35

Al die tijd dat ik eigenlijk op de universiteit had kunnen zitten, bleef ik thuis wonen. Ik ging niet studeren. Eerst werkte ik als huiswerkbegeleider van middelbare scholieren en daarna als administratief medewerkster bij een commercieel bedrijf dat reclame voor kabeltelevisie maakte. Al die glimlachende mensen naar wie mijn vader en ik samen zaten te kijken, betaalden mijn rekeningen.

Terwijl Eliza, Eddie en Sherrie zich in studentenhuizen en studentencafetaria’s ophielden, haalde ik mijn filmsterposters van de middelbare school van de muur en verving die door landschappen en reproducties van schilderijen. Ik zette het versleten huwelijkstaboeretje in de kast en stopte mijn poppen en middelbareschoolboeken in grote dozen en zette die in de garage. Het was waarschijnlijk sowieso beter voor me om het simpeler aan te pakken, het gedoe in de studentencafetaria’s helemaal te vermijden, maar ik bleef vooral thuis wonen omdat Joseph er niet meer was.

Na mijn bezoek aan zijn flat is hij nog één keer terug geweest. Mijn moeder was er elke dag heen gereden, een paar keer per dag, en op de zesde middag vond ze hem weer op zijn buik liggend op de vloer van zijn slaapkamer, armen en benen gespreid als een zeester. Hij is terug! zong ze tegen ons door de telefoon, vanuit zijn flat. Hij leeft nog! Ze bleef bij hem zitten in het ziekenhuis, kuste doordrenkt van opluchting zijn handen, en mijn vader knikte alsof hij het al die tijd al had geweten, en er werden nog meer telefoontjes gepleegd en er klonk nog meer trompetgeschal, maar ik voelde geen enkele opluchting. Dokters kwamen binnen en onderzochten hem uitgebreid, en mijn vader belde deskundigen en vroeg hun om een wederdienst, maar toen Joseph eenmaal uit het ziekenhuis ontslagen werd bleef hij maar een paar dagen. Zodra hij weer een uur alleen in zijn appartement was verdween hij opnieuw en kwam niet meer terug. Er was niet eens tijd om te besluiten of hij nog wel in z’n eentje in Bedford kon blijven wonen – hij ging erheen om wat boeken voor school op te halen en mama ging ondertussen boodschappen doen voor het avondeten, en dat was het. Voor mij kwam dat niet als een verrassing. Het feit dat ik hem daar had zien verdwijnen was voor mij al voldoende bewijs geweest van de onvermijdelijke toekomst. Of hij nou wel of niet nog één of twee of drie keer terug zou komen, hij was eropuit om weg te zijn, en wat ik die dag had gezien was daar in zekere zin een voorbode van. Het moment waarop de waarheid tot me doordrong.

Die laatste keer dat hij terugkwam, bleek, uitgeput, nog meer uitgemergeld en uitgedroogd dan ooit, zonder een woord te willen zeggen, ben ik nog één keer bij hem in het ziekenhuis geweest en dat was de laatste keer dat ik hem zag.

Mijn moeder reed nog steeds iedere dag naar zijn flat, op weg naar het atelier. Om te kijken of hij er was. Hij was dol op zijn appartement, zei ze als ze de huur betaalde en een kus op de envelop drukte voordat ze hem in de brievenbus liet glijden. Hij komt wel terug, zei ze als we langsreden. Ze bleef de huur betalen hoewel de rijen en kolommen in het rode leren grootboek haar iets anders adviseerden. Nadat er zes maanden waren verstreken probeerde mijn vader haar ervan te overtuigen dat Joseph wist waar wij woonden – aan Willoughby – en dat hij eerst naar zijn ouderlijk huis zou komen, maar toen hij erover begon trok ze haar wenkbrauwen op en liep de kamer uit. Soms liep ze midden in een gesprek over Joseph de kamer uit naar buiten en dan hoorden we haar auto wegrijden. Ik zag haar nooit de autosleutels pakken. Ik denk dat ze ze in het contact liet zitten, bungelend, om er elk moment vandoor te kunnen gaan.

Op de avonden dat ze thuiszat, in de televisiekamer, dicht tegen mijn vader en dat rode leren grootboek aangekropen, en de zwijgende kleuren van de televisie glas-in-loodpatronen op het tapijt maakten, fluisterde hij in haar haar dat ze het geld voor de huur opzij konden leggen voor de dag dat Joseph terugkwam en hij zijn spaargeld nodig had.

