46
Op een dag, tijdens de lunchpauze op mijn werk, reed ik naar een oud stenen gebouw achter Franklin Boulevard, dat net ten oosten van de snelweg lag ingeklemd, om een gesprek te hebben met de vrouw met de rode sjaal. Ze werkte met risicojongeren en ze schreef alles wat ik zei op een gele blocnote. Ik moest bijna lachen omdat het allemaal zo officieel ging, omdat ze zo ernstig de woorden koekjes en vanillestokjes kopen en gevoelens in eten noteerde. We spraken af dat de kinderen de week daarop koekjes zouden bakken en dat ik die zou proeven. Ik waarschuwde haar dat ik het niet al te vaak kon doen. Wanneer je maar kunt, zei ze, en schreef dat ook op. Niet te vaak.
Op het werk nodigde Peter me nog eens uit voor een wandeling. We doorkruisten al zigzaggend de stad.
Die avond reed ik naar het café. Madame en Monsieur waren druk bezig met het uitdenken van nieuwe menu’s voor het restaurant en Madame maakte even snel een baguette voor me klaar met paté en augurkjes. De scherp smakende augurkjes, die me meestal iets te zuur waren, fungeerden vandaag als kleine uitroeptekentjes in combinatie met de paté – Paté! Paté!
Hoe is de eend? vroeg ze, met een kritische blik in haar ogen.
Heerlijk, zei ik.
De sla?
Ik stak een vork vol sla in mijn mond. Mmm, zei ik.
Is hij biologisch?
Ja, zei ik.
Mooi. Ze klapte in haar handen. Ik was er niet zeker van of hij de waarheid sprak. Zijn prijzen zijn redelijk.
Toen ik mijn sandwich bijna ophad kwam Monsieur van achteren aanlopen met een hangslot.
We willen dat je je eigen kast krijgt, zei hij. Om je spullen in op te bergen.
Je krijgt een toelage, voegde Madame eraan toe. En je moet hier een schort hangen en een stel extra kleren voor het geval we de deur uitgaan. Naar de stad. Naar de markt.
Oké, zei ik.
Met een onhandig gebaar overhandigde hij me het hangslot. Samen met een gebruiksaanwijzing.
Ik vergeet steeds hoe zoiets werkt, zei hij.
Ik draaide aan de schijf op de voorkant.
Gewoon drie cijfers kiezen die je makkelijk kunt onthouden, zei hij. Oké. Zo goed?
Ik draaide het om in mijn handen. Een doodgewoon hangslot met een zwarte voorkant en inkepingen tussen de cijfers.
Mag ik ook andere dingen in die kast opbergen? vroeg ik terwijl ik met mijn vingers de cirkel op de voorkant aanraakte.
Ach, zei hij en haalde zijn schouders op. Maakt mij niet uit. Alles wat je belangrijk vindt, zei hij. We willen dat je je hier thuis voelt.
Ik ging achter kijken. Het restaurant zelf omvatte drie ruimten: het restaurantgedeelte met zitjes en tafeltjes en de wijnbar, de keuken, en een ruimte achterin waar de provisiekast stond en de voorraden werden bewaard. In die achterste ruimte hadden ze een bergkast voor me uitgeruimd. Hij was zo groot als een kleine vestibule, met een houten kastroede en daarboven een kleine legplank. Bij de deurklink zat een metalen strip waaraan ik het hangslot kon bevestigen. Ik liep naar mijn auto en stelde het slot in met drie cijfers. Negen, twaalf, zeventien.
Thuis, onder het eten, vertelde ik mijn ouders dat ik nu parttime in het café ging werken, in een of andere vorm alles zou leren over koken. Dat ik daar een plek voor mezelf zou hebben. Ik vroeg om alle spullen die ik nodig had. Ze knikten allebei ja. Het is niet zo dat ik het huis uitga, zei ik tegen hen. Maar het is een stap.
Samen hielpen ze me de auto inladen. Mijn moeder zei dat zij de eerste wilde zijn die mijn eerste officiële, buitenshuis bereide maaltijd proefde. Wij zijn ontzettend trots op je, zei mama en ze stonden naast elkaar toen ik wegreed, hun glimlach met een stuk vislijn op hun gezicht genaaid.
Onder het wegrijden toeterde ik, één keer, en mijn vader stak zijn hand op.
Het uitladen van de auto ging gemakkelijk.
In de kast borg ik mijn tas op, een witte koksjas en een doos met extra keukengerei en boeken die ik zelf ooit gekocht had. Oma’s teakhouten doos met haar as. Mijn moeders eikenhouten bijouteriedoosje. Haar schort met de tweelingkersen dat ze me als beloning had gegeven toen ik een keer stooflappen voor haar had klaargemaakt. Een met fluweel overtrokken rieten taboeretje dat van mij niet opnieuw bekleed mocht worden. Een opgerolde poster van een waterval. Een goudkleurig diplomakwastje met een plastic jaartal eraan.
In de hoek, een klapstoel.