14

Er zijn jaren die eruit springen. Een zo’n jaar was toen ik negen was. Een ander twaalf. Een derde zeventien. Mijn broer gebruikte millimeterpapier om getallenreeksen om te zetten in diagrammen. Ik beschouwde die jaren als een reeks van drie, maar geen reeks die ik op die piepkleine vierkantjes zou willen uitzetten. Ik wist niet welk opschrift ik die grafiek dan zou geven, hoe ik de x-as en de y-as zou moeten noemen. In plaats daarvan staan ze in mijn gedachten dicht bij elkaar, als een code van een hangslot dat aan een kluisje zou kunnen hangen. Het is een verwarrend mechanisme, maar met alle drie de cijfers op de juiste plaats, keurig op een rij achter het merktekentje, klikt er iets in het slotje en wordt er iets gedeblokkeerd.

In films komt een verhouding vaak aan het licht door spioneren bij motelramen of door lippenstiftvlekken op een witte overhemdkraag. Ik was twaalf toen ik op een koele februariavond met mijn familie rosbief en aardappels zat te eten, en ik zo’n opduvel van schuldgevoel en romantiek in de eerste hap proefde dat ik meteen wist dat ze iemand had leren kennen. Hele golven ervan, in het vlees en de zelfgemaakte saus van zure room en zorgvuldig fijngehakte flintertjes bieslook. O! zei ik. Ik dronk een heel glas water op. Ah! zei mijn vader en slaakte een vergenoegde zucht. Rosbief, prevelde hij, en hij gaf een klopje op zijn buik. Mijn lievelingsgerecht. Ik stond op en pakte fabrieksketchup om de smaak te maskeren, terwijl Joseph bladzijden van zijn boek omsloeg en mama zich een glas wijn inschonk. Lekker? vroeg ze. Ik wierp een blik in haar richting. Het klopte: ze zag er de laatste tijd beter uit, ging leuker gekleed, zag er wat gelukkiger uit, droeg haar haar in een paardenstaart met een kleurige haarband erin, armbanden aan beide polsen. En er vonden de laatste tijd trouwens allerlei nieuwe ontwikkelingen plaats: Joseph had zich voor een aantal universiteiten ingeschreven en hoopte uit huis te kunnen en samen met George een studentenkamer aan de Caltechuniversiteit te bemachtigen. Mama had het er vaak over dat ze hem heel erg zou missen, maar daar reageerde hij niet echt op, en telkens als er een doos werd bezorgd, meestal afkomstig van oma, maakte Joseph die leeg en nam die mee naar zijn kamer om er spullen in te doen. Maanden van tevoren had hij de helft al ingepakt. Als hij op zijn kamer had mogen eten had hij het gedaan, maar papa stond erop dat we met z’n allen aan tafel zaten.

Ik heb ergens gelezen, zei papa terwijl hij zijn servet op zijn schoot uitspreidde, dat gezinnen die samen eten gelukkiger zijn.

Ik denk dat die gezinnen ook met elkaar praten, zei ik.

Mama, die achter ons stond en groenten opschepte, lachte.

Het was waar: onze maaltijden, waarbij we altijd aan tafel zaten, omlijst door gebloemde keukengordijnen en dampende ovenschotels, verliepen in die tijd bijna altijd in stilte tenzij mama zin had om de laatste nieuwtjes en roddels in de meubelwereld te vertellen. Papa praatte niet veel over zijn werk: ik laat het werk op het werk achter! was zijn mantra. Maar na het eten zette hij zijn bord in de gootsteen en liep meteen door naar de slaapkamer om wat telefoontjes te plegen, en vaak werkte hij tot tien, elf uur door tenzij ik zachtjes op de deur klopte en de naam van een tv-serie zei, als het lokaas van een visser die een onwillige tonijn wil binnenhalen. Ook al was ik toen nog maar tien, als ik de naam van de serie met genoeg nadruk zei kreeg ik hem wel zover dat hij de stapel papier opzijschoof en kwam kijken. Als ik heel stil was stuurde hij me niet naar bed. We hadden een soort verstandhouding: zolang ik me niet als kind profileerde zou hij zich niet als ouder opstellen, en een uur lang hoefden we allebei even niet onze rol te spelen.

Hij hield alleen van ziekenhuisseries. Van rechtbankdrama’s werd hij chagrijnig.