Nog niet, zei ze en ging wat rechterop zitten. Ik heb het gevoel dat hij binnenkort terugkomt en dan wil hij in dat appartement zitten. Ik had daar vandaag een heel sterk gevoel over toen ik naar huis reed, zei ze.

Ze streek met haar vingertoppen over de balpenafdrukken van de getallen op het papier alsof die tot een code konden versmelten en haar zouden zeggen waar ze moest zoeken.

Uiteindelijk zei de huisbaas nee. Hij wilde de appartementen opknappen en toen hij erachter kwam dat er niemand in appartement vier in Bedford Gardens scheen te wonen, belde hij mijn moeder nijdig op. Ze verzon een verhaal dat Joseph ergens in het oosten van het land een master in antropologie deed, maar dat hij het appartement graag wilde aanhouden voor de keren dat hij in LA was, en was het niet veel prettiger om een huurder te hebben die er nauwelijks was? De argwanende huisbaas, die vermoedde dat het appartement werd onderverhuurd, zei haar de huur op, en dus nam ik op een kille bewolkte maandag ’s ochtends vrij van mijn werk en laadden mijn moeder en ik alle spullen uit Josephs appartement in diezelfde groene Ford pick-up die ze lang geleden van de houthandel had geleend. Er viel niet veel in te pakken. Vanbinnen zag het appartement er precies zo uit als ik het de laatste keer had gezien – in het keukentje hing zelfs nog steeds diezelfde vage zetmeelgeur.

Ik voelde me daar niet op mijn gemak, dus hield ik maar een oogje op zijn spullen en bleef er als een bodyguard naast staan, en in elke kamer moest mijn moeder huilen. Ze stond voor het raam van zijn slaapkamer, steun zoekend bij de vensterbank, als een schilderij voor de buren voor het geval die vanuit hun wereld omhoog zouden kijken. Ze bleef een tijdje bij zijn kleerkast staan alsof ze op zoek was naar een geheim luik dat hij in de muur had gebouwd en dat naar een nest leidde dat hij in het isolatiemateriaal van het gebouw had gemaakt. Alsof hij de koning van een soort ondergrondse citadel was en de scepter zwaaide over alle mollen en ratten.

Ik heb vannacht gedroomd, zei ze toen we de voordeur op slot deden en de trap afliepen naar de volgeladen pick-up. De schone, frisse lucht tegemoet. Ze stak de reservesleutel in haar zak. Beneden had ik het bureautje en de klapstoeltjes in de auto geschoven, achter de zittingen, zodat ze niet uit de achterbak gepikt konden worden of in een hobbelige bocht van de auto zouden vallen.

Ik droomde dat hij in Australië aan het surfen was, zei ze, en ging achter het stuur zitten.

Ze startte de auto. Van opzij zag haar gezicht er rustig uit, een beetje vermoeid, met nauwelijks zichtbare lijntjes die bij haar mondhoeken naar beneden wezen. Ze keek me aan. Is dat gek? zei ze.

Ik nam oma’s oude bamboeschaal op mijn schoot. Legde mijn andere hand achter de stoelleuning om alles in evenwicht te houden.

Hij zou het daar vast geweldig vinden, zei ik. Ik heb gehoord dat je daar ontelbare sterren kunt zien.

Ze trok op van het trottoir en reed een tijdje voort. Het voelde goed om weg te gaan. Terwijl ze over Sunset Boulevard reed, verdiepte ik me in de ingewikkelde details van de bamboeschaal, die een barst had aan de zijkant en op de heuveltop aan de noordhelling een bobbel had zitten. In de achterbak schoven dozen heen en weer.

Toen we rood licht hadden bij Western keek mama me van opzij aan. Op haar gezicht stond geen enkele uitdrukking te lezen.

Rose, zei ze. Hoor eens. We hebben dat gesprek nooit afgemaakt. Ik wil je iets zeggen. Als jij dat wilt verbreek ik de relatie, zei ze.

Met Joseph? zei ik. Ik gaf een klopje op de schaal en glimlachte even.

Er verscheen een rimpel op haar voorhoofd alsof ze in verwarring verkeerde. Ik vind het verschrikkelijk dat je er zomaar achter bent gekomen, zei ze. Ik probeerde er zo discreet mogelijk mee om te gaan…

Je bent ook heel discreet geweest, zei ik.

