3

Ik woonde met mijn ouders en broer in een van de vele wijken waarin Los Angeles verdeeld was, op een kwartier rijden van een netwerk van snelwegen, ingeklemd tussen Santa Monica Boulevard en Melrose Avenue. Onze buurt, die aan de noordkant werd begrensd door Russische delicatessenwinkels en aan de zuidkant door beroemde vintagewinkels, was vooral een woonwijk waar gezinnen woonden, Oost-Europese immigranten en scenarioschrijvers die in de grote appartementsgebouwen aan de overkant van de weg woonden, en die vaak veel moeite hadden om hun script aan de man te brengen. Als ik ’s middags van de bushalte naar huis liep stonden ze buiten op het balkon een sigaret te roken, en ik wist altijd dat iemand werk had gekregen als de verhuiswagens er stonden. Dat, of ze waren door hun spaargeld heen.

In onze straat in Willoughby was het ’s nachts rustig maar ’s morgens zoemden de bladblazers, startten de buren hun auto en kwamen de snelwegen tot leven. Ik werd wakker van de ontbijtgeluiden in de keuken. Mijn vader stond als eerste op en tegen kwart over zeven stond hij zijn koffiekop al in de gootsteen af te wassen, neuriënd en met water spetterend. Hij neuriede liedjes waar ik nog nooit van had gehoord en straalde een vroege-ochtendenergie uit die tegen de tijd dat ik hem ’s avonds om zeven uur weer terugzag, was weggeëbd en had plaatsgemaakt voor een onvervalst verlangen naar televisiekijken.

Als hij wegreed naar zijn kantoor in het centrum drukte hij altijd heel even op de claxon. Toet! Hij zei nooit dat hij het zou doen en hij vroeg er nooit iets over, maar ik wachtte diep weggedoken in mijn bed, en als hij toeterde stond ik op.

Goedemorgen. Er was niets loos met mijn maag.

Na het ontbijt, een milde en onschadelijke meergranenreep, schonk ik een glas water in voor mijn moeder, liep op mijn tenen haar slaapkamer binnen en zette die zorgvuldig op het nachtkastje.

Alsjeblieft, fluisterde ik.

Dank je wel, zei ze, met haar ogen half dicht en haar haar in een brede waaier over het kussen. De kamer rook warm, naar diepe slaap en cocons. Ze trok me naar zich toe en drukte een kus op mijn wang.

Je lunch staat in de koelkast, mompelde ze en ging op haar andere zij liggen.

Ik sloop de kamer uit. Joseph en ik pakten onze spullen en liepen in ganzenmars over Willoughby naar Fairfax. De hemel had een krachtige diepblauwe kleur. Onder het lopen schopte ik steentjes weg en besloot dat het gedoe met het eten van de dag daarvoor een eenmalige vervelende gebeurtenis was geweest. Ik was van plan er een goede dag van te maken. Het bestuderen van vuurvliegjes stond op het programma en misschien een tekening maken met pastelkrijtjes. Eddie Oakley nam zijn min of meer gebruikelijke proporties weer aan in de afdeling verontwaardiging in mijn hoofd. De ochtend begon al warm te worden – op het nieuws hadden ze een ongebruikelijk warme lenteweek voorspeld, tot in de dertig graden.

Bij de bushalte stonden we een meter van elkaar. Ik bewaarde wat afstand omdat Joseph me voornamelijk als irritatie zag, een soort zusteruitslag, maar terwijl we daar stonden te wachten deed hij een paar stappen naar achteren tot hij vlak naast me stond. Ik zoog mijn adem naar binnen.

Kijk, zei hij en wees naar boven.

In de hemel, heel in de verte, hing een flinterdun schijfje witte maan boven een rij bomen.

Zie je dat daarnaast? zei hij.

Ik tuurde. Wat?

Dat stipje, rechts ervan? zei hij.

Ik kon het ontwaren als ik heel goed keek: een speldenknop licht, nog zwakjes zichtbaar aan de ochtendhemel.

Jupiter, zei hij.

Die grote joekel? vroeg ik, en heel even verdween de rimpel van zijn voorhoofd.

Niemand minder, zei hij.

Wat doet die daar?

Gewoon op bezoek, zei hij. Alleen vandaag.

Ik bleef ernaar staren tot de bus eraan kwam, bad tot het stipje alsof het God was, en net voordat Joseph naar voren stapte, raakte ik even zijn mouw aan om hem te bedanken. Ik zorgde ervoor dat het het deel was dat niet zijn arm raakte, zodat hij zich niet met een ruk geërgerd zou omdraaien.

In de bus ging hij een paar rijen voor me zitten en ik ging achter een meisje zitten dat weggedoken in haar kraag een popliedje zong. De kinderen om ons heen lieten hun kauwgom klappen en schreeuwden grappen naar elkaar, maar Joseph zat doodstil, alsof hij zich door alles belaagd voelde. Mijn grote broer. Wat ik van zijn profiel kon zien was klassiek: rechte neus, hoge jukbeenderen, zwarte wimpers, lichtbruin golvend haar. Mama noemde hem een keer knap en dat had me versteld doen staan omdat hij niet knap kon zijn, maar toch, als ik naar zijn gezicht keek, zag ik dat hij fraai gevormde gelaatstrekken had.

Ik zat rustig door het met nachtvlinders aangekoekte raam naar buiten te kijken en volgde het Jupiterstipje op onze rit in zuidelijke richting. Onder me schoten kleine auto’s op Fairfax voorbij. Bij een rood licht knikte ik even tegen een oudere vrouw die met krulspelden in het haar achter het stuur zat. Zwaaide ik naar een man in een motorpak die op zijn beurt teruggroette door zijn pink en wijsvinger op te steken. Ik keek naar Josephs achterhoofd, wilde hem erop wijzen. Hij zat in zijn leerboek te lezen. In gedachten vertelde ik het hem. Hij moest lachen en keek.

We kwamen zonder incidenten aan, er was vier keer naar me gezwaaid, en Joseph stapte uit en liep de steeg in die naar de middenbouw van zijn eigen school leidde. Ik liep over de geasfalteerde speelplaats naar de derde klas.

Rekenen, lezen, rustuurtje, tekenproject hemel tekenen met pastelkrijt. Speelkwartier. Handbal. Twee punten. Kartonnetje melk. Geschiedenis, spellen. Lunchpauze.

Ik bracht de lunch door naast de porseleinen bak van het drinkfonteintje, dat half verstopt zat met roze kauwgom, en nam steeds een slokje warm, naar metaal smakend water dat door oude, in de jaren twintig aangelegde leidingen stroomde, goot roest en fluoride in mijn mond en probeerde mijn boterham met pindakaas uit te wissen.

De smaak van droef en zoet
titlepage.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_000.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_001.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_002.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_003.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_004.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_005.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_006.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_007.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_008.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_009.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_010.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_011.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_012.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_013.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_014.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_015.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_016.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_017.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_018.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_019.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_020.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_021.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_022.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_023.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_024.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_025.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_026.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_027.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_028.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_029.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_030.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_031.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_032.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_033.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_034.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_035.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_036.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_037.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_038.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_039.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_040.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_041.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_042.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_043.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_044.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_045.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_046.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_047.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_048.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_049.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_050.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_051.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_052.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_053.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_054.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_055.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_056.xhtml