26 De Patriotten
1780-1795

Verwend, verwaand en volgevreten. Dit portret van Gerrit Bicker, een zoon van burgemeester Andries Bicker door B. v.d. Helst, ca. 1650, kan model staan voor alles waartegen de Patriotten in opstand kwamen. (Rijksmuseum, Amsterdam)
Crisis in de
Republiek
Aan de ‘Gouden Eeuw’ van Nederland was al aan het einde van de 17de eeuw een eind gekomen. De derde Engelse Oorlog had het land enorme economische schade toegebracht en veel rijke handelaars geruïneerd. Daarna streefde Engeland de Republiek voorbij omdat het kon beschikken over veel meer delfstoffen en mensen, maar ook omdat het veel eerder begon met industrialiseren. Schilders in de Lage Landen vonden geen rijke opdrachtgevers meer, arbeiders bleven werkeloos. Een ander probleem was Frankrijk. De dreiging van een invasie door koning Lodewijk xiv bleef nog lang na het einde van de Derde Engelse Oorlog bestaan, en dat maakte het in stand houden van een groot staand leger noodzakelijk. Dat betekende hoge belastingen en dat leidde op zijn beurt tot verdere verkommering van de handel, de industrie en de nijverheid en dus tot grotere werkloosheid. Intussen ging men in Frankrijk en Engeland de producten maken die ze in het verleden van Nederland hadden gekocht.
Er waren wel mensen die hun rijkdom hadden behouden. Die belegden hun geld echter niet in de handel en de industrie van het eigen land, maar investeerden in waardepapieren en in de industrieën in andere landen zodat de arbeiders in Nederland er niet van konden meeprofiteren. Nederland werd een ‘renteniersnatie’. De rijken leefden in luxueuze stijl in hun dure buitenplaatsen, met hun kostbare kledij en hun kunstverzamelingen, terwijl tallozen in de grote steden zich, opgepropt in stampvolle kleine kamertjes in smalle, donkere straatjes, ternauwernood in leven konden houden. Rond 1780 verdiende de helft van de bevolking van Amsterdam 300 gulden of minder per jaar terwijl de rijke mensen, de regenten, de goed betalende banen onder hun vrienden verdeelden en eerder rijker werden dan armer. Veel regenten waren in de tweede helft van de 18de eeuw steenrijk, zoals werd beschreven bij buitenhuizen (24).
De Patriotten scholden de Oranjegezinden uit voor ‘ezels’, de Oranjegezinden noemden de Patriotten ‘keeshonden’.
(Atlas van Stolk, Rotterdam en Historisch Museum, Amsterdam)
De mensen die niet tot de elite hoorden zagen twee zichzelf verrijkende elitaire groepen: de regenten en stadhouder Willem V met zijn entourage. Intussen hadden zij zelf volstrekt niets in te brengen bij het bestuur van het land en de steden. Ze zagen ook dat het steeds slechter ging met het land omdat het bestuur niet bepaald goed werd uitgevoerd. Zelfs rijke buitenstaanders konden, hoe bekwaam ze ook mochten zijn, geen officiële functies bekleden en voor de regenten golden familieconnecties meer bij de keuze van een ambtenaar dan bekwaamheden. En bijna niemand bekommerde zich om de ellende van de armen.
Het werd allemaal nog erger toen de Republiek tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) roemloos verloor van de Engelsen. De handel werd geblokkeerd en de zeevaart, onze eeuwenoude bron van inkomsten, lag bijna stil. Onder zulke omstandigheden was het volk gevoelig voor opruiende taal. Het pamflet ‘Aan het Volk van Nederland’, dat op 26 september 1781 op grote schaal verspreid werd, had dan ook onmiddellijk groot succes. In dat pamflet werd de bevolking opgeroepen naar de wapens te grijpen en de macht over te nemen van prins Willem V en zijn gevolg, en van de regenten. Degenen die achter het pamflet stonden noemden zich Patriotten omdat ze de oproep deden voor het bestwil van het vaderland (Patria). Want, meenden zij, de regenten en de stadhouder voerden een wanbestuur, anders zou Nederland er niet zo slecht voorstaan.