Ze boog het hoofd. Nog meer tranen lekten uit haar ooghoeken en vluchtten langs de randen van haar zonnebril weg.

Je denkt toch echt niet dat je broer om die reden is weggegaan? zei ze. Ik moet dat steeds maar denken. Jij bent erachter gekomen, misschien is hij er ook achter gekomen…

Ik haalde mijn vingernagel over de barst in de bamboeschaal. Mama, zei ik. Het was niets nieuws. Ik weet het al vanaf mijn twaalfde.

Ze staarde me aan.

Twaalf?

Twaalf, zei ik.

Ze telde hardop, getallen die ik niet verstond. Maar dat is het jaar waarin het is begonnen, zei ze.

Ik gaf een instemmend klopje op de schaal.

Heeft iemand dat jou verteld?

Nee, zei ik.

Heb je iets opgevangen?

Nee, zei ik. Gewoon goed aangevoeld.

Het licht sprong op groen.

Je bent altijd al zo geweest, als kind ook al, zei ze verwonderd en zweeg even. Je kwam precies op het moment dat ik behoefte had aan een knuffel naar me toe om me een knuffel te geven. Het leek wel tovenarij.

Mama, zei ik.

Ik hou van je vader…

Mama, zei ik. Het is goed.

Achter ons werd getoeterd. Ze streelde mijn wang, mijn oor, aaide over mijn haar.

Rijden! schreeuwde iemand.

Ze trok op. Een auto haalde ons in en de bestuurder stak zijn middelvinger op.

Moet je jezelf zien, flinke jongen, zei ik.

Wat een dochter heb ik toch, zei ze onder het rijden. Moet je jóú zien. Wat een bijzondere, wat een prachtige dochter heb ik toch.

Ik hield mijn ogen op de weg gericht. Handen in de schaal. Het kwam me wel handig uit dat mijn eigen overlevingsdrang geïnterpreteerd werd als pure edelmoedigheid.

Het was geen tovenarij, zei ik. Je zag er altijd al uit alsof je een knuffel nodig had. Zeg mam, zei ik. Weet je nog dat je ooit gezegd hebt dat Joseph jou leidde? Toen hij nog een baby was?

Ze pakte het stuur steviger vast. Ja, zei ze en haar stem haperde.

Doet hij dat?

Ze veegde haar wang af. Hoe bedoel je? Wie?

Larry, zei ik.

Larry, herhaalde ze. Zijn naam voelde nieuw tussen ons.

Ik keek afwachtend uit het raam. Buurtwinkels en restaurants en gitaarwinkels gleden voorbij.

Niet zoals je broer, zei ze langzaam. Maar hij heeft me wel goed geholpen.

Dan is het goed, zei ik.

Hij is heel aardig.

Ik hoef geen details te horen, zei ik. Maar het is goed.

Ik weet dat het verkeerd is, zei ze weer paniekerig en trok haar schouders op. Ik weet dat ik hem zou moeten opgeven…

Niemand wil dat je hem opgeeft, zei ik.

Thuis laadden we de spullen uit op het grasveld. Een paar dozen met kleren en studieboeken. De overgebleven meubels. De slakom en een paar niet bij elkaar passende vorken en messen en borden.

Ik tilde een doos op. Waar zal ik die neerzetten? zei ik.

In zijn kamer, zei mama uitademend. Alsjeblieft.

Ik strompelde met mijn armen vol naar binnen. Josephs kamer was nu mama’s parttimekamer. Ze sliep daar vaak en zei dat ze zich op die manier dichter bij hem voelde op de momenten dat ze hem erg miste. De kamer lag vol met haar spullen: stapels bloezen, een turquoise badjas, sieraden op zijn bureau, make-up op het nachtkastje.

We liepen heen en weer en stapelden dozen tegen zijn muur.

Mama vond het fijn om naar zijn posters te kijken en wierp graag een blik in de laatjes van zijn bureau, maar het andere onuitgesproken voordeel van Josephs kamer was de eikenhouten deur die ze daar jaren geleden zelf had aangebracht. De deur had een slot en een sleutel, dus ze kon komen en gaan wanneer ze maar wilde, en omdat ze nog steeds uitsliep, wist ik niet meer hoeveel nachten ze thuis sliep. Ik wist niet of mijn vader zich stoorde aan haar nieuwe onafhankelijkheid, maar hij zei er in ieder geval niets over. Ze deden veel aardiger tegen elkaar dan vroeger, zaten op zachte toon te praten, dichter tegen elkaar aan op de bank, maar toch zag ik hem ’s ochtends, als ik wakker werd, vaak voorovergebogen bij Josephs kamerdeur staan en een dienblad met een kop thee op de grond zetten.

