21
Toen Joseph geboren werd verscheen mijn moeders beste vriendin Sharlene, die met dat golvende geelbruine haar die in hun studententijd al die overheerlijke Frans-Tunesische feestmalen met lamsstoofschotel en aubergine-tomatentaart klaarmaakte, precies op tijd op de kraamafdeling in een lindegroen T-shirt waarop Babyteam stond. Papa zat buiten. Oma bleef in Washington.
Sharlene ving mijn waggelende moeder op als een bal die haar werd aangespeeld en stond haar urenlang perfect bij – opgewekt, liefdevol, geconcentreerd, en had alles onder controle – maar Joseph, die tevreden opgerold in de warme baarmoeder lag, was minder gemotiveerd om op tijd te komen. Na haar vijf uur lang verhit te hebben bijgestaan, sleepte Sharlene zich zo rood als een kreeft in haar doorweekte, inmiddels jadegroene T-shirt naar de telefooncel in de hal om zich uitgebreid te verontschuldigen tegenover haar baas bij het cateringbedrijf waar ze werkte. Mama vloekte zo hard dat je haar in de gang kon horen. Zodra Joseph zijn hoofd naar buiten stak, krijsend, levend, blauwig, kronkelend, kuste Sharlene mijn moeder op haar voorhoofd, zei gefeliciteerd, geweldig gedaan, gezegend is de dag, en smeerde hem toen om ergens in de stad champignons te gaan vullen.
De dokter liep weg om bij een andere patiënt te kijken. De verpleegster knipte de navelstreng door en begroef haar gezicht in tulpen en rozen.
Toen ze de baby eenmaal goed vasthad zwaaide mijn moeder langzaam haar benen over de rand van het bed. Haar lijf deed pijn. Ze stapte uit bed en sjokte moeizaam naar het raam, waar ze het dekentje omhooghield en stil toekeek terwijl een piepkleine papa op en neer sprong. Hij stak een sigaar op. Hij maakte een vreugdedansje. Het leek op de stomme film-versie van haar leven. Hij herhaalde dat kunstje een paar keer tot hij scheel keek van vermoeidheid, wierp haar toen een paar kushandjes toe en ging naar huis om alles in orde te brengen. Mama werd helemaal alleen gelaten met haar zoon. Het was een eenpersoonskamer. En ondanks de gillende vrouwen in de buurt en het geklik en gepiep van machines, vertelde ze me dat de afdeling toen leeg leek te lopen, dat er een stilte leek neer te dalen. Er ontstond een moment van tijd en rust waarin mama en de pasgeboren baby enkele uren samen hadden en elkaar alleen maar in de ogen keken. Zijn ogen ongefocust en nieuw, de hare vermoeid, eenzaam en peinzend.
Ze vertelde me dit verhaal voor de eerste keer toen ze mijn haar uitkamde na mijn wekelijkse douchebeurt. Ik was een jaar of zeven, acht. Ik keek bij hem naar binnen, zei ze en haar stem stierf weg. Ik zag, zei ze. Ze liet het hoofd hangen. We zaten samen op de grond in de badkamer, op de pluizige lavendelkleurige badmat en ze had mijn haar met een handdoek drooggewreven en hield de kam hoog boven mijn hoofd, klaar om de klitten er met zachte hand uit te kammen. In navolging van mijn moeder had ik mijn haar zo lang mogelijk laten groeien, tot aan mijn stuitje, en het was altijd een zware klus om het te wassen met shampoo en crèmespoeling, het handdoekdroog te maken, het uit te kammen, en het als ik geluk had, te föhnen.