Omdat hij nu een puber was vond Joseph het prettig om onder het eten te lezen, zodat hij meestal een boek mee naar tafel nam dat hij op zijn schoot legde en waar hij tussen de happen door naar tuurde. Vaak een schoolboek, soms een thriller. Beide ouders hadden het opgegeven hem daarvan af te houden omdat hij, toen ze een boek uit zijn handen hadden gerukt, met zo’n verontrustende blik in de ruimte had zitten staren, dat we het liefst een zak over zijn hoofd hadden willen trekken. Soms, als hij geen boek had, zette ik om zijn ogen iets te doen te geven de zijkant van een cornflakesdoos voor zijn neus, en zijn ogen gleden er dan overheen en hechtten zich aan de woorden, alsof ze alleen maar door de lucht konden dwalen en zweven tot woorden en getallen hen weer terug naar onze wereld trokken. Tegen de tijd dat hij een jaar of zeventien was kende hij de vitaminesamenstelling van allerlei dozen cornflakes ongetwijfeld uit zijn hoofd, en als ik hem had gevraagd hoeveel procent niacine er in een portie Cheerios zat zou ik niet verbaasd hebben gestaan als hij de getallen net zo precies kon oplepelen als zijn eigen lengte en gewicht.

Deze avond zat hij voorovergebogen voor waarschijnlijk de twintigste keer de algemene informatiefolder over wonen op de campus van Caltech te lezen. Hij had geen oog voor de studiegids zelf, maar scheen veel meer geïnteresseerd te zijn in de studentenhuizen. Mama schonk zich nog eens in. Ze zag dat ik naar haar zat te kijken en knipoogde even.

Ik zei niets aan tafel omdat ik druk bezig was deze maaltijd te overleven. Na het voorval op de eerste hulp had ik geen zin meer anderen deelgenoot te maken van mijn ervaringen. Je probeert het, iedereen denkt dat je knettergek bent, en je duikt onder. Er is een soort vertoning die een kind voor zijn ouders opvoert – een vertoning van pijn, in een poging iets duidelijk te maken, en met mijn gehuil, met dat wanhopige, snotterende, afschuwelijke geklauw aan mijn mond had ik gehoopt iets over te brengen. Was het overgekomen, was er iets van overgekomen? Nee dus.

Ik was een vriendelijk meisje toen ik acht was; op mijn twaalfde kon ik geen moment stilzitten en was ik altijd ergens anders met mijn gedachten. Ik deed mijn huiswerk en deed mee met balspelen als het kon. Mijn mond – altijd actief en alert – kon in het product of het vlees dat ik at nu zo’n veertig tot vijftig staten herkennen. Ik had er een gewoonte van gemaakt het spoor van die verder weg liggende elementen op mijn bord te volgen, en iedere avond tijdens het eten kwam er onder het kauwen een kaart van de Verenigde Staten mijn hoofd binnendrijven, en die gebruikte ik om de nuances in het peterselietakje, het sinaasappelpartje of de gebakken aardappel naar respectievelijk Florida, Californië en Kansas te volgen. Soms kon ik de herkomst van eieren tot op het gewest bepalen. En ondertussen luisterde ik naar mijn moeder die het over het timmerwerk had of gaf ik een harde klap op de fles ketchup. Het was een prima spel voor mij, want het slokte een stukje van mijn aandacht op en wist me tegelijkertijd af te leiden van de veel sterker aanwezige en veel lastiger invloed van de stemming van degene die het eten had bereid en die alom voelbaar was. Ik luisterde half naar het gesprek terwijl ik het vlees in stukjes sneed, en de rest van de tijd volgde ik vrachtwagenroutes over de snelwegen van Amerika, met een achterbak vol gele uien. Als ik met mijn moeder naar de supermarkt ging, controleerde ik of ik al mijn antwoorden goed had, en tegen de tijd dat ik twaalf werd kon ik in minder dan vijf seconden een sinaasappelpartje uit Californië onderscheiden van een sinaasappelpartje uit Florida omdat het partje uit Californië ronder smaakte vanwege de woestijnbodem en het heldere, pittig smakende water van een wijdvertakt irrigatienetwerk. Dat alles hield me erg bezig. Ik had heel weinig bij te dragen aan het gesprek.

Maar mijn moeder praatte wel. Als ze eenmaal aan tafel zat nam ze een paar slokken wijn om warm te lopen en leunden wij allemaal naar voren om de ruimte op te vullen. We waren dankbaar voor de afleiding die zij ons bood. We dobberden in en uit haar verhalen terwijl haar hand lichtjes op de ronde schouders van de wijnfles rustte. Ze vertelde ons alles over het meubelmakersbedrijf dat erin geslaagd was haar belangstelling vast te houden en zelfs te doen toenemen. In vier jaar tijd had ze veel geleerd en ze vertelde over schrijnwerk en frezen, en waar je op moest letten als je met een cirkelzaag een plank doormidden moest zagen en de triomf die je daarna voelde. Over de verschillen in structuur tussen cederhout en sparrenhout. Over pen-en-gatverbindingen, deuvelverbindingen en dwarsbalken. Ze vertelde ons alles over de andere timmerlieden en wat ze van iedereen vond, en op die manier – terwijl ik wanhopig bezig was de dieper gelegen subtiele eigenschappen van de rosbief te determineren, erachter probeerde te komen of het vlees afkomstig was uit Centraal-Californië of uit het zuiden van Oregon – stuitte ik op degene met wie ze een verhouding had.

