schoonheid kan op twee manieren worden uitgewerkt. Men kan iets maken dat ‘mooi’ is, ‘schoon’, zoals eeuwenlang alle kunstenaars hadden nagestreefd, maar men kan ook iets ontdoen van alle ballast, alle franje. Dan haalt men er als het ware al het vuil vanaf en maakt het schoon. En in díé betekenis zal iedereen moeten beamen dat de Stijlgroep schone kunst gemaakt heeft.
Het Rietveld-Schröder-huis in Utrecht werd in 1924 ontworpen door de architect Gerrit Rietveld._Het huis is gebouwd volgens de ideeën van De Stijl, waartoe ook Mondriaan en Van Doesburg behoorden.
Maar dit soort kunst roept ook wel vragen op, zoals toen er miljoenen werden uitgegeven aan de restauratie van het grote schilderstuk Who’s afraid of Red, Yellow and Blue?, dat door een vandaal ernstig was beschadigd. De restauratie moest zoveel kosten omdat het kunstwerk verfstreekje voor verfstreekje gerepareerd moest worden, want ook de penseelvoering zou een aspect van het kunstwerk zijn. Later bleek dat de restaurateur de nieuwe verf gedeeltelijk met een verfroller had aangebracht, wat veel mensen deed denken dat hier misschien sprake was van de ‘kleren van de keizer’. Ook het bedrag van veertig miljoen dollar dat in augustus 1998 door de overheid betaald werd om Victory Boogie Woogie, het nooit voltooide laatste schilderstuk van Piet Mondriaan, naar Nederland te halen was in de ogen van veel mensen wel erg hoog.