Ze was op haar best met een activiteit en ik koesterde die momenten met haar, wanneer ik als een kuikentje werd verwarmd door de oranjerode spiralen van de badkamerverwarming. Dit soort momenten met mama betekende dat ik vaak verhalen over mijn broer moest aanhoren, maar het was de moeite waard. Daar kwam nog eens bij dat ik mijn eigen mooie verhaal had. Ze vertelde dat toen ik werd geboren, ik na een paar minuten al had gelachen hoewel de dokters heel stellig hadden beweerd dat zuigelingen niet konden lachen. Je grinnikte! zei ze tegen me en begon de plastic tanden van de kam door mijn haar te halen, lijnen over mijn hoofdhuid te trekken. Een volle lach vanuit je buik! zei ze.
Echt?
Echt, zei ze. Ze trok de kam naar beneden en ving de druppels water die zich aan de punten vormden op in de handdoek, en terwijl ze dat deed zakten haar schouders weer omlaag met een gracieuze beweging. Ze wierp een blik door de badkamerdeur die op een kier stond.
Joseph, zei ze.
Ik wachtte, druipend.
Joseph, zei ze, zag de hele wereld.
Haar hand stopte halverwege mijn haar.
Als baby? zei ik.
Hij was als een piepkleine profeet in de gedaante van een baby, zei ze.
Ze huilde niet als ze dit verhaal vertelde, maar haar stem klonk wel zachter, nederiger. Als Joseph het verhaal hoorde, liep hij meestal de kamer uit. We werden onmiddellijk verliefd op elkaar, vervolgde mama. Letterlijk, binnen enkele seconden! Boem! Ze glimlachte naar hem en hij liep dan de kamer door, deed er niet toe welke kamer, ging naar zijn eigen kamer en deed dan zachtjes de deur achter zich dicht. In mijn herinnering liep hij zo door iedere kamer in het huis alsof het enige waarmee mijn moeder zich bezighield het steeds opnieuw vertellen van het verhaal over zijn geboorte was. In werkelijkheid heeft ze het waarschijnlijk maar een paar keer verteld, maar als ik mijn herinneringen aan mij voorbij liet trekken, zag ik hem door de keuken lopen, door de tv-kamer, de badkamer, mijn slaapkamer, de voortuin, en zat mama om een of andere reden bij mij – om mijn haar te doen, me met mijn huiswerk te helpen, in het trouwalbum te bladeren – en liep hij plompverloren weg zonder een reactie te geven.
Ik wist, zei mama, dat hij mij zou leiden.
Josephs deur viel zachtjes in het slot.
Ze wikkelde de handdoek om mijn hoofd en drukte de stof tegen mijn schedel.
En ik? vroeg ik.
Jij wat, schatje? vroeg ze.
Leid ik jou ook?
O zeker, zei ze en droogde mijn oren. Jullie allemaal! Jullie helpen me voortdurend, natuurlijk!
Toen mijn haar bijna droog was en goed was doorgekamd, ging ze op haar gemak aan de slag met de drie vochtige slierten aan weerszijden, met haar vaardige precieze vingers, en maakte ze een Franse vlecht die hoog op het hoofd begon. Onder het eten voelde ik met mijn vingers aan de bobbels in mijn haar en probeerde Josephs blik te vangen om te zien wat er zo speciaal was aan zijn ogen, maar ze schoten alle kanten op. Wat is er nou? zei hij toen ik het bleef proberen. Wat moet je van me?
Ik probeer me te laten leiden door jouw ogen, zei ik.
Hij deed zijn ogen dicht. Langgerekte hemellichamen met bleke oogleden, zwarte wimpers aan de randen.
Mijn oogleden zijn mijn eigen privégrot, mompelde hij. Waar ik heen kan gaan wanneer ik maar wil.
Hij at de hele maaltijd met gesloten ogen en zonder ook maar iets te morsen. Mama dacht dat hij de smaak van haar eten intenser probeerde te ervaren, dus deed zij ook haar ogen dicht en concentreerde zich. Ja, zei ze en bracht haar vork naar haar lippen. Mmm, het klopt. Zo proef ik de tijm veel beter, zei ze.
Papa keek me aan en schudde zijn hoofd.
We kunnen jullie zien hoor, zei ik, maar ze schenen ook niets te horen.