5

Na de lunch stuurde de onderwijzeres me naar de verpleegster.

Op woensdagmiddag bestudeerden we de natuur. In de derde klas ging het in de natuurkundeles over insecten en ik had erg uitgekeken naar de les over vuurvliegjes, maar tijdens de lunch was mijn stemming drastisch omgeslagen en zodra we weer terug waren in de klas legde ik mijn hoofd op mijn tafeltje. Dat was niet mijn bedoeling. Het was of iemand een magneet aan mijn voorhoofd had bevestigd en vervolgens een andere magneet in mijn schrift had verstopt. Daar moest mijn hoofd naartoe.

Mijn onderwijzeres hield halverwege haar verhaal op.

Doe je ogen dicht, jongens en meisjes, riep ze, en stel je voor dat je een vuurvliegje bent, vliegend en opgloeiend in de duisternis van de nacht.

Toen liep ze naar mijn tafeltje, knielde naast me en vroeg of het wel goed met me ging. Ik zei dat ik dacht dat ik ziek was en mijn vriendin Eliza, die naast me haar verbeelding liet werken, deed één oog open en vertelde dat ik de hele lunchpauze bij het drinkfonteintje had gezeten.

Ze had heel, heel veel dorst, fluisterde Eliza.

Komt het door de hitte? vroeg de onderwijzeres.

Ik denk van niet, zei ik.

Ik stond bij haar lessenaar toen ze haar handtekening zette op een pasje met mijn naam erop. Terwijl mijn klasgenoten hun armen uitstaken bij wijze van vleugels liep ik door lege gangen, langs oude trofeeën en schilderijtjes van huizen naar de openstaande deur van het ziekenzaaltje, waar ik met mijn pasje in de hand geklemd bleef staan wachten. Ik was nog nooit bij de verpleegster geweest. Ik was zelden ziek. Ik deed nooit alsof.

Binnen zat een vrouw in een gele katoenen bloes achter een versleten grenenhouten bureau stapels oranje en roze mappen door te nemen. Ik hield mijn pasje omhoog en ze gebaarde dat ik binnen mocht komen.

Een momentje, zei ze, en krabbelde iets op een stukje papier.

Ik had die verpleegster al eens eerder gezien op schoolbijeenkomsten, meestal bij iemand die iets gebroken had. Zij was de hoedster van de gebroken botten. Ze ging niet in het wit gekleed, maar ze had zacht uitziende armen en om haar ene pols droeg ze een horlogebandje van bordeauxrode zijde. Nadat ze nog twee dossiers van commentaar had voorzien keek ze naar mij, gezeten in de enige vrije stoel die daar stond. Het zoveelste zieke kind in een lange rij van zieke kinderen.

Vertel eens, wat is er aan de hand, lieverd? zei ze terwijl ze een thermometer pakte en die afschudde.

Ik greep mijn ellebogen vast en dacht na.

Heb je het warm?

Nee, zei ik.

Heb je een verstopte neus?

Ik snoof de geur op. De kamer rook vaag naar medicijn met kersensmaak. Ik keek weer naar haar zachte ellebogen, het donkerrode lint van haar horlogebandje. Die armen waren voor mij het eerste teken van vertrouwen.

Het eten smaakt vies, zei ik toen.

Dat was niet helemaal waar – tijdens de lunch had ik een best lekkere appel gegeten. Het kartonnetjes melk tijdens het speelkwartier smaakte prima. Maar bij de rest – de taart, de kipschotel, de zelfgemaakte brownie, de hunkering in de boterham met pindakaas – had ik in meer of mindere mate datzelfde angstige gevoel ervaren.

Wat is er vies aan? vroeg de verpleegster en liet haar ogen over mijn lichaam gaan. Denk je dat je te dik bent?

Nee, zei ik. Hol, zei ik.

Ze zette een nieuw velletje papier vast op een klembord. Denk je dat je hol bent?

Ik niet, zei ik, moed puttend. Het eten. Alsof er een gat in het eten zit.

Gat in eten, schreef ze langzaam op het vel papier. Ik zag dat ze een vraagteken aan het eind plaatste. Boogje, streepje, tussenruimte, punt.

De lucht in de kamer werd dunner. Ze nam mijn temperatuur op. Ik deed mijn ogen dicht en stelde me voor dat ik een vuurvliegje was: vliegend en opgloeiend in de duisternis van de nacht. Normaal, zei ze toen ze na een minuut de zijkant aflas. Dus… je vindt echt niet dat je te dik bent?

Nee, zei ik.

Ze worden steeds jonger, zei ze, alsof ze me dat in herinnering wilde brengen.

Maar ik eet, zei ik.

Dat schreef ze ook op haar klembord. Zegt dat ze eet. Mooi, zei ze. Hier.

Ze gaf me een papieren bekertje water. Het water kwam zogezegd uit een bergbron maar het had wekenlang in plastic gezeten en dus was het alsof ik vloeibaar plexiglas dronk, met ergens binnenin een vleug van een berg.

Kijk eens aan, lieverd, zei ze.

Ik knikte. Ik wilde nog steeds heel erg graag meegaand zijn.

Zo, smaakte dat niet lekker? zei ze, en ze veegde de thermometer met een in alcohol gedoopt doekje af.

Water is belangrijk, zei ik, en ik klemde het bekertje in mijn handen. We moeten het drinken, anders gaan we dood.

Net als eten, zei ze.

Ik vind eten lekker, zei ik iets harder.

Drie maaltijden per dag?

Ja.

En steek je weleens je vinger in je keel?

Nee.

Of neem je pillen om naar de wc te kunnen? vroeg ze met opgetrokken wenkbrauwen.

Ik schudde mijn hoofd. De ventilator begon te zoemen en de airconditioner sloeg aan. Ik voelde dat de tranen zich weer in mijn keel verzamelden, maar ik duwde ze uit elkaar, weg van elkaar. Tranen vormen alleen een bedreiging als ze met een heleboel zijn.

Goed, zuchtte ze. We gaan het een paar dagen aankijken, zei ze. Ze legde haar klembord opzij.

Is dat het?

Dat is het, zei ze glimlachend.

Geen medicijn?

Neu, zei ze. Je lijkt me gezond.

Maar wat ís het dan? vroeg ik.

Ze draaide het horloge om haar pols recht en haalde haar schouders op. Ik weet het niet, zei ze. Misschien een allergie?

Voor eten?

Of, zei ze, misschien een levendige fantasie?

Ik pakte het pasje op. De rest van de dag strekte zich lang voor me uit.

Rust maar een beetje uit en over een paar dagen laat ik je weer komen, zei de verpleegster terwijl ze mijn papieren bekertje weggooide. Doe maar rustig aan. Gaat thuis alles goed?

Thuis? zei ik. Ja, waarom?

Gewoon, zei ze, en ging weer in haar stoel zitten. Ze trok een kanariegeel gebreid vest over haar schouders. Soms is het besmettelijk, zei ze.

De smaak van droef en zoet
titlepage.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_000.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_001.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_002.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_003.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_004.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_005.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_006.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_007.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_008.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_009.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_010.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_011.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_012.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_013.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_014.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_015.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_016.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_017.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_018.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_019.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_020.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_021.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_022.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_023.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_024.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_025.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_026.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_027.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_028.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_029.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_030.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_031.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_032.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_033.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_034.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_035.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_036.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_037.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_038.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_039.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_040.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_041.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_042.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_043.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_044.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_045.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_046.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_047.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_048.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_049.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_050.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_051.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_052.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_053.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_054.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_055.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_056.xhtml