Er wás veel mis met de regering van het land. Nog steeds bestond de structuur die tijdens de Opstand vorm gekregen had: een verzameling losse provincies die in naam ‘verenigd’ waren en in de Staten-Generaal het algemene beleid moesten vormen, maar daarbij steeds vooral de belangen van het eigen gewest lieten voorgaan. Het was echt nodig dat er een centrale regering kwam. Bovendien was het stadhouderschap erfelijk en voerde de stadhouder een hofhouding alsof hij de koning van een groot land was. Vanaf het begin van de 17de eeuw was er altijd een spanningsveld gebleven tussen degenen die de macht vooral wilden leggen bij de Staten-Generaal en degenen die de stadhouder meer macht wilden geven, de Oranjegezinden. Maar de twee groepen waren het samen wel eens als het erom ging dat er niet nog meer gegadigden voor de macht moesten bijkomen.
Het pamflet dat de aanzet gaf tot de opstand der Patriotten. (Rijksuniversiteit, Utrecht)
De tijd was rijp voor revolutie. De Amerikanen wonnen in 1783 hun vrijheidsoorlog; Engeland verklaarde de Verenigde Staten in dat jaar officieel onafhankelijk. En vanuit Engeland zelf en Frankrijk kwamen publicaties naar ons land waarin werd opgeroepen de macht aan het volk te geven. Het al eerder genoemde pamflet sloeg zo aan, dat steeds meer leden van de Statenvergaderingen zich aansloten bij de Patriotten, erop uit hun eigen goedbetaalde baantjes en sociale positie op die manier veilig te stellen. Gewest na gewest verklaarde zich tegen de Prins. De zaak kwam tot een climax in 1787. In het voorjaar marcheerden groepen gewapende Patriotten (‘vrijkorpsen’ of ‘exercitiegenootschappen’ genoemd) door de straten van de steden en dorpen. Willem V had zich al in 1785 teruggetrokken in Nijmegen (een stad die uitgesproken Oranjegezind was) en vaardigde een decreet uit waarin hij verklaarde dat alle Patriotten uit het bestuur van steden en gewesten gezet moesten worden. Er volgden rellen. Men bestormde stadhuizen, huizen werden geplunderd, straat- en kroeggevechten tussen aanhangers van Oranje en de Patriotten groeiden uit tot veldslagen, er vielen doden.
Willem V keek toe en deed niets. Zijn vrouw, Wilhelmina, besloot toen zelf in te grijpen. Zij vroeg haar broer, de koning van Pruisen, na haar aanhouding door de Patriotten bij Goejanverwellesluis, om hulp en die stuurde in 1787 zijn troepen naar de Republiek. Daar konden de ongeoefende vrijkorpsen niet tegen op. De Patriotten werden overal opgepakt, velen van hen vluchtten naar Frankrijk. Willem V leek nu de touwtjes weer in handen te hebben, maar dat had hij niet lang. Acht jaar later trokken de gevluchte Patriotten met een groot Frans leger naar ons land. Frankrijk was namelijk net zelf een republiek geworden, in 1792. Willem V vluchtte met zijn gezin naar Engeland en Nederland werd herdoopt in de ‘Bataafse Republiek’. De Batavieren, een volk dat in de Romeinse tijd in onze streken woonde, hadden in de 18de en 19de eeuw de naam een heroïsche opstand tegen de Romeinen te zijn begonnen en golden als ‘onze eigenlijke voorvaderen’. Dat was niet zo. Die opstand was een van vele en had geen succes, en de Batavieren waren slechts een van vele volkeren in onze regio. Hoe dan ook: de Bataafse Republiek heeft niet lang bestaan.
In de jaren na 1795 werd veel van wat de Patriotten hadden gewild werkelijkheid. De centrale overheid kreeg steeds meer bevoegdheden en er kwam algemeen kiesrecht. Nou ja, voor mannen dan. Vrouwen werden in die tijd nog niet gelijkwaardig behandeld (zie daarover verder bij aletta jacobs (34)). Maar in 1799 greep napoleon bonaparte (27) de macht in Frankrijk en dat betekende ook in ons land een einde aan de vrijheid en de democratie. Nu volgde de Franse tijd, waaraan pas in 1815 een eind zou komen na Napoleons nederlaag in de Slag bij Waterloo. Daarna kon ons land zijn eigen regering kiezen. De zoon van Willem V werd tot koning uitgeroepen. koning willem i (28) zou echter geen gelukkige keuze blijken te zijn. Hij ging regeren als een vorst met absolute macht. Pas in 1848 zou de liberaal Thorbecke een eind maken aan de macht van het koningshuis.