Bobbie, zei mama, levert niet haar aandeel in het schoonmaken.

Amber, mompelde ze, is een uitstekende timmervrouw maar ze heeft geen visie.

Larry! zei ze, en haar stem krulde omhoog, heeft de nieuwe groepsopdracht bekendgemaakt. Bureaus, fluisterde ze alsof ze het over rozen had.

Ik had half zitten luisteren en was bezig een plakje rosbief af te snijden, nog warm en smakelijk en boordevol gevoel, rundvlees uit Oregon, stelde ik vast, gefokt door biologisch werkende boeren, toen de stijgende intonatie van haar stem volledig overeenstemde met wat ik in mijn mond proefde. Larry, zei de rosbief. Larry. Ik kauwde aandachtig.

Wie is Larry? vroeg ik, en ik nam een slok water.

Joseph sloeg een bladzijde van zijn brochure om. Papa sneed zijn aardappel in keurige plakjes.

Larry? zei mama en keek me met grote ogen aan.

Larry, zei ik. Werkt hij daar ook?

Hij is voorzitter van de coöperatie, zei ze en ging even verzitten in haar stoel, en niemand die ook maar enige luistervaardigheid bezat had de zweem van trots in haar stem verkeerd kunnen interpreteren.

O, zei ik. Voorzitter. Ik spuugde een stukje kraakbeen in mijn servet.

Hoe vind je de rosbief?

Lekker, zei ik. Uit Oregon?

Ik geloof van wel, zei ze. Heb je op de verpakking gekeken?

Nee, zei ik.

We hebben allemaal onze stem uitgebracht, zei ze en schoof een rijtje armbanden langs haar arm omhoog. Ze zei het zoals een jong meisje dat smoorverliefd is, details in een gesprek ter sprake brengt om langer over dat onderwerp te kunnen doorpraten zonder er te veel de nadruk op te leggen of het onder de aandacht te brengen. Geen wonder dat ze daar gebleven was. Joseph nam een flinke teug van zijn fruitsap. Papa veegde zijn bord schoon met de zachte binnenkant van een kadetje. Ondertussen had ik me al zo ver door het vlees heen geworsteld dat het ermee door kon, dus stond ik op en liep naar de voorraadkast waar ik een half pak oudbakken Pringles vond.

Mag ik die? vroeg ik, en ik legde een gekruld zoutje op mijn tong.

Mama liet zich weer op haar stoel zakken. Tieners, zuchtte ze.

Na een paar minuten ging papa van tafel en spoelde zijn bord af. Joseph liep naar zijn kamer waar hij bezig was met iets over elektromagnetisme. Mama haalde een spons over het aanrecht. Nadat ik de rest van de tafel had afgeruimd wikkelde ik het overgebleven stuk rosbief in plastic folie en legde dat in de koelkast voor een paar overspelige sandwiches voor de volgende dag.

Ik moet nog even een boodschap doen, zei mama terwijl de vaatwasser aan zijn zacht brommende wascyclus begon. Ze zei het tegen de lucht, quasinonchalant: papa en Joseph waren allang van tafel, maar ik was net klaar met schoonmaken en stond in de deuropening, en de woorden kwamen op mij terecht. Iets kleins en breekbaars doorboorde mijn keel vanbinnen. Waar ga je naartoe? vroeg ik. Even wat materiaal halen voor het bureau dat ik ga maken, zei ze en gaf me een kus op mijn wang. Mag ik mee? vroeg ik. Sorry Roosje, zei ze. Je moet je huiswerk nog maken. Tot over een paar uur! En ze zeilde de deur uit.

De smaak van droef en zoet
titlepage.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_000.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_001.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_002.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_003.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_004.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_005.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_006.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_007.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_008.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_009.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_010.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_011.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_012.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_013.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_014.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_015.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_016.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_017.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_018.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_019.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_020.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_021.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_022.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_023.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_024.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_025.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_026.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_027.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_028.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_029.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_030.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_031.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_032.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_033.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_034.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_035.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_036.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_037.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_038.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_039.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_040.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_041.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_042.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_043.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_044.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_045.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_046.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_047.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_048.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_049.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_050.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_051.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_052.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_053.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_054.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_055.xhtml
Desmaakvandroefenzoet_split_056.xhtml