Mijn vader scheen nog steeds totaal geen erg te hebben in wat er speelde, maar afgaand op wat ik geproefd had was de gedachte bij me opgekomen dat er binnen in mijn moeder een soort piepklein ziekenhuisje zat en dat mijn vader daar met net zo’n grote boog omheen reed als om de grote ziekenhuizen in de stad.

Hij en ik hadden het er niet meer over gehad waar mijn broer mogelijk heen was gegaan. Geen theorieën meer over ramen en nog eens controleren. Niet langer de op montere toon geuite geruststelling dat we ons veel te veel zorgen maakten. Hij begon te joggen om die rusteloze voeten een doel te geven en soms, een paar uur na het avondeten, stond ik bij de voordeur en zag ik mijn vader in het donker door de buurt rennen, in zijn korte broek en zijn versleten, gescheurde Cal-T-shirt. Als hij het pad op kwam rennen zag ik in de gelige gloed van het verandalicht een roodheid rond zijn ogen die dieper en roder was dan de blos op zijn wangen. Hij had buiten een handdoek over de rand van de bloembak hangen, en hij veegde eerst zijn gezicht af en streek zijn haar glad voordat hij naar binnen liep.

Toen alles was uitgeladen en de pick-up leeg was trok mama me tegen zich aan en gaf me een kus op mijn wang, en ze overstelpte me met zoveel nadrukkelijke dankjewels dat het eens te meer leek te bewijzen hoezeer ze Larry nodig had.

Ik ging naar mijn werk. Zij reed de pick-up naar de houthandel. Wekenlang bleven Josephs dozen onaangeroerd tegen de muren van zijn kamer staan. Mama zei dat ze het niet kon verdragen er een blik in te werpen, dus begon ik ze, uitgesmeerd over een paar avonden toen het steeds langer licht bleef, uiteindelijk maar zelf uit te pakken. Als ik kleren aantrof, waste ik ze, vouwde ze op en legde ze terug in de lege laden. Ik zette de boeken op de plank en de enige pan die hij had gebruikt om mie in te bereiden, kwam bij de andere pannen in het keukenkastje te staan. Ik zette enkele spullen van oma – de slakom, de verstelbare lamp – terug in de zijkamer waar ze ooit begonnen waren. Ik gooide oude etenswaren zoals rijst en pasta weg. Ik liet de Moreheadklapstoelen en -tafel tegen de wanden van zijn inbouwkast staan en vreesde de dag waarop mijn vader of moeder bevangen werd door een spontane aanval van verdriet of paniek en de kringloopwinkel belde om ze weg te geven.

Laat het me weten, zei ik en spoelde het stof van mijn handen. Als jullie ooit iets weg willen geven. Laat het me dan even weten, zei ik.

Ik geef niets weg, zei mijn moeder.

Vanwege dit alles – al die spullen die weer in het huis terechtkwamen, al die kamers die een nieuwe bestemming kregen, al die gesprekken in auto’s, al dat joggen ’s avonds – was het geen goed moment voor hun enig overgebleven andere kind om uit huis te gaan. Het was voor ons noodzakelijk om in hetzelfde huis te vertoeven, dat als een soort controlepost diende of als manifestatie van iets wat blijvend was, en mijn vader hield weliswaar niet echt appel aan de eettafel door eerst een hokje voor mijn moeder en daarna voor mij af te vinken, maar dat was alleen maar omdat hij dacht dat het dan net leek alsof hij niet kon tellen.

Allemaal aanwezig! zei hij regelmatig als we de borden aan elkaar doorgaven.

De smaak van droef en zoet
titlepage.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_000.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_001.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_002.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_003.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_004.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_005.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_006.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_007.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_008.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_009.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_010.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_011.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_012.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_013.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_014.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_015.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_016.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_017.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_018.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_019.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_020.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_021.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_022.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_023.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_024.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_025.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_026.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_027.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_028.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_029.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_030.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_031.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_032.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_033.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_034.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_035.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_036.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_037.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_038.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_039.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_040.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_041.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_042.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_043.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_044.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_045.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_046.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_047.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_048.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_049.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_050.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_051.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_052.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_053.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_054.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_055.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_056.